Journaal. Deel 2, boek 3
(1864)–Anthony Duyck– AuteursrechtvrijVan t’beleg van Oldenzeel ende Oetmaerssen.Terwijle men den viant binnen Enschede den eedt afnam ende dede uyttrecken, vertoogh Sijn Excie mettet heele leger naer Oldenseel, makende vander Noot ende de Vriesen de avantgarde, Engelsen, Duvenvoorde ende Brederode de bataille ende den Graef van Solms ende de Schotten de arrieregarde; daernaer volchde alle de bagagie ende naer dien tgeschut ende amunitien, ende in dier vougen quam Sijn Excie noch voor den middach voor Oldenseel, ende toogh mettet heele leger ten noortoosten vande stadt, van waer hij terstont wech sondt de regementen van Solms ende van Duvenvoorde om naer Oetmaerssen te gaen ende die plaetse mede aen te tasten onder tgebiet des Drosten van Zallant, die de plaetse al te vooren berent ende met ruyteren beset hadde ende in gescrifte mede gegeven was t’appoinctement dat die van Enschede hadden genooten om tselve dien van Oetmaerssen mede te vergunnen so se de plaetse wilden overleveren. De soldaten, die uyt Grol naer Oldenseel waren vertogen, versochten aen Sijn Excie geley, om daeruyt weder te mogen vertrecken, des huer geconsenteert worde, ende togen daerop uyt, twelcke men meynde dat een groote schrick in stadt soude maken. Daernaer logeerde Sijn Excie sijn leger alles bijeen achter een berchsken in t’vlacke velt, te weeten in twesten de Schotten van haer oistwerts de Engelsen, bet op Brederode ende ten westen de Vriesen. Hiernaer sondt hij sijn trompetter aen stadt dselve sommeren ende verthoinen d’exempelen van Brefoort ende Grol, dat se daerop wilden letten ende huer de stadt ende alles watter in is in geen gevaer laten vallen, gemerckt doch geen ontset voorhanden is. So den trompet aen stadt quam, liepen de soldaten, burgers, vrouwen ende kinderen alles op den wal ende hoirden hem tgunt voors. is vermanen, twelcke een teycken van meerder desordre als couragie was, ende naer eenige deliberatie hierop gehouden, verclaerden dat se ter eeren de stadt also niet en conden overgeven, dat Sijn Excie niet lief wesen en soude dat | |
[pagina 396]
| |
eenige sijne soldaten sulcken plaetse also souden overleveren, ende dat hij thuer oick niet ten besten en soude konnen duyden, dat men daerom wat meer om de plaetse soude moeten doen, indien men die begeerde te hebben, wensten Sijn Excie goeden avont, ende baden dat hij dese hare antwoorde ten besten wilde nemen. Daernaer begonden sij seer met musquetten ende geschut te schieten, als of se alleen gesocht hadden haer cruyt tijdelijck te spillen, schooten oick eenige malen in tquartier ende quetsten eenige Engelsen, daerom Sijn Excie eenige musquettiers aen stadt sondt om haer van naerderbij wat te onderhouden ende middelertijt de plaetse te mogen doen besichtigen, ende of wel dese musquettiers op den avont wederom wech gingen, schooten die van binnen evenwel den heelen nacht duer so veel sij mochten. Tgeschut ende amunitie quam op den avont bewesten de stadt om, niet wijt van tquartier, maer omdat een heele canon omstorte en quamen niet dan 6 stucken tot in tquartier. | |
[Den 20en Octobris]Den 20en Octobris was schoen vriesende weder. Sijn Excie sondt vrouch naer Oetmaerssen 4 halve canons met haren toebehoiren, om daermede de stadt te mogen beschieten, hielt voorts sijn leger stille om te mogen hutten, maer die van Oldenseel schooten seer so naer tleger als anders. Tgeschut gecommen wesende voor Oetmaerssen dede den Drost de plaetse sommeren, daerop Otto vanden Sande daerinne leggende ter antwoort gaf, dat hem van wegen den Coning ende Graef Frederick belast was de plaetse te houden ende niet over te leveren; dat hij oick niet soude konnen verantwoorden dselve also over te geven, maer dat men meerder daerom soude moeten doen, ende daernaer dede seer veel schieten, waerom den Drost des nachts de voors. 4 stucken daervooren dede planten ende seer veel in de contrescharpe graven om twater te mogen aflaten, daertoe hij bijnaest noch dien nacht quam. Voor Oldenseel begonsten de Vriesen op den avont te approcheren in t’oisten ontrent de molen ende maeckten daer de 1e batterie ende planten in deselve noch desen nacht 1 heele ende 1 halve canon. De Engelsen, Schotten ende Brederode approcheerden mede ten noortwesten, daer de Schotten de 2e batterie maeckten ende mede 2 stucken inneplanten. Die van binnen dit vernemende schooten den heelen nacht uytermaten seer, dooden eenigen ende quetsten veelen. | |
[Den 21en Octobris]Den 21en Octobris was heel schoen vriesende weder. Men dede hier ende daer op Oldenseel altemet mettet geschut schieten om de approchen te favoriseren, daer tegen die van binnen seer veel wederom schooten. Van gelijcken werden op Oetmaerssen 3 voleen gedaen ende daernaer de plaetse noch gesommeert, die terstont gehoir begonden te geven ende | |
[pagina 397]
| |
eyntelijck aennamen t’appoinctement, twelcke Sijn Excie den Drost in geschrifte mede gegeven hadde, te weten dat se souden mogen uyttrecken met vendelen, wapenen ende bagagie ende beloven in 3 maenden over dese sijde vande Mase niet te dienen, twelcken volgende sij corts daernaer de voors. beloften deden ende uyttogen ende accommodeerden huer met eenige wagens vande stadt, daerinne gevonden worden 2 metale falconnetten ende 2 ijsere stucskens met 800 ℔ cruyts, 2000 ℔ lonten, 4 tonnen meels, 115 scherpen ende eenige andere provisien. In stadt worde geleyt de compagnie van hopman Vermeerten, ende den Drost dede tgeschut terstont weder naer tleger brengen mettet regement van Solms, ende den viant die noch sterck was 120 mannen met sijn trompet geleyden naer Losseren ende den Rijn toe. Tgeschut ende regement van Solms quamen noch desen avont wederom in tleger, maer Duvenvoorde bleef noch voor Oetmaerssen stille om op morgen vrouch te volgen. Op den middach quamen in tleger de cancelaer ende den Heere van Hengel, Gesanten vanden Graef van Benthem, vereeren Sijn Excie met een stuck wijns, 2 ossen, eenige schaepen ende 3 wagens met havere, ende versochten daerbij dat men huer lant so veel mogelijck wilde verschonen. Mette selve gesanten quamen veel hofjonckeren vanden Graef om tleger te sien. Terwijle Sijn Excie aen tafel sadt quamen in tleger de Princesse Wede van Orangie, Graef Hendrick, broeder van Sijn Excie, ende Jonckvrou Brabantine sijn suster, die naer Vranckrijck soude gaen om te huwelijcken metten Heere van La Trimouille voors. ende derwerts geleyt worden bij de voors. Princesse ende Graef Hendrick, indien Sijn Excie ende de Staten des wilden consenteren ende quamen alle te samen om oirlof ende adieu aen Sijn Excie te nemen. Met haer kwamen die vanden raet vanden huyse van Sijn Excie, als Brunincx, Hessels ende Chinscot om tlaeste afscheyt ende de brieven van agreatie van tvoors. huwelijck met Sijn Excie te besoingeren. Noch quamen in tleger Witten ende Rengers te Helm, gedeputeerden der heeren Staten Generael om met Sijn Excie ende de gedeputeerden vanden Rade van State te helpen delibereren op tvoorder beleyt vanden leger, ende te bevoorderen dat tot vervallinge vande costen van dien bij die van Munster (die geen cleyn prouffijt bij dese victorien souden doen) mede een goede somme mocht gefurneert worden in conformiteyt van t’geene Sijn Excie dselve al van voor Brevoort duer last der heeren Staten Generael hadde aengescrevenGa naar voetnoot+. Sijn Excie verstaende de | |
[pagina 398]
| |
comtste vande voors. Princesse ende anderen, stondt van tafel op ende ging haer tot aenden wagen toe entegen, ende dede daernaer van nieus de spijse wederom aen tafel rechten. De Princesse toogh tegen den avont naer thuys van een edelman Twickel genaemt, leggende op den wech van Dennecam ende ging daer logeren. Des nachts dede men eenige gabions planten in twesten vande stadt om daer een 3e batterie te maken tot 6 stucken. Men dede mede gabions planten voor de Bisschoppoorte om aldaer de 4e batterie te maken, wesende de meyninge een bresche te schieten op deselve poorte ende mette 3e batterie bresche te maken op twee flancskens ofte cleyne bolwercken ten westen op de uyterwalle leggende, maer omdat d’aennemers van alsulcke wercken dickwils veel willen winnen ende daerom de werckers weynich geven, die dan geen groot gevaer willen staen, blijven sulcke periculeuse wercken dickwils onvolmaeckt als in desen geschiede, want omdat vande stadt seer geschooten werde, liepen de werckers wech ende de korven bleven ongevult, hoewel naderhant de ingenieurs dese aennemers noch so favoriseerden, dat se huer noch meer toeleyden als sij bedongen hadden, niettegenstaende sij veel min korven hadden gevult. Men hadde voorts gemeynt twater ten westen vande stadt aen t’overloop af te laten, maer omdat de Schotten in plaetse van met huere loopgrave derwerts ende naer de stadt toe te loopen, vande stadt afliepen, en const men tselve niet bequamelijck doen. Nietemin namen eenige maetroesen aen sulcx te doen ende groeven een gat in de contrescharpe, in meyninge des anderen daechs daerinne te blijven ende de duersteeckinge met gemack te doen. Desen dach worde t’rantsoen vanden lieutenant Brouchuysen gemaeckt op 500 france croonen, vanden vendrech Boetseler op 200 france croonen ende vanden Drost op 300 france croonen, vanden vendrech Blanckfoort op ... Den capiteyn Gardot en werde sijn rantsoen niet gemaekt, omdat hij een particulier gevangen was vanden vendrech vanden Graef van Hohenloe, | |
[pagina 399]
| |
ende dat Sijn Excie hem wilde ophouden, tot dat Claes van Geffen, lieutenant vanden Heere vander Merwe, ende Gillis de Muller onder Herauguier dienende, in Brabant gevangen, mede gelost ofte op rantsoen gestelt souden wesen. | |
[Den 22en Octobris]Den 22en Octobris was schoen vriesende weder. Men schoot altemet op de stadt ende men prepareerde vast de loopgraven, om ware het mogelijck op morgen te mogen schieten, maer die vande stadt gewaer wordende uyt eenich cloppen, dat men doende was om twater of te steecken, hebben twee gewapende mannen uyte Dornigerpoorte gesonden, die de bootsgesellen in tgat overvielen ende den eenen so quetsten, dat hij voor doot bleef leggen (hoewel hij naderhant mede noch wech quam) d’andere twee worden mede gequetst, maer ontliepen het metten vierden. Ende of wel dese 2 mannen uyte stadt commende een grooten wech te voeten toe bloot mosten gaen alleer aen tgat ofte weder in stadt te commen, hebben nochtans de Schotten duer onverstant ofte anders niet getracht dselve met schieten af te weeren ofte den wech af te snijden, des sij nochtans alle beyde seer wel hadden konnen doen. Tregement van Duvenvoorde mede wedergekeert wesende, ging met dat van Solms logeren bewesten de stadt tegenover de Dornigerpoorte. In tleger quamen gedeputeerden van Overijssel om bij Sijn Excie tvervolch vande victorien te doen naer trachten ende dit quartier nu vrij te maken. Op den naernoen tooch Sijn Excie naer Twickelshuys bij de Princesse om met sijnen raet met haer te besoingeren op de brieven van approbatie ende ratificatie van thuwelijck van Jonckvrou Brabantine, ende terwijle hij daer noch was ende den Heere van Oyen in de loopgraven gegaen wesende, eenige schooten op de stadt dede doen, sonden die van binnen buyten hoope ende opinie van tgansche leger op den avont een tambourijn uyt, dwelcke versochte stilstant van vier ende anders te schieten tot op morgen, seggende dat die van binnen dan souden parlamenteren, omdat de burgers huer seer daertoe baden, ende dat huer dien dach tottet ontset gestelt was. Men sondt terstont aen Sijn Excie hem daeraf adverterende, die daerop liet weeten, dat hij niet een uyre begeerde stille te staen ofte op te houden, maer indien sij wilden appoinctement maken, mochten terstont gedeputeerden uytseynden, hij soude huer gijselaers in stadt seynden ende gaf daertoe last aen Gijselaer ende Hoorntgens om in sulcken gevalle in stadt te gaen. Die vande stadt, of verveert, ofte verbaest wesende, sonden noch in den nacht aen Sijn Excie den capiteyn Burchgraef metten vendrech van Egmont ende 2 burgermeesters vande stadt, dien Sijn Excie voor appoinctement presenteerde uyt | |
[pagina 400]
| |
te mogen trecken met vendelen, wapenen ende bagagie, mits dat se in 3 maenden over dese sijde vande Mase niet en souden mogen dienen, ende dat se morgen middach souden moeten uyttrecken, ende beloofde den burgers dat se getracteert souden worden als andere steden onder de Generaliteyt staende, welck appoinctement noch desen nacht also aengenomen worde, maer yetwes geinsisteert om met wagens tot huer vertreck geaccommodeert te worden, daertoe Sijn Excie niet en wilde verstaen, maer dat se huer theuren coste met wagens vande stadt mochten doen accommoderen, ende so se seyden datter in stadt geen en waren, vergunde hij huer 2 maenden om de bagagie in stadt te mogen doen bewaren ende middelerwijle wech halen, daermede den capiteyn ende vendrech naer de stadt keerden ende de burgermeesters bleven bij Sijn Excie. Tot dit uytseynden waren sij beweeght, so bij de burgers, die tverderf van huere stadt bevreesden, als omdat se so swack van volck binnen waren, dat se de stadt, die anders swack was, niet wel en sagen te beschermen, ende dat se oick onseker waren of men se noch weder sommeren soude ofte niet, ende daerom beter geacht hadden tseecker voor een waen te nemen. Onder dit parlamenteren worden vrouch in de voornacht alle de gabions vande batterien gevult ende ten westen 6 stucken geplant ende voor de Bisschoppoorte 5, wesende 1 stuck gelaten in de 1e batterie. Men soude oick twater duergesteecken ende afgelaten hebben, maer omdat t’appoinctement gemaeckt worde bleef tselve terugge. Dit appoinctement dede Sijn Excie in 5 dagen de gansche Twente winnen ende tegen den winter den tijt wonderlijck corten om Lingen noch mede aen te mogen tasten, thoinende de vrucht van tverbranden ende verwoesten van Brevoort daer vooren alle de steden schijnen te schricken. Hier beneffens so merckte men hier uyt claerlijck dat Graef Frederick aen sijn capiteinen geen ander last en most gegeven hebben, dan om huer compagnien ongedevaliseert over Rijn te doen brengen, om hem also sijn regement te conserveren, terwijle sijn stadthouderampt in d’asse liep. | |
[Den 23en Octobris]Den 23en Octobris was noch schoen vriesent weder. Men sondt vrouch naer de stadt de compagnien vande guarde van Sijn Excie ende van Graef Willem, die ontrent 9 uyren in stadt gelaten werden, daernaer werde den viant de beloften afgenomen van in 3 maenden over dese sijde vande Mase niet te dienen, ende trocken eyntelijck ontrent den middach uyt de compagnien vanden Heere van Billy, overste, Boymer gouverneur, Egmont drost, Harman van Ens burchgraef ende Eilckema met 6 vendelen sterck ontrent 400 mannen met seer veel vrouwen ende kinderen. In stadt werden | |
[pagina 401]
| |
gevonden 2 halve slangen ende een falckonet van metael met eenige ijsere stucskens, seer veel haacken ende wel 7000 ℔ cruyts; eetwaren waren bij den burgers genoech. Het stedeken lach ront, hebbende binnen een muyre sonder wal, daer buyten een grachte ende dan een buytenwal, die nergens so dyck aende cortijnen en is, dat se geschut soude konnen tegenstaen, dan heeft hier ende daer eenige cleyne verheven bolwercxkens, die so onverstandelijck gemaeckt sijn, dat de schouderen binnen de cortijnen commen ende voor traversen dienen. Beoosten de stadt vande Steenpoorte totte Bischoppoorte heeft se noch een walle ofte faucebreije buyten de buytenwalle voornt t’elcken al met cleyne grachten beslooten, die men alles so aende Bischoppoorte als ten westen bij t’overloop aflaten conde. Hier ende daer was in de wallen veel gegraven, meest dienende om bequamelijck retraicte naer de stadt te nemen, maer nergens om tegen geschut te mogen staen. Naernoen ging Sijn Excie, Graef Willem ende de Princesse mette Jonckvrouwen in stadt logeren, daer op den avont innequam de compagnie voetknechten vanden Drost van Zallant uyt Swartesluys gelicht, om aldaer in garnisoen te leggen. Sijn Excie sondt noch desen dach uyt, om den wech naer Noorthoorn te maken ende de brugge over de Dinckel te repareren om daernaer tleger daerover te brengen. |
|