Tekst.
Antw. lb., nr. 23, bl. 32, ‘van vrou van Lutsenborch’; - Willems, Oude Vl. liederen, nr. 24, bl. 48, volgens denwelken Lutsenborg (Lutzel-borch) de oude naam is van Luxemburg; - Uhland, Volksldr. 123c; - Hoffmann v.F., Niederl. Volksldr., nr. 8, bl. 36; - Böhme, Altd. Lb., nr. 35, bl. 110. Dr. Kalff, Het lied in de M.E., bl. 210 vlg., bewijst, dat de 15e-eeuwsche Duitsche tekst
‘Was woln wir aber singen’ (‘Die Frau von Weissenburg’, zooals het lied aan den Rijn heette) tot voorbeeld van den Nederlandschen heeft gediend. In Thüringen en in Zwitserland droeg het lied den naam van ‘Hans Steutlinger’. Dit laatste gaf aanleiding tot het lied van ‘Frau von Löwenburg’, dat mede aan den Rijn werd gezongen, terwijl in de Nederlanden het lied van ‘Vrou van Lutsenborch’ bekend was; - Erk u. Böhme, Deutscher Liederhort, I, bl. 360-374, nrs. 102a vlg. deelen de verschillende Duitsche lezingen mede, alsook de Nederlandsche lezing door Böhme in het Duitsch vertaald. De Duitsche tekst, leest men in Deutscher Liederhort, steunt op de legende volgens welke de landgraaf Lodewijk (de Springer), hartstochtelijk op Adelheid de vrouw van den Palzgraaf Frederik verliefd, dezen laatste in 1065 vermoordde; - Böhme, Altd. Lb., brengt ons lied in verband met het lied ‘Frisch auf, frisch auf, meine Knappen gut’ door Kretzschmer, Deutsche Volksldr., 1840, I, nr. 20, bl. 27, ‘als ‘Alt-Niederländisch’, zonder verdere bronopgave gebracht op de melodie van Ps. 147 Souterl., na die wise: ‘Wel op, laet ons gaen riden // en sadelt mi mijn peert’. Dit lied is bloot eene navolging van het stuk met aanvang ‘Wel op, wel op, mijn cnaepjes goet’, onder den titel ‘Van jonc Gherrit ende moi Aeltje’, door Hoffmann v.F., Holländische Volksldr., 1833, nr. 23, bl. 156, zelf gedicht. Snellaert in de door hem gedeeltelijk bezorgde uitgave van Willems' Oude Vl. ldr., nr. 78, bl. 195, teekende daarbij aan, wat H.v.F. niet had gezeid: ‘Volgens H.v.F. is dit overoude lied nog onder het volk in de provincie Holland bekend.’ Eerst in 1852, in het VIIIe deel zijner Hor. Belg. bl. V, maakte Hoffmann bekend, dat dit stuk van hemzelf uitging.