Tekst.
Oudt Amst. Lb., bl. 44; - Haerlems Oudt lb., 1716, bl. 42 ‘van Hanselyn’, hierboven weergegeven; - Willems, Oude Vl. ldr., nr. 62, bl. 162; Hoffmann v.F., Holländische Volksldr., nr. 11, bl. 135 en Id. Niederl. Volksldr., nr. 68, bl. 159; - Böhme, Altd. Lb., nr. 32, bl. 104; - Erk u. Böhme, Deutscher Liederhort, I, 63a bl. 222.
In dit lied zoowel als in het lied ‘van den heere van Valkenstein’, zie bl. 116 hierboven, wordt een gevangene door de tusschenkomst van een meisje verlost.
Omwerking door J.J. van Asten, te vinden in Haerlemsche Winterbloempjes, 1651, bl. 161; tekst herdrukt door Le Jeune, Letterkundig overzicht, 1828, nr. 56, bl. 221: ‘Daer zoud een ruitertje vroeg uitrijen’.