4-6 van het lied: ‘Als al de ekele ripen’, zie hierna; - Willems, Oude Vl. ldr., nr. 68, bl. 175. Dr. Kalff, Het lied in de M.E., bl. 195, noemt het stuk ‘een oud lied.’
In Veelderhande liedekens uit den O. en N. testamente, uitg. 1577 (zie Hoffmann v.F., Niederl. Volksldr., bl. XXIV), en uitg. 1599, vindt men bl. 218 (zie mede Dr. F.C. Wieder, De Schriftuurlijke liedekens, 's-Grav. 1900, Register nr. 538), voor een zesregelig lied ‘Menschen wilt opwaken’ (met zelfden strophenbouw als ‘Och Elsje’, mits herhaling der laatste twee regelen van dit laatste), de wijsaanduiding: ‘De traentjes die sy weende// die deden den ruyter so wee’, aanvang van str. 10 hierboven. Dezelfde stemopgave treft men aan in Hooft's Mengelwerken, Amst. 1704, bl. 642, voor het lied: ‘Wie zoud' er kunnen toomen’ en bl. 655, voor: ‘Hoe diep zijt ghy gezonken’ (uitg. door Dr. F.A. Stoett, bl. 97, 347; 71, 343). Voor het laatste lied vindt men nog eene tweede wijsaanduiding: ‘Ofte: Waren 't alle mijn vrienden’, aanvangsregel der tweede strophe van ‘Het daghet in den Oosten’, tekst B, bl. 120 hierboven.
Misschien mag men daaruit afleiden - Hooft kan echter twee verschillende melodieën bedoeld hebben - dat het lied ‘Och Elsje’ eens op de melodie van ‘Het daghet’ werd voorgedragen, te meer daar de aanvang van str. 9: ‘Dat meisje keerde haer omme’ aan str. 8 van ‘Het daghet’, tekst B, herinnert. Zie nochtans str. 7: ‘Die maecht die keerde haer omme’, enz. van het vijfregelige lied: ‘Als al de ekelen’, hierna, en str. 13: ‘De vrouwe keerd' haar omme’, enz. van het zesregelige lied: ‘Men moeder en me vader’, bl. 71 hierboven. - Het Duitsche lied: ‘Elslein, liebste Elslein’, behoort tot de ‘Schwimmersage’ (‘Die twee conincs kinderen’), en heeft met het lied ‘van moy Elsjen’ niets gemeen.
Op de kleine fiorituur waarmede de melodie (Ps. 4 Souterl.) van ‘Het daghet’ sluit, heeft men aanvankelijk het door de eerste strophe van ‘Och Elsje’ aangeduide refrein kunnen zingen; later heeft men het lied kunnen voordragen op de nieuwere wijs die misschien reeds in de XVIe eeuw was bekend, en die bepaald met een refrein sluit.