Het oude Nederlandsche lied. Deel 1
(1903)–Florimond van Duyse– Auteursrecht onbekend
[pagina 97]
| |
16.
| |
[pagina 98]
| |
4.
Maar 's avonds 't mooi meisje moest slapen gaan,
't moest er wel zestig trappen opgaan,
van ieder trap dat zij opging,
de tranen liepen over haar aanschijn.
5.
.................
't En is voor vader, 't en is voor moeder,
't en is voor zuster, maar 't is voor broeder.
De keizer van Zweden is mijn heer broeder.
| |
Tekst en melodie.
Lootens en Feys, Chants pop. flam. nr. 52, bl. 102. Zie mede Blyau en Tasseel, Iepersch oud-lb., nr. 11, bl. 33, en vgl. Zie mede Hoffmann v.F., Niederl. Volksldr., nr. 73, bl. 166, ‘Daar quamen drie landsknechten’. Deze tekst waarin een jonge ruiter zich in een waardshuis aan het dienstmeisje bekend maakt als de zoon van den ‘hertog van Traveerne’, waarna blijkt dat het meisje zijne zuster is, kan, volgens Dr. Kalff, Het lied in de M.E., bl. 389, in de XVIe eeuw naar het Duitsch zijn bewerkt. |