Journaal. Deel 2, boek 3
(1864)–Anthony Duyck– AuteursrechtvrijVan tbeleg van Rijnberck.Den 1en Augusti was t’regenachtich weder, ende omdat alle preparatien nu gemaeckt warenGa naar voetnoot+, is Sijn Excie met Graef Hendrick sijn broeder, de Princesse, den Graef van Solms ende andere heeren vertogen naer Utrecht. | |
[pagina 308]
| |
Den Graef van Solms seyde op sijn vertreck, dat den Graef van Hohenloe naer Duytslant wilde, omdat Graef Willem, die men altoos voor hem vertoogh, mede te velde soude commen. Vuyten raede van State volchden mede Franc Duyck ende CammingaGa naar voetnoot+. De ruyteren van Brabant quamen desen dach in de Betuë, ende alle de scheepen begonden desen dach van Rotterdam ende Dordrecht naer Gornichem te vertrecken. | |
[Den 2en Augusti]Den 2en Augusti was tschoen weder. Sijn Excie bleef tot Utrecht stille, daer men monsterde de wagens, doch met minder ordre als oyt te vooren. De Princesse vertoogh metten Graef van Hohenloe, die seyde mede te velde te willen gaen naer Buyren.
Ontrent dese tijt hadde Graef Frederick vanden Berge dien vande landen van Lingen verbooden eenige penningen te furneren over de rantsoenen op de laeste executie gemaeckt, met welcken pretext die van Zutphen mede begonnen te quereleren t’rantsoen ter cause van huere beesten gemaeckt, seggende dat tgarnisoen de hant op de penningen wilde leggen over de executie op Lingen, ende daerom worde dickwils over ende weder gesonden, duer twelcke men goede cundtschap creegh, dat de saken vanden viant in dat quartier heel qualijck stonden, ende dat hueren meesten macht naer Vranckrijck moste. | |
[Den 3en Augusti]Den 3en Augusti was tschoen weder. Sijn Excie vertoogh mette Princesse, sijn broeder, den Graef van Solms ende anderen naer Arnhem, daer Graef Willem ten selven dage mede quam. De scheepen quamen meest boven Thiel, ende mits den contrarien wint, setten sij tvoetvolck te lande, om ten geordonneerden dagen aen Tolhuys te wesen. De 15 vendelen Vriesen ende andere Overijsselse ruyteren ende knechten quamen bij Zutphen. | |
[Den 4en Augusti]Den 4en Augusti blixemde ende regende het seer. Sijn Excie bleef tot Arnhem stille. Den Graef van Hohenlo quam daer mede met sijn huysvrouwe, om terstont naer desen tocht te samen naer Duytslant te gaen. Desen dach quam tot Arnhem den gesant vanden Keyser, die tot Gulick geweest was, in intentie om voorts naer den Hage aende Staten Generael te gaen ende huer tweede alarm van pays te maken, wesende dit ende tgunt vanden Pool hier boven verhaelt is al vruchten vande voyagie vanden Almiral van Arragon. | |
[pagina 309]
| |
[Den 5en Augusti]Den 5en Augusti stormde en regende het seer. Sijn Excie vertooch met alle de heeren ende jonckvrouwen naer de schantse van sGravenweert. Tvolck quam oick meest daer, ende aen het Tolhuys ende tot Elten; de scheepen, geschut ende amunitie werden mede meest aende schantse gebracht. Sijn Excie meynde mette Jonckvrouwen tgeruineerde clooster van Elten te gaen besien, maer tweder was so rou, dat hij wederkeeren moste.
Op den avont duerstack een Burgundisch schermr den speelman van Sijn Excie, waerom hij wech most loopen tot contentement van veelen, die hevreesden dat hij wat quaets tegen Sijn Excie voor mochte hebben. | |
[Den 6en Augusti]Den 6en Augusti regende het. Sijn Excie dede het voetvolck meest passeren op de Cleefsche sijde ende oick eenige ruyteren. De Vriesen ende Overijsselse passeerden boven de spoeije van Cleef ende die aen Tolhuys waren beneden Halter. Men dede mede te lande brengen twee veltstucken om mettet volck te lande getogen te worden ende te mogen gebruycken tegen thuys te Alpen ofte anderen die eenich empeschement souden willen doen. Noch worde geordonneert dat men boven Halter een brug over de Wale slaen soude ende een ander bij het Tolhuys over de oude Wale, om also alle de wagens ende reste van tvolck bequamelijck over te brengen; noch worden eenige oirlochschepen den Rijn opgesonden om tot boven Wesel te gaen ende werden eenige commisen naer Wesel gesonden om aldaer broot te doen backen. | |
[Den 7en Augusti]Den 7en Augusti was tamelijck weder. De reste van tvolck ende de wagens togen alles over de brugge. De Princesse mette Jonckvrouwen vertoogh naer Nieumegen, latende haren soin Graef Hendrick bij Sijn Excie om tleger te volgen ende t’ongemack vanden crijch te leeren verdragen ende also tyrocinium nemen. Naer haer vertreck quam Sijn Excie met alle de heeren mede over de brugge, ende marcheerden also metten leger voorbij Cleef ende Calcar ende quamen logeren in tclooster te Marienboom met 21 vanen ruyteren ende 65 vendelen voetknechten (te weeten Engelsen 13 vendelen, Schotten 12 vendelen, Vriesen 15, Graef van Solms 9, Brederode 8, Duvenvoorde 6 ende de 2 compagnien vande guarde) hebbende last gelaten om de scheepsbrugge, ponten met geschut ende alle amunitie over nacht ende dach op te brengen tot beneden Berck toe. | |
[Den 8en Augusti]Den 8en Augusti was t’regenachtig weder. Theele leger vertooch vrouch naer Berck over de Regniet, ende commende voor Alpen dede Sijn Excie dat opeyschen, die eerst versochten tijt om in de stadt Berck te mogen seynden, daer hare overicheyt was, maer gaven daernaer de plaetse over, mits mogende aftrecken met geweer ende bagagie naer Gelder (omdat sij | |
[pagina 310]
| |
in Berck niet en begeerden te wesen), twelcke huer geconsenteert worde, ende daerop toogen op thuys 50 soldaten van Hopman Schaef, ende de 36 soldaten vanden viant, die daerop waren, togen den 10en naer Gelder. Van dese werde verstaen dat uyt Alpen naer Berck vertogen was Hopman Benting met 50 man, ende dat een compagnie van Weert, een van Ruremonde ende een van Stralen daer binnen gecommen waren binnen 2, 3 ende 4 dagen herwerts, waeromme men estimeerde dat se binnen wel sterck waren 800 mannen, over alle dewelcke Hopman Snater commandeerde. Hiernaer tooch men voorts naer Berck, daer eenige ruyteren vande avantgarde begonnen te schermutseren tegen eenige peerden vande stadt, tegen dewelcke Graef Lodewijck van Nassau hem ongewapent wat verre bloot gaf, so dat hij van eenige voetknechten, in een grachte leggende, geschooten worde door de dijge van t’rechterbeen, maer was alleen een vleyswonde, sonder groote pericule, ende mits het seer laet werde eer de arriere garde met alle de carroye const aencommen, most tvolck alles op de heyde neder logeren ontrent 2 canonschuet vande stadt, daer se niet dan genstGa naar voetnoot+ en vonden om huer eenichsins tegen den regen wat te bedecken, want het regende bijnaest den heelen nacht. Sijn Excie reedt evenwel rontsomme om alle de advenuen te besichtigen, mits de gelegentheyt so is, dat men de stadt niet nau ende wel can besluyten, dan met veel volcx. | |
[Den 9en Augusti]Den 9en Augusti regende het seer ende was Sijn Excie om redenen voors. noch seer doende om de stadt te besichtigen, daernaer die van binnen eenige schooten deden. Noch voor den middach quamen 3 vander Staten oirlochscheepen beneden de stadt met eenige soetelaersschuyten. De quartieren werden begrepen, dat beoosten de stadt tot op den Rijn leggen souden Sijn Excie ende de ruyteren van Risoir, Graef Hendrick, beyde de Baxen ende van Stakenbrouck mette 15 vendelen Vriesen, 13 vendelen Engelsen ende 6 van Duvenvoorde met de guarde; dat men de bergen bewesten de stadt soude retrancheren, ende dat daer soude leggen den Graef van Hohenloe ende de overende 16 vanen ruyteren ende de regementen vande Schotten ende den Graef van Solms mette compagnie vanden Graef van Hohenloe, ende dat Brederode met 8 vendelen leggen soude besuyden de stadt. Volgende desen sijn dvoors. regementen naer huer quartier vertogen, daer die van binnen eenige malen naer schooten, doch omdattet laet worde, en conden die met Sijn Excie waren huer quartier | |
[pagina 311]
| |
noch niet begrijpen, maer bleven noch een weynich terugge. Des avonts quamen noch veel scheepen beneden de stadt, ende des nachts voeren 3 oirlochschepen voorbij de stadt den Rijn op, sonder dat die vande stadt dselve met huer schieten gerakten.
Ontrent dese tijt wesende den Poolsen gesant in Engelant gecommen, ende daer gedaen hebbende sijn propositie den 4en Augusti deses stijls, ende daerinne met rouwen woorden verhaelt, dat de ondersaten van sijn meester in Engelant niet alleen van dese Coninginne met geen nieuwe beneficien waren bejegent, maer ter contrarie gepriveert vande weldaden ende vrijheyden, die haere voorsaten dselve hadden vergunt ende geconfirmeert ende also dselve van alle coophandel in haer rijck waren uytgeslooten. Ende dat de Coninginne seeckere edicten hadde laten uytgaen, daerbij sij tegen alle volcken recht, alle coopmanschap ende navigatie op Spangien hadde verbooden ende onder dat dexel verscheyden ondersaten van Polen huere scheepen hadde doen nemen ende dselve mette waren voor verbuert gehouden, daeraf hij versocht reparatie ende restitutie, ende dat dselve navigatie mocht vrij blijven den ingesetenen van Polen, ofte dat sijn meester sulcke middelen soude moeten voornemen, daermede dselve tot gebuerlijcke restitutie ende vrijheyt mochten commen, hadde de Coninginne de hardicheyt ende dreygementen van sijn oratie niet konnende verdragen, hem geantwoort: Och hoe ben ick bedrogen, ick meynde een legatie te hoiren, maer ghij en brengt mij niet dan clachten, door uwe brieven verstont ick u een gesant, maer nu bevinde een heraut te wesen, ick en hebbe mijn leven sulcken oratie niet gehoirt, ick verwondere mij seeckerlijck van so grooten ende ongehoirde stouticheyt in t’openbaer, ende mach niet geloven dat uwen Coning, so hij selfs hier ware, also spreecken soude, ende so hij u yet sulcx gelast heeft, daeraen ick twijffele, moet men tselve toescrijven, dat hij eenen jongen Coning is, niet bij successie, maer bij electie van nieus totte crone gecommen, die daerom niet perfectelijck en weet, hoe men gelijcke saken met andere Princen verhandelt, als wel sijn voorsaten met mij gedaen hebben, ende weten sullen te doen mogelijck die naer hem sullen commen. Ende soveel u aengaet, ghij schijnt wel veel boucken gelesen, maer princen boucken niet geraeckt te hebben, ende daerom gansch niet te weten wat onder princen eygent, want dat ghij so veel vermaent van aller volcken recht, so weet dit te wesen aller volcken ende der natuyre recht, te weeten als daer oirloch onder Coningen is, dat dan d’een mach aenslaen alle oirlochsgereetschap, van wat canten oick het den anderen toegebracht wort, ende also | |
[pagina 312]
| |
voorhoeden, dattet tot sijn schade niet en comme, dat segge ick is aller volcken recht. Dat ghij veel verhaelt vande affiniteyt van Ostenrijck moecht ghij daer tegen bedencken in tselve huys noch te wesen, die uwen Coning sijn rijck hebben willen afnemen. Ende wat de andere poincten aengaet, die veel sijn ende niet om hier te beantwoorden, omdat se particulierlijck moeten overwogen worden, heb ick eenige van mijne raden belast die t’oversien, daervan ghij u antwoort moecht verbeyden, ende daerentusschen weest gerust ende vaert wel. Den gesant hiermede wel dapper gewassen wesende, scheyde doen met groote confusie vande Coninginne ende van Groenwits, maer werde ontrent dese tijt bij die vanden Rade vande Coninginne versocht sijn oratie geheel scriftelijck over te leveren, daer hij hem bestont te excuseren ende te seggen, dat hij niet een poinct geseyt en hadde, twelcke hem niet expresselijck also belast was, ende dat hij tselve in gescrifte also soude bewijsen, ende thoinde daerbij sijn instructie bij sijn Coning in de vergaderinge van trijck geteyckent ende gesegelt, ende leverde voorts scriftelijck over sijn oratie. Doch al wast also, dat hij des last hadde, en smaeckte dvoors. antwoorde niet qualijck, noch voor hem, nochte voor sijn meester, die met so indiscrete woorden ende aengeven den Coning van Spangien socht dienste te doen, ende thoinde wat de voijagie ende negotiatie vanden Almiral van Arragon bij hem vermogen hadde.
Te desen selven dage hadde Carel Nutsel van Sonderspuhel, gesant vanden Keyser (niettegenstaende de brieven vanden 16en Julij, pasport verkregen hebbende) in de Staten Generael audientie, alwaer hij eerst overleyde twee brieven, den eenen vanden Keyser, in date den 24en Aprilis lestleden, ende d’andere van Wolfgang, Bischop van Ments, Frederick Willem, administrator in Saxen, Wolf Diederick, Biscop van Saltsburch, Philps Lodewijck, Palsgraef van Neunburgh ende de burgermeesteren van Coelen ende Nurenburch, in date den 16en Novembris 1596, houdende die vanden Keyser dat hij uyte brieven der Staten wijtlopich verstaen hadde, waerom sij sijne ende de Fursten ende Stenden-gesanten geen tijt, plaetse nochte geleije tot huere legatie en hadde willen vergunnen, dat hij tselve den Fursten ende Stenden hadde gecommuniceert, omdat de resolutie van tseynden vande legatie bij alle t’rijck was genomen, ende vonden daerom vreemt, dat men die acces ende audientie verweygerde, als uyte brieven der Fursten naerder te bespueren sal wesen. Dat hij den Staten altoes geneychten wille hadde verthoint, ende geen oirsake gegeven om misvertrouwea op hem te hebben, daerom hij oick niet en wist, waermede | |
[pagina 313]
| |
men soude willen excuseren. Dat men nu sijne ende des rijckx legatien, gesonden in conformiteyt vande resolutien tot Regensberch ende Spier genomen, geen toegang ofte audientie wilde gunnen, twelcke van geen afgeseyde vianden en plach te geschieden, ende hem van geen Princen ofte potentaten was wedervaren, ende daerom te min den Staten sulcx toevertrout hadde, omdat hij ende t’rijck huer gesanten altoos geerne hadden gehoir gegeven, ende de Staten mette Duytsche natie verwant ende dselve toegedaen te wesen, dickwils hadden verclaert, daerom vermaende huer alsnoch om de redenen in den brief vande Fursten vervat ende van sijnent wegen, dat se niet minder als sijn broeder den Cardinael alreede bewillicht hadde oick metten eersten tijt ende plaetse designeren ende seecker geleyde geven om de gesanten vrij of ende aen te mogen commen ende gehoirt worden, daerop hij metten gesant verwachte scriftelijcke resolutie. Den brief vande Fursten hielt, dat se ontfangen hadden de brieven der Staten vanden 24en Aprilis tot antwoort op haere brieven vanden 12en Januarij, ende vreemt vonden dat op haer versouck niet en worde geantwoort, te weten, dat se metten Keyser beslooten wesende een aensienlijck legatie te seynden, daertoe versocht hadden tijt ende plaetse tot aenhoringe van huere last ende seeckerheyt om te commen ende gaen, daeraf sij in de resolutie der Staten anders geen verclaringe en vinden, dan dat se niet gemeynt sijn om verscheyden redenen daerinne verhaelt eenige handelinge van pays aen te gaen metten Coning van Spangien, sijn gouvernement ofte yemant anders, dat se daerop voor dese tijt in geen debat en willen commen, nochte ondersoucken wat daertegen in den wege mach wesen, maer dat men den Keyser ende haer behoirde te vertrouwen, indien het tot een tractatie van pays quame (daertoe den Coning ende Gouverneur van t’Nederlant huer verclaren geneycht), dat sij dan van alle tgeene in redelijcheyt soude gehandelt worden op so goede assecuratie ende verseeckertheyt souden letten, dat men hen daerover eer soude hebben te bedancken als te beswaren, dan omdat de saken in die termen noch niet en sijn, ende den Keyser ende sijl. aen te geven hebben saken, daeraene trijck ten hoochsten gelegen is, ende der Staeten ende aller partijen welvaert mede gemeynt wort, so en konden sij niet versien, dat men de audientie, nominatie van tijt ende plaetse, ende de scriftelijcke ende levendige geleyde langer soude verweygeren, ende daerbij gedencken hoe goetwillich sij altoos op rijcx ende andere dagen verhoir hadden gekregen ende antwoort ontfangen, ende wat naerdencken het bij den Keyser ende rijcke maken soude, dat huer langer tegen aller volckeren recht ende de | |
[pagina 314]
| |
loffelijcke hercommen van allen cristelijcken potentaten ende volckeren de audientie geweygert worde, ende of den Keyser ende t’rijck (die dit tot een schimp ende vercleyninge souden moeten nemen) niet oirsake en souden hebben, om op sulcke middelen ende wegen te gedencken, daermede sij huer in desen langen crijgh tegen alle lantschaden ende verderffelijcke excursien souden mogen bevrijden, daer ter contrarie den Gouverneur in de Nederlanden hem tottet verhoir ende geleyde verclaert heeft bereytwillich. Dat se daerom als noch versoucken verclaeringe, of men de audientie gemeynt is te vergunnen met nominatie van tijt ende plaetse, ende versochte verseeckerheyt, ende huer dat toeschicken, als wesende ten besten selfs vande Staten. Bij desen leyde den gesant over een extract uyt sijn instructie om te verexcuseren den ouden date vanden brief der Fursten, met dien dat dselve al tot Francfurt bij de raden der Fursten also was geconcipieert, ende daernaer aen alle de Fursten moste gesonden worden om gevisiteert te worden, ende doen aenden Keyser oick daertoe gebracht ende eyntelijck weder om geteyckent ende gesegelt te worden. Hierbij leyde den gesant over een gescrift in Latijn, houdende dat hij bij den Keyser ende Fursten aende Staten Generael afgesant wesende, in last hadde vanden Keyser huer aen te bieden alle genade, vande Fursten goede genegentheyt ende vande steden willigen dienst, ende daerbij overteleveren dvoors. brieven met begeerte, dat se dselve wilden ontfangen met een goet, sincere ende oprecht hart, als dselve huer gesonden worden vanden Keyser ende Fursten; – dat men uyte brieven soude verstaen om wat saken den Keyser ende rijck voorgenomen hadden een statelijcke legatie aende Staten te seynden, wiens meyninge daer heen niet en gestreckte, dat men den Staten tegen hueren wille eenigen pays metten machtichsten Coning van Spangien over den hals socht te drucken, die se nochtans meynden te konnen middelen op rechte, billijcke ende der Staten aengenaeme conditien, indien men se wilde aennemen, maer om te restaureren de oude alliantie ende vruntschap, die dese Nederlanden van over lange tijden mettet rijck hebben gehadt ende nu in velen verbroocken is. Ende want hij achte, dat den Staten daeraen so wel als t’rijck was gelegen, ende sach hij niet waerom de Staten van dese legatie tot noch toe sulcken afkeer hadden gehadt ofte voorder behoirden te hebben; – dat hij veel meer niet en seyde om niet te schijnen te twijffelen aen der Staten gebuerlijck respect ende geneygentheyt totten Keyser ende t’rijck, maer dat se de sake wel wilden overleggen ende sulcken resolutie daerop nemen, die den Keyser ende t’rijck mach aengenaem wesen met recommendatie | |
[pagina 315]
| |
van hemselven aende Staten. De Staten Generael namen alle de voors. brieven over, ende verclaerden daerop te sullen letten ende metten eersten antwoorden, dan en konden ten besten niet verstaen, dat de Fursten screven, dat men de billicheyt der oonditien van pays ende de assecuratie van dien aenden Keyser ende huer behoirden te laten staen, als of sij beter verstonden wat heml. noodich ende daertoe dienstelijck soude wesen, als sij selver, ende dat se daerbij noch een dreygement knoften, als of se niet genoech metten Turck te doen en hadden, maer noch wel een nieu oirloch soude willen beginnen. Ntetemin gedachten metten eersten daerop mette billickste termen haer mogelijck te antwoorden. | |
[Den 10en Augusti]Den 10en Augusti regende het seer. Sijn Excie begreep sijn quartier, tvolck was alomme seer doende om te hutten, tquartier bewesten de stadt, daer den Graef van Hohenloe commendeerde, begonst men te retrancheren. Op den naernoen gaf Sijn Excie last, dat men alle de schepen mette scheepbrugge, ende oick de ponten mettet geschut voorbij de stadt opbrengen soude, twelcke nochtans niet en geschiede, daertegen de scheepscapiteinen huer excuseerden dat den wint verslapt was, hoewel anderen meynden dattet versuymt ende tcommandement te laet voorts gegeven was. Des avonts schooten die van de stadt door tschip van Sijn Excie, daer de gecommitteerden vanden Raede van State inne waren, ende beneden de stadt op stroom lach, met welcke schoot van Hel ende Foock in groot pericule waren, maer en raeckte niemant. | |
[Den 11en Augusti]Den 11en Augusti was het noch regenachtich weder. Men retrancheerde alomme het leger. Sijn Excie niet wel tevreden sijnde, dat de scheepen niet boven de stadt en quamen, omdat sijn leger in groot gebreck van vivres was, is selfs beneden de stadt gereden, ende heeft met dreygementen alle de scheepen met vivres, amunitie, geschut ende scheepbrugge doen voorbij gaen, daer die vande stadt metten eersten wat naer schooten, maer siende dat se niet en raeckten, ende t’opvaren niet en conden beletten, hielden ten laesten van schieten op, ende daermede worde voor een groot deel geremedieert tgebreck in sijn leger. Den Hopman Schaef ende den Lieutenant van Gijselaer waren op naernoen met eenige werckmeesters heel dicht onder de stadt om te besichtigen hoe verre men bequaemelijck soude konnen approcheren, alwaer den Lieutenant voors. overvallen, gequetst ende gevangen worde, ende so men een trompet om hem aen stadt schikte, gaven sij voor antwoort, dat se hem souden doen cureren ende goet quartier met hem houden.
Des nachts dede men een schansken opworpen aenden bovenwech commende | |
[pagina 316]
| |
uyte Casselpoorte, daer 2 vendelen van Duvenvoorde gingen waken. Op de oistsijde werde met 9 vendelen geapprocheert tot op 150 treden naer aende eerste grachte. Een bootsgesel van Capitein Jongbloet swom des nachts aen t’admiraelschip vanden viant, twelcke tegen de stadt aen op den gront lach ende haelde de vlagge daervan sonder dat de schiltwacht op de walle staende des gewaer worde, gelijck mede niet, dat men alle de ponten met geschut voorbij brachte. | |
[Den 12en Augusti]Den 12en Augusti regende het seer. Men dede noch veel schepen voorbij de stadt gaen, daer die van binnen altemet naer schooten. Aen tcasteel stont een seer hoogen dicken toorn, daer 2 stucken geschuts op stonden, mette welcke sij seer schooten in de approchen ten oosten gedaen ende quetsten ende doden eenigen. Boven de stadt lach een weert, daer een cleynen arm omme voorbij de stadt liep, over dewelcke men een brugge begonst te slaen, om over de weert bequamelijck aende scheepen op tdiep leggende te mogen commen. Desen dach creech men tijdinge dat in Lutsemburch aengecommen waren ontrent 4000 mannen vande lichtinge der Spangiaerden ende Italianen, ende dat de Graef Harman vanden Berge met eenige peerden tot Gelder gecommen was, waeromme Sijn Excie socht de saken alhier te verhaesten, ende stelde ordre, dat se aende oistsijde desen nacht approcheren souden tot aende eerste grachte, ende so se des konden doen, meynde op morgen de batterien te konnen doen maken ende alle tgeschut daerinne planten, om op overmorgen te mogen beschieten de bolwercken achter ’tcasteel ende de Castelpoorte ende alle de cortijne tusschen beyden, die niet dan van muyre en was, waeromme men oick de plaetsen om tgeschut te stellen al hadde doen besichtigen, maer mits sij tot daeren toe niet en approcheerden tsij door onverstant ofte verveertheyt, liep sulcx in langer vertreck. Desen dach werden gevangen ende naer Meurs gebracht eenige ruyteren van Bax, die te vorde om voeragie waren geloopen. | |
[Den 13en Augusti]Den 13en Augusti was het niet so regenachtich, ende omdat de soldaten claechden in de loopgraven niet vrij te konnen wesen, overmits tschieten vanden toorn van tcasteel, dede men plaetse besichtigen, daer men 2 canons ende 1 halve soude mogen planten, om also de bovenste defensien vanden toorn af te schieten, wesende d’eerste batterie, daer desen nacht de 3 stucken geplant worden. Men maeckte noch een schansken op den benedenwech uyte Casselpoorte commende, ende men approcheerde heel naer aende selve poorte, onder faveur van ontrent 300 mannen, die tot dicht onder de poorte stonden, om t’uytvallen te beletten, bij dewelcke | |
[pagina 317]
| |
den Graef van Hohenloe van Wesel gecommen wesende wel beschoncken, des nachts mede quam, ende begonst terstont tegen die van binnen te roupen, die hem aen sijn sprake kenden ende also gewaer worde datter volck dicht onder de hameye was, maer en quamen evenwel niet uyt, twelcke een notoir teycken van verveertheyt ofte van swackheyt van volck ofte ander gebreck van binnen is ende om beter te beschermen de approchen aldaer, werde gemaeckt een 2e batterie, ende noch desen nacht daerinne geplant 3 halve canons, sonderlings om te beschieten de Casselpoorte ende de west cortine van dien. Aende Rijnpoorte quam men tot op 50 treden naer aende eerste grachte. | |
[Den 14en Augusti]Den 14en Augusti wast schoen weder. Men begonst mette 3 stucken te schieten op den grooten toorn aen tcasteel, maer mits die vast ende van duyfsteen was, en deden dselve metten eersten geen groote operatie, doch bickten allenskens den toorn van boven af, behalven dat veel schooten overgingen, ende mits de ronte afschampten. Om dit schieten wille, deden die vande stadt oick grooten weer vanden selven toorn; ende schooten veel naer de loopgraven, naer tquartier van Sijn Excie ende naer de scheepen, ende dooden ende quetsten eenige menschen. De defensie vande Casselpoorte werde beter mettet schieten vande 3 stucken daer geplant belet, omdat die niet so vast en was. Men arbeyde voorts seer aende schanskens op de voors. wegen opgeworpen ende tusschen dien begonst men noch een derde schantsken te maken. Den Graef van Hohenloe hadde in sijn quartier behouden de 2 veltstucken, die te lande gevoert waren, om hem mede te dienen tegen de aencomtste van buyten, ende sont van dage om noch 4 veltstucken in sijn quartier te hebben, maer delayeerde Sijn Excie sulcx, totdat hij met hem naerder soude gesproocken hebben. Men begonst noch op te worpen seeckere batterie recht in t’midden tusschen de Rijn ende Casselpoorte genaemt de 3e, ende een 4e aende Casselpoorte bewesten tbolwerck, daer men desen nacht noch 2 halve canons plante. Den Capiteyn Jongbloet was met ontrent 25 man te lande inne naer Keysersweert getogen, om te gaen halen een vande oirlochschepen vanden viant aldaer aenden gront leggende ende maeckte tselve los, maer die vande stadt dat vernemende sijn uytgevallen ende hebben 2 van sijn gasten dootgeslagen ende hem gevangen, thoinende hoe neutrael dat se sijn. Tschip is nietemin afgedreven vol waters wesende ende commende den 15en snachts aende brugge in den Rijn begonnen, heeft dselve gebroocken ende is voorts gedreven tot beneden Wesel, ende aldaer tegen tlant gesteuyt ende blijven sitten. | |
[pagina 318]
| |
Te desen dage arriveerden in Texel dry scheepen, die over twee jaren met hun vieren van Amsterdam tseyl gegaen waren om naer de Oist Indien te varen. Dese hadden het vierde schip bij gebreck van volck moeten verlaten ende verbranden, ende brachten mede verscheyden specerien van peper ende andere, maer en hadden in tlant van Java Major (daer se gedestineert waren) aende stadt Bantham niet willen laden, doen se des tot seer grooten proufijte wel doen mochten ende daernaer mette onderdanen daer alom niet gehandelt als coopluyden met eeren, die weder souden willen commen, maer als geweldenaers, twelcke sij huer niet en schaemden selfs in druck uyt te geven. Veelen meynden, indien men dese navigatie met veel schepen bij de hant nam, dat daerduer wel een groote traffijcke vande specerien van Portugael soude konnen op dese landen gediverteert worden. | |
[Den 15en Augusti]Den 15en Augusti was tamelijck weder. Men schoot vast altemet op den hoogen toorn, ende die vanden toorn schooten veel in tleger ende in de trencheen, ende onder anderen schooten des morgens vroech door de tente van Sijn Excie, dicht bij den toorn, daer hij innelach, ende dselve schoot, lichtende uyte eirde, ging voorts door de tente vanden Heere van Sonsfelt door thoofteynde van sijn bedstede ende door den brouck die hem op tlijf lach, sonder hem anders te quetsen, waerom Sijn Excie den volgenden nacht voor sijn tente, ende die vanden jongen heere, een walle liet opworpen om huer slaepplaetsen te verseeckeren. Men arbeijde seer om de approchen ende schantskens te verstercken, men begonst een trenchee te maken van tquartier van Brederode tottet quartier vanden Graef van Hohenloe, men maeckte voorts de batterien ende men stelde desen nacht in de 3e batterie 8 heele canons, 1 dryling ende een cleyn stuck van 18 pont ijsers, te weeten 4 canons tegen de Rijnpoorte, die men heel bloot ontdeckte ende de reste om te schieten op de cortine ende op den schouder, ende oick van achter in tbolwerck voor de Casselpoorte, welck bolwerck in t’midden so hooch lach, dat men de voeten conde ontdecken vande genen, die daerinne waren. Men plante noch 4 heele canons ende 2 halve voor de Casselpoorte in de 4e batterie om te beschieten de defensien van tselve bolwerck, ende oick langes de cortine bewesten de poorte, maer omdat men desen nacht noch niet so en approcheerde, dat men duer de grachte conde commen, en const men oick van tgeschut met sulcken prouffijt trecken, als men gemeynt hadde, beneffens dat de batterie vande thien stucken van wegen den grooten toorn so onvrij was, dat niemant daerinne blijven en conde. | |
[pagina 319]
| |
[Den 16en Augusti]Den 16en Augusti was schoen weder. Men arbeyde alomme seer aende trencheen, aende schanskens ende oick om tquartier van Brederode ende vanden Graef van Hohenloe aen malcanderen met een trenchee te brengen, gelijck mede om tquartier van Hohenloe tot beneden aende reviere te sluyten, twelcke meest volbracht worde. Die vanden hoogen toorn schooten in de 3e batterie door een affuyt ende door een rat op een canon, waerom niemant hem in deselve batterie dorste behouden, ende men van buyten so lange op den selven toorn most schieten, dat men boven aen daerinne een gat creegh, ende daerduer de solderinge so quetste, dat se tgeschut daerop staende mosten terugge haelen ende van naernoen al huer daermede niet meer en mochten behelpen. Op den avont begonst men te schieten op de Rijnpoorte, om die inne te schieten ende also te beletten, dat men daerduer niet en soude mogen commen op de walle ende bolwerck daervoor leggende. Men begonst mede te schieten op de defensien van tbolwerck voor de Casselpoorte alles om te beneficieren de loopgraven, die tot op de grachte begonnen te commen, ten eynde sij seeckerlijcker mochten wercken, ende om in allen gevalle niet te versuymen worde op den avont besteet te maken een gaelderie tegen de westface van tbolwerck voor de Casselpoorte van 1200 gulden, dwelcke den aennemer meynde binnen 3 dagen ten langsten door de gracht aen te brengen. Men haelde des nachts uyte eerste batterie een halve canon die seer verloopen was, ende men stelde een heele in de plaetse. Men haelde mede uyte 3e batterie tstuck van 18 pont, ende men stelde in plaetse van dien een halve canon, men voerde oick seer veel cruyts, scherpen ende anders in de batterien om gereet te hebben ak men schieten soude. | |
[Den 17en Augusti]Den 17en Augusti was tamelijck weder. Men begonst vrouch te schieten op de defensien van tolhuys achter tcasteel leggende, ende van tbolwerck voor de Casselpoorte, om de approchen te favoriseren. Den Graef van Hohenloe ende van Solms branden seer om in batterie te doen schieten, meynende dat mense daermede verduyvelen soude. Dien van Solms dreef mede om tbolwerck voors. inne te doen loopen sonder gelet te hebben off de walle van dien oick geflanckeert worde. Sijn Excie stont alle desen entegen, niet willende doen schieten alleer verseeckert te wesen hoe tvolck de grachten souden passeren, daerinne konnen sapperen ende oick gesecoureert worden, ende mits de werckmeesters verseeckerden desen nacht te sullen commen aen een ravelijn buyten tbolwerck vande Rijnpoorte leggende, ende men dan met prouffijt in batterie soude konnen schieten, | |
[pagina 320]
| |
dede Sijn Excie op den weert noch 2 batterien opwerpen, d’een tot 5 stucken recht tegen het casteel aen, hier genaemt de 5e, ende d’ander op den leegsten houck vanden weert tot 4 stucken, hier genaemt de 6e, ende dede planten in elcx 1 heele canon, 1 halve ende 2 veltstucken ende de 5e noch een dryling, maer de werckmeester failleerde so verre, dat hij van t’ravelijn afgroef, in plaetse van daernaer toe te graven, daeromme Sijn Excie wel gewilt hadde tgeschut op de weert ongeplant te wesen, opdat den viant daertegen geen traversen en maeckte. Desen dach quamen in tleger de Heeren van Soppenburch, Frens ende andere gesanten van Coelen, ende versochten dat den Churfurst van Coelen sijnen tol binnen Berck mocht geconserveert blijven, ende dat men den burgers niet als vianden en wilde tracteren, wien geantwoort worde, dat men daerop letten soude, so wanneer de stadt soude overgaen. Des nachts swommen eenige bootsgesellen aende scheepen van oirloge voor de stadt leggende ende waren eenen goeden wijle daerop, meynende dselve los te krijgen, maer mits die vol waters waren, en konden sij tselve niet gedoen. | |
[Den 18en Augusti]Den 18en Augusti was tschoen weder ende drongen dvoors. Graven hardt aen om te schieten met alle de stucken ende de stadt op te eyschen, maer mits men te nacht niet gecommen en was aen t’ravelijn ende Sijn Excie geen voordeel sonderlings in tschieten en sach, heeft hij sulcx noch gedilaijeert ende is selfs de gelegentheyt gaen besichtigen, in twelcke hij bevondt dat den viant bewesten tbolwerck voor de Casselpoorte in de oude walle lach ende van daer flanckeren conde langes de westface van tbolwerck, ende daermede groot belet konnen doen den geenen, die tselve bolwerck aldaer souden willen inneloopen, ofte in de walle van dien approcheren ofte sapperen, ordineerde daerom, dat men te nacht noch een 7e batterie maken ende opworpen soude tot 2 halve canons recht tegen de pointe van tbolwerck, dicht aende grachte, om daermede de voors. oude walle te mogen beschieten, daer noch desen nacht de 2 stucken geplanten worden. Desen dach begonst Bouvi met eenige vierballen in stadt te schieten sonder prouffijt daermede te doen. Des nachts approcheerde men voor de Rijnpoorte bijnaest tottet ravelijn toe; maer de gaelderie aende Casselpoorte en werde niet wel geadvanceert. De bootsgesellen haelden des nachts eenige jachten van voor de stadt wech.
Desen dagh sijn den gesant vanden Keyser 2 beslooten brieven voor sijn antwoorde gegeven, d’eene aenden Keyser ende d’ander aende gedeputeerde Fursten ende Stenden. Die aenden Keyser houdende dat se alsnoch | |
[pagina 321]
| |
gedwongen waren te blijven bij de brieven die se hem overlange hadden gescreven, ende ondertusschen hooch achten de sorge, die hij ende trijck over dese landen droech ende dat hij huere brieven metten Fursten hadde gedaen communiceren, dat huer droefelijck is, dat vreemt gevonden wort, dat men de gesanten alleer te hoiren selfs acces verweygert, dat se huer wel erinneren dat huere gesanten bij hem ende trijck altijt goede audientie hebben verkregen, ende dattet so verre van daen is, dat sij sijne ende des rijcx legatien souden versmaden, dat se selfs veel jaren op de hulp ende bijstant derselver hebben gebout, maer hebben altoos verclaert als sij noch doen mits desen, dat se de legatie totten vredehandel metten Coning van Spangien voor dese landen onnodich, ondienstelijck ende bedenckelijck vinden, omdat se over lange om wittige redenen vande gehoirsaemheyt vanden selven Coning gescheyden wesende, strictelijck sijn verallieert, eerst over lange jaren mette Coninginne van Engelant ende nu nieulijcx ingelaten in tverbont tusschen dselve ende den Coning van Vranckrijck tegen den Coning van Spangien gemaeckt, so dat huer niet en soude gebueren gelijcke handelinge aen te nemen, te meer, omdat men altijt bevonden heeft dat den viant onder sulcke handelingen sijn practijcken gerechtet heeft om steden ende landen in tweedracht te brengen ende vande unie af te scheyden, bidden hem te willen geloven, dat se van hem ende t’rijck geen misvertrouwen en hebben, maer dselve alle reverentie begeren te dragen, ende dat hij desen ende huer voorgaende scrijvens niet anders en wilt duyden, als dat se met ronde openinge van huere meyninge sijne ende des rijcx reputatie willen conserveren, omdat huer van harten leet soude wesen, dat se so statelijcken legatie met andere antwoorde souden moeten bejegenen, als dselve mogelijck verwachten souden, sonder dat se anders dselve tot dese landen acces ofte hier audientie souden willen weygeren, omdat se wel weeten hoe se dselve met behoirlijck respect behoiren te ontfangen, verseeckeringe doen ende hoiren ende dselve ende andere heeren gesanten altijt goet genoegen gegeven hebben ende geven sullen ende refereren huer voorts totte brieven aende Fursten gescreven. Dwelcke hielden, dat se bedroeft waren te verstaen, dat men huer voorgaende scrijvens hielt als niet genoech beantwoordende de brieven van hem Fursten, daer se mer en hadden verclaert ende noch verclaren, om redenen daerinne vermelt, in geen tractaet van pays metten Spangiaert te konnen treden. Ende omdat de oirlogen altijt swaerder worden ende d’ambitie vanden Spangiaert, om de heele werelt te heerschen, meer ontdeckt, hebben tsedert het voorgaende scrijvens den | |
[pagina 322]
| |
Coning ven Vranckrijck ende Coninginne van Engelant, des oick gevoelende, daertegen een nieu verbont gemaeckt ende dese landen daerinne mede ontfangen. Dat de handdelinge vanden Almirael van Arragon ondeckt, dat den Coning van Spangien oick vande saken des Keysers ende rijcks souckt meester te wesen ofte tselve mette wapenen te verkrijgen als uyt desselfs propositie wel te sien is, daer hij spreeckt vande rijcxsteden Besançon ende Aken, de landen van Gulick ende Cleve, de gepretendeerde vredehandel ende tlichten van tcrijsvolck, ende naerder bij de brieven van Don Guillame de St. Clemente, daer hij scrijft dese vredehandel alleen te dienen om de gemeente alhier oproerich ende t’rijck tegen dese landen op te maken, want of wel geen van beyden met sulcke ijdelheyt is op te maken, siet men nochtans evenwel de meyninge daer uyt, ende al mach den Coning ende sijn gubernator verclaert hebben tot vrede gesint te sijn, ende den Keyser ende Fursten des ten besten meynen, ende sij aen haere voorsorge ende genegentheyt niet en twijffelen, sijn nochtans de saken der landen in sulcken stant, dat daerop niet en mach gelet worden, omdat se wettelijck vande heerschappie vanden Coning sijn afgescheyden, ende eerst over lange met Engelant alliantie gemaeckt ende nu nieulijcx solemnele confederatie met Vranckrijck ende Engelant hebben aengegaen boven t’respect dat se noch andere Coningen, potentaten ende heeren schuldich sijn, ende dat uyt gelijcke verclaringen vanden Coning ende gubernatores te vooren niet anders en is gevolcht, dan dat de Walsche ende andere provincien sijn gedemembreert ende daeruyt dese oirlogen gecauseert, als vruchten vande vredehandelen van Leuven, Coelen ende anderen. Dat de meyninge vanden Coning daeraen blijckt, dat men in andere provincien d’inquisitie so in treyn stelt, dat onlangs binnen Bruessel een jonge dochter om de Cristen religie wille levende in de eirde gedolven is, dat hij d’Ausburchsche ende gereformeerde beyde voor ketters hout, ende die in d’oirlogen alleen gebruyckt om ketters met ketters te straffen, so hij seyt. Dat se niet en connen bedencken wat saken men hemluyden soude hebben voor te dragen, daeraen t’rijck ende dese landen ten hoochsten mach wesen gelegen, als van wegen de excursien op rijcxbodem gedaen, daertegen genouch verthoint is, dat de vianden daervan d’oirsake sijn, die dese landen dwingen totte oirlogen voor haer leven, vaderlantse wetten, vrouwen, kinderen ende goederen, ende dat men van dese landen niet meer en behoirde te eyschen, als van anderen, die noch so goede discipline niet en houden, ende dat tegen de excursien altoes alle mogelijcke ordre gestelt is geweest selfs met verhoogen vande soldie, daerover oick niet en soude | |
[pagina 323]
| |
hebben konnen gedoleert worden, indien men geprocureert hadde, dat den viant volgende sijn solemnele beloften, de plaetsen op rijcxbodem geoccupeert, hadde gerestitueert, om dewelcke te forceren, sij tleger nu daervooren tot groote costen ende periculen hadden moeten seynden ende verwachten goede uytcomtste. Dat deser landen gesanten in t’rijck dickwils goede audientie was gegeven, ende dat se wel gewenst hadden dat op de voorgebrachte clachten, alleer de sake dus verre waren verloopen, ware geantwoort, ende so datelijck geremedieert geweest, dat de grieven hadden commen te cesseren. Dat se tegen den Keyser ofte t’rijck niet en dachten te doen, dat tegen recht, redene ende aller volcken wetten soude wesen, maer naer huer vermogen in oitmoedige reverentie huer daertegen weeten te dragen. Dat notoir ende conform aller volcken wetten ende loffelijcke gebruycken altoos geoirlooft is te allegeren wettige redenen, waeromme men de comtste van eenige hoedanige gesanten niet noodich en acht, ende dat tselve niemaels bij eenige Princen ofte Potentaten qualijck is genomen, maer altijts ten besten geduyt, dat se te vooren daeraf sijn verwitticht om geen noodeloose costen ende moeyten te doen, daerom den Keyser ende Fursten sulcx tot geen vercleninge en behoiren te nemen, dewijle de meyninge der Staten niet daertoe en streckte, maer om neffens der Nederlanden welvaert ende verseeckertheyt alle mogelijcke satisfactie te geven. Dat de Fursten daerom op anders geen middelen en hebben te dencken, dan om den viant te helpen verjagen vanden rijcxbodem ende sijn excursien ende roverien te beletten. Dat se huere voorgaende brieven niet en hebben verstaen om t’alles te weygeren, maer om tijtelijck te waerschouwen wat antwoort de gesanten souden hebben te verwachten, opdat de eere vanden Keyser, t’rijck ende Fursten mocht geconserveert blijven, als sij naerder aenden Keyser hadden gescreven, ende baden dat men dese nochte huer voorgaende scrijvens niet anders en wilde duyden. Ende sonden aende Fursten dubbelt vanden brief aenden Keyser, vande propositie des Almirals van Arragon ende vande brieven don Guillamo de St Clemente, ende aenden Keyser dubbelt vanden brief den Fursten gescreven. Den gesant werde van sijn moeyte bedanckt ende gedefroyeert ende gebeden alles ten besten te willen helpen interpreteren. Ende al willens en werde op sijn propositie vande vernieuwinge der alliantien niet geantwoort, omdat sijne brieven beslooten waren geweest ende daervan niet en hielden, nochte credentie op hem mede brachten, ende men voor seecker hielt, dat op dese brieven noch langen tijt soude verloopen alleer dselve naer den Duytsen treyn souden gecommuniceert ende daerop | |
[pagina 324]
| |
geresolveert konnen worden, beneffens dat men meynde ende verhoopte dat de brieven van Don Guillamo ende de handelinge vanden Almirael bij den Fursten, die anders daerinne getaxeert worden, eenige wederwillicheyt souden maken. | |
[Den 19en Augusti]Den 19en Augusti was gansch heet weder ende drongen dvoors. Graven noch seer aen om te schieten in batterie, maer Sijn Excie al van smorgens vrouch af hebbende doen schieten mette 2 laest geplante stucken ende eenige anderen op de defensien, ende hoopende onder faveur van tschieten aen t’ravelijn buyten de Rijnpoorte te commen, begonst naer negen uyren met alle de stucken te schieten ende dede naer dry voleen de stadt opeyschen, daerop terstont alle de soldaten van binnen op de walle huer bloot gaven tot een teycken van groote desordre, ende Snater in stadt commanderende versocht 3 dagen tijt om hem daerop te beraden, ende of wel den trompetter seyde dat Sijn Excie sulcx niet en soude willen doen, begeerde hij evenwel dat ment Sijn Excie soude aenseggen, ende hierentusschen lieten toe dat ons volck tot op hare grachten reedt ende dselve met gemack besagen, daeruyt men genoech oirdelde dat sij t’niet en souden houden. Sijn Excie liet huer seggen, dat hij geen tijt en begeerde te geven, maer so sij eenige conditien met hem begeerden te maken, mochten sij terstont eenige gedeputeerden uytseynden, hij wilde wederom gijselaers daer binnen schicken. Hierop hielen sij van binnen wel een uyre lang beraet ende ontbooden bijeen alle capiteinen ende officiers van tvolck, ende gaven ten lesten voor antwoort, dat de vestinge starck was, datter goede soldaten innewaren, die den Coning wel 20 jaren hadden gedient, dat se niet en souden konnen verantwoorden de plaetse also over te geven, ende so men daerom de versochte 3 dagen niet en wilde vergunnen, dat dan elcx de ogen mocht open ende de handen toedoen, ende doen sijn beste, waermede alle degeenen die op huere grachte gecommen waren confuselijck in de trencheen liepen, wesende Sijn Excie mette heeren in de 7e batterie. Hiernaer begonst men voorts te schieten, onder twelcke de Vriesen quamen tot aen t’ravelijn buyten de Rijnpoorte, waerom Sijn Excie op den naernoen ten 4 uyren alle tvoetvolck vanden leger uyte trencheen op tvelt dede brengen met een goet deel vande ruyterie ende dselve voor de stadt in 9 slachordren stellen, ende hebbende dien dach geschooten 2000 ofte 2100 schooten, verliet den viant t’ravelijn voors., daer een mine innelach, die se aenstaken, sonder yemant vande soldaten van buyten (mits sij noch niet dan tegen de walle aen en lagen) te beschadigen, waerduer Sijn Excie de stadt nochmael dede sommeren, in twelcke de soldaten huer | |
[pagina 325]
| |
wederom alomme bloot gaven, ende Snater bleef bij de versochte 3 dagen, ende om middelertijt stilstant van schieten te hebben, daerop den trompetter antwoorde, dat Sijn Excie niet een uyre en soude willen ophouden, maer terstont voort schieten, seyde Snater dat ment dan doen mochte, ende mits elckeen daerop begonst afteloopen, riepen eenige soldaten van binnen hout, hout, men wil voorder spreecken, ende accordeerden daernaer dat se gedeputeerden uyt souden seynden, om conditien te maken, daermede men van schieten ophielt. Op den avont sonden sij uyt den Hopman Dulcke met een ander Hopman (Benting) ende den Almiral Pasman metten sergiant major vande stadt. In stadt togen de Capiteynen Schaef, Ingehaven ende Waddel, ende die uytgecommen waren maeckten terstont t’appoinctement, dat se op morgen voornoen uyte stadt souden trecken ende dselve aen Sijn Excie overleveren, mits dat men huer soude laten vertrecken met vendelen, wapenen ende bagaige, ende dat men se daertoe soude assisteren met wagens, ende dat se souden mogen dienen daer thuer believen soude, maer niet mede wechvoeren eenige amunitie ofte waren ofte lakenen den Coning toecommende. Tot dit appoinctement waren sij meest gedrongen bij den soldaten, die ombetaelt waren ende niet en wilden vechten, daermede sij so veel te doen gehadt hadden, dat se niet en hadden dorven uytvallen, uyt vrese dat yemant soude gevangen worden ende Sijn Excie daerduer vernemen, hoe se binnen stonden. Oick dede veel tottet appoinctement, dat t’ravelijn verloren wesende, de Vriesen al gecommen waren aende walle vande stadt aen het tolhuys, ende dat tbolwerck voor de Casselpoorte van achteren uyte groote batterie so ondeckt was, dat niemant daerin nochte achter de muyre daerachter duyren conde, ende veelen meinen dat de couardise der capiteinen daertoe oick veel heeft geholpen, die van binnen veel hadden laten wercken, ende nu sonder het op die wercken aen te laten commen, ende buyten merckelijcke noot de plaetse overgaven, omdat de muyre voors. huer niet en mochte hinderen, ende sij tbolwerck met een traverse op eenen nacht conden blinden. Des nachts ontrent 10 uyren werden tot Gelder 3 schooten gedaen ende daernaer noch 1, twelcke die van binnen bekenden naderhant een signael van seecker ontset te wesen. | |
[Den 20en Augusti]Den 20en Augusti was het heel heet weder. Des morgens vrouch werde tvoors. signael tot Gelder noch gedaen, ende men creegh tijdinge dat ontrent 3000 man te peert ende te voet marcheerde om eenich volck in stadt te worpen, waerom Sijn Excie vrouch sijne guarde in stadt sondt met de wagenen tot huer vertreck om hem altoos vande stadt te | |
[pagina 326]
| |
verseeckerenGa naar voetnoot+. Den viant toogh ontrent 12 uyren uyt onder 5 vendelen, sterck ontrent 850 mannen ende werden geconvoijeert tot een mile buyten den leger, daermede dese stadt geheel in handen van Sijn Excie quam, die noch al wel starck was ende veel volck soude gecost hebben, eer men die soude hebben konnen krijgen, indien die van binnen huer naer behoiren hadden willen quyten, omdat de grachte aende Casselpoorte niet dan met moeyte const gevuld worden, ende sij aen tolhuys de wal seer wel noch hadden konnen bewaren ende oick met gemack afsnijden. In de stadt waren geweest wel voor 170,000 £ aen wolle lakenen, gedestineert totte betalinge van tvolck over Rijn leggende. Van dese lakenen waren veel packen bij die van binnen in de bresche geworpen ende doorschoten; de reste worde leelijcken gedissipeert, meest bij de soldaten vande guarde, ende anderen die de approchen niet en hadden gemaeckt, nochte theetste vanden dach geleden, dwelcke nochtans (indien se bij een gebracht ende ordentlijck bewaert hadden geweest), genouch waren om alle tvolck vanden leger een nieuwe cledinge te doen. Noch was in stadt veel buscruyt geweest, maer oick al meest gedissipeert, dan werden van metael ende ijser wel 50 stucken ende veel scherpen in stadt gevonden, ende onder de stucken wel 7 van batterie, doch al meest gequetst, ende de reste veel cleyne stucken gecommen vande oirlochschepen voor de stadt gesoncken, daeraf den Generael vande artellerie 2 heel cleynen naer hem nam met consent van Sijn Excie. Vivres waren in stadt weynich. Voor de stadt lagen gesoncken 4 seer groote ponten ende 2 pijpers, wesende onder de groote ponten 3 vande geenen die tot Cuelen sijn geequippeert, daer so veel van gescreven is geweest. Noch waeren daer gesoncken 3 goede oirlochscheepen ende 2 oude met eenige ander schuyten ende aken, die Sijn Excie den scheepscapiteinen schonck tot recompense van huere moeyte. Dese victorie is daerom heerlijcker omdat se in so corte dagen is geobtineert, ende dat op de stadt in alles niet dan 2870 schooten en sijn gedaen, ende anders van grooter importantie, omdat men voor seecker | |
[pagina 327]
| |
tijdinge van allen canten creegh dat den viant marcheerde tottet ontset, daarover den Almachtigen God oick wel te loven ende te dancken is, dat hij den viant van binnen met sulcken schrick heeft bevangen, dat se so vasten plaetse so lichtelijck overgaven, want nu dese stadt verlooren wesende is apparent dat theele quartier over Rijn sal volgen, ende dat den viant daernaer niet meer en sal uytsien.
Den Hopman Schaef die te vooren een aenslach op dese stadt gehadt hadde, daertoe Sijn Excie in April tot Arnhem een bijeencomtste van volck gemaeckt hadde ende terugge bleef, omdat men niet verseeckert en was dat de petars op muyre goede operatie souden konnen doen, hadde van doen al acte gekregen om in stadt te commanderen als gouverneur so het quame wel te gelucken, waerom Sijn Excie oick nu (omdat hij veel moeyten aengewent hadde om alle gelegentheyt in desen beleg af te sien ende aen te wijsen) hem committeerde bij provisie om over de stadt ende garnisoen te commanderen, ende toogh daerom des naernoens in stadt met sijne compagnie ende die van Muys, Dort, Plettenburch, Nobel ende Loen om aldaer garnisoen te houden. | |
[Den 21en Augusti]Den 21en Augusti was het heel heet weder. Sijn Excie begonst in beraet te leggen om de stadt metten eersten te doen verstercken ende fortifieren, oick om de approchen af te werpen, daertoe hij de stadt was gaen besichtigen, maer ontfing ontrent den middach tijdinge van Breda, dat den viant t’rendevous van tvolck tottet ontset van Berck gedestineert geleyt hadde bij Valckenburch tegen den 27en deser, ende dat daertoe geemployeert souden worden 2500 mannen in Limburch gelicht, noch 2500 man ende 800 peerden bij den Keyser tegen den Turck doen lichten in tlant van Luyck, noch 3000 nieugecommen Italianen ende Spangiaerden met een regement Savoyarden van ontrent 1600 man, noch 4 regementen vande frontieren ende 3 uyt Vlaenderen doen commen, alles geestimeert op 12,000 voetknechten ende mette benden van ordonnantie op 2000 peerden. Oick dat den Cardinael door middel der coopluyden ofte negotianten ontfangen hadde een groote somme gelts; ende dat in t’ontsetten huere meyninge was den Rijn beneden ontrent Rees te besetten, ende met geschut te beletten, dat men niet wel op ofte af soude konnen commen. Hierom vont Sijn Excie goet alle de quartieren tot hem in een te trecken ende so hier te blijven, tot dat men sien soude wat den viant soude willen doen, ende of sijn beramingen mettet verlies vande stadt niet en souden veranderen, achtende, indien hij den viant hier trecken ende houden conde, dat hij den Coning van Vranckrijck daermede een | |
[pagina 328]
| |
groote dienste soude doen, ende hem oick Amiens doen winnen, daer men verstont, dat hij al een ravelijn verovert hadde. Op den naernoen creegh men tijdinge dat de 3000 mannen voor heen naer Berck gemarcheert, waren gecontremandeert te commen naer Valckenburch, ende de wagens van Gelder wedercommende, verstont men dat tvolck uyte stadt getogen niet welcom en was geweest, ende dat men se tot Gelder niet en hadde willen inne hebben, noch eeten, noch drincken geven. De Coelsche gesanten nu nieuwe credentie ontfangen hebbende, versochten ontruyminge vande stadt als huer toecommende, meynende mogelijck dat men huer so lichtelijck dese plaetse soude overleveren (die se vanden viant, oick naer beloften met eede bevesticht, noyt en hadden konnen krijgen) nu men die met so groote costen vande landen, den viant hadde afgenomen, maer omdat noch Sijn Excie nochte de gedeputeerden vanden Raede tot sulcx niet geauctoriseert en waeren, heeft men se behendelijck afgeset ende gewesen aende Staten Generael, om tselve aldaer te versoucken. | |
[Den 22en Augusti]Den 22en Augusti was tamelijck weder. Alle tvolck uytet quartier vanden Graef van Hohenloe ende Brederode quamen beoosten de stadt ende logeerden besuyden tquartier van Sijn Excie naer twaterken ende t’marasken toe naer den wech van Orsoy. De Ingenieurs ende werckmeesters waren in stadt om besteck te maken vande reparatie der vestingen aende stadt, maer omdatter gansch geen gelt in tleger en was most alle tselve so wel als de demolitie vande verlaten quartieren ende loopgraven ongedaen blijven. Op den middach quam in tleger bij Sijn Excie den Graef van Hohenloe met sijn huysvrouwe om afscheyt te nemen, willende voorts vertrecken naer de Graefschap vanden Broucke ende so voort naer Dillenburch ende Duytslant, ende ging des avonts metten Graef vanden Brouck in stadt slapen. De soldaten uyt Berck vertogen, hadden aen Sijn Excie versocht veylicheyt om 3 dagen onder Gelder, waert noot, te mogen blijven leggen, om middelertijt te weeten, waer se souden mogen trecken, twelcke huer geconsenteert was, ende daerom gebleven sijnde voor de poorte vande stadt tot op huyden ontrent den avont, hebben eerst eenige woorden mette wacht begonnen te maken ter oirsake men heml. de vivres te seer dier wilde vercoopen, ende daernaer hebben de wacht de poorte over den hals gedrongen, ende sijn gelijckelijk in de stadt gecommen ende hebben begonnen gelt te roupen ende te muyten, daer huer de soldaten van binnen mede bijvouchden, niettegenstaende Graef Hendrick vanden Berge selve in stadt was. | |
[pagina 329]
| |
vertoogh met sijn huysvrouwe naer Duytslant ende worde bij Sijn Excie ende de andere heeren geleyt tot buyten den leger ende voorts geconvoyeert bij 8 vanen ruyteren tot op de grensen van tlant van Nassau, sullende desen nacht bij de Graef van Brouck vernachten. Tleger van Sijn Excie lach seer stille meest bij gebreck van gelde, ende omdat men noch niet en wiste wat den viant soude willen voornemen; oick en was Sijn Excie noch niet heel gelast om in tquartier van Zutphen te gaen, waeromme, naer eenige deliberatie mette aenwesende raden, goet gevonden worde dat Franck Duyck ende Casijn vander Hel naer de Staten Generael souden vertrecken om te procureren, dat tleger van gelt versien worde, ende eyntelijck te doen resolveren of men naer tlant van Zutphen soude gaen, die noch desen avont vertogen ende met huer den wagenmeester Claes de Wael om tot Utrecht ende andere plaetsen noch meer wagens aen te teyckenen ende in dienste te mogen nemen. In de stadt storte de solderinge vanden hoogen toorn inne, ende tgeschut daerop staende viel door alle de welfselen tot in de onderste kelder vanden toorn, omdat dselve met schieten so seer ontnestelt was. Die van Gelder gingen met huer mutineren voort, joegen alle huere overicheyt tot op de veltweybels ende gemeine weybels naer, wech ende ontbooden Graef Hendrick, so hij t’met huer niet en wilde houden, dat hij hem dan van daer maken soude, ende of wel hij mette tranen in de oogen de soldaten socht ter neder te stellen, en conde hij nochtans tselve niet doen, maer most mede vertrecken. Den Heere van Gileyn voor de stadt commende, presenteerde huer 2 maenden solts, mits dat se eenige Spangiaerden op thuys lieten, twelcke mede afgeslagen worde, ende en wilden Graef Harman vanden Berge selfs niet hoiren spreecken ende namen de commissarissen Uytenham ende Grammay gevangen, waerduer men hoopte dat dese muyterie een grooten ondienst voor den Cardinael soude causeren, de comtste van den viant herwerts beletten ende meer andere plaetsen doen verliesen. Den Gouverneur van Muers een Spangiaert, genaemt Andreas de Miranda, vresende dat tbeleg op hem mocht commen, heeft den Lieutenant in Camillo schantse leggende, bevolen mettet volck daeruyt, ende terstont binnen Meurs te commen, twelcken volgende hij desen nacht de schantse heeft verlaten met sulcke confusie, dat hij geen tijt en nam tgeschut mede te nemen, maer heeft daerinne gelaten 1 heele canon, 1 halve ende een minder stuck. De bootsgesellen vande oirlochscheepen daer bij leggende sulcx gewaer wordende, hebben des morgens dselve schantse gesaiseert ende beset, ende so daervan meester geworden, die Camillo Sachino gebout hadde, ende | |
[pagina 330]
| |
genaemt Mutiliana, ende in seecker cleyn capelleken daarin gemaeckt, gelaten dese inscriptie: MUTILIANA ME FECIT. Camillus Sachinus, hanc inexpugnabilem arcem, cum virtute animi et propria pecunia fundavit anno salutis M. D. LXXXVII militans sub Alexandro Farnesio, in servitio regis catholici. In quo loco Atila Gotthorum rex, fundamenta urbis Asciburgi destruxit, olim fundati ab Ulisso et a Pub. Ennio consule romano restaurati.
Dese Camillo was een seer Godloos mensch ende lange tijt Gouverneur van Meurs, maer naderhant daeruyt getogen wesende, sterf op de frontieren van Vranckrijck.
Naerdat den gesant van Polen in Engelant sijn propositie bij gescrifte gelevert ende daerbij bethoint hadde tot alle tgeene hij hadde geseyt last vanden Coning ende rijck van Polen te hebben, hebben de Heeren Burgley, Hauward, Cecil ende Fortescuve uyten name vande Coninginne hem naerder geantwoort, dat de Coninginne met sijn comtste verblijt was geweest, als commende van haren broeder, die se onlangs te vooren, doen hem vanden Turck oorloch gemaeckt worde met hare intercessie eerst bestant ende naer pays geprocureert hadde, die hij noch met goede conditien geniet ende daervooren sij dancksegginge verwachte, omdat se die daer vooren tot noch toe niet en hadde vernomen; dat se hem hadde doen versoucken sich wat te rusten, maer op sijn beede hem met veel eere eade magnificentie hadde audientie vergunt, oick sijne credentie (die niet en hielt dan een broeder tot sijn suster een Coninginne behoirt te scryven) gelesen. Ende of wel hij veranderende sijn persoen een lang oratie hadde begonnen, die sij noyt also en hadde gewacht, hadde se nochtans hem met patientie gehoirt ende in tcort Coninglijck geantwoort, dat men haer t’onrecht inculpeerde, ende dat se haere actien wel soude konnen justificeren ende hem also laten gaen om duer huere raden, getuygen van hare actien nu 40 jaren lang, bequame antwoorde te becommen, ende dat se geen viant als den Coning van Spangien en hadde, diens sake hij gesant seer hadde gedreven. Dat sij daerom sijn oratie met arbeyt gemaeckt, hadden bij gescrift begeert, ende gesien dat hij in sijn oratie niet en hadde geseyt dat buyten sijnen last ware, ende daerom niet en was te berispen, al waren sulcke propoosten buyten tgene de | |
[pagina 331]
| |
Coninginne verwacht hadde. Om dan te antwoorden op sijn clachten bestaende in gedaen injurien, om eenige goederen wederom te hebben, ende om vrijelijck in Spangien te mogen varen, daer hij eerst geseyt hadde de onderdanen van sijn meester van dese Coninginne niet alleen niet gebenificeert, maer oick gepriveert te wesen vande beneficien bij haer voorsaten vergunt, ende also van alle commercie in Engelant uytgeslooten. Ende voorts geclaecht dat dselve onderdanen de navigatie in Spangien wort verbooden, huere scheepen ende goederen genomen, prijs gemaeckt ende also geinjurieert ende beschadicht, daeraf hij begeerde restitutie, ende dat die navigatie huer naer gemeen recht mocht vrij blijven, ofte dat sijn meester middelen soude moeten voornemen daermede de schaden van sijn onderdanen souden gebetert worden. Dat de Coninginne daerop met recht dede antwoorden, dat sijn meester qualijck bericht was, dat sijn onderdanen in Engelant van alle commercien waren uytgeslooten, dat men oick weeten most oft onderdanen van Pruysse ofte vande Hanse waren, omdat se niet en weet, dat eenige andere coopluyden tot London privilegien gepretendeert hebben; dat over 50 jaren onder den Coning Eduard de 6e, questie was geresen geweest vande validiteyt der privilegien vande Hanse, omdat se om de infractien van dien doen voor nul gehouden waren ende en hebben noyt konnen bewijsen huer daerinne ongelijck gedaan te wesen, maer daernaer is huer (meer als alle andere coopluyden vande Cristenheyt) geconsenteert, dat sij in den coophandel ende de tollen van dien, naer de meyninge der oude privilegien getracteert souden worden als de onderdanen van Engelant, ende die dat niet en hebben willen aennemen maer vanden handel in Engelant haer afgehouden hebhen, en mogen immers niet seggen daervan uytgesloten te wesen, ten ware men huer tegen alle rechten meer hehoirde te beneficeeren als de eygen onderdanen, twelcke tegen t’officie van een Coning is, dat hij eens anders rijck beter besorgen soude als tsijne, oick van een harder, die anders beesten beter soude weyden als de sijne, ofte van een voetster, die sijn kinderen soude vergeten om andere te voeden, sijn onderdanen arm maken om die vande Hanse alleen rijck ende handelers te maken, twelcke de Coninginne sonder tegen de wereltlijcke ende goddelijcke rechten te misdoen, daervan oick niet en mach doen, waerom sij oick niet mogen seggen uytgeslooten te wesen, daer se so vrij als de Engelsen selfs mogen handelen, ende vrijer als de Francoisen, Schotten, Vlamingen, Hollanders ende andere natien selfs van Duytslant. Dat de Coninginne niet en twijffelt of sijn meester sal veranderen van sententie, als hij dese redenen sal verstaen, | |
[pagina 332]
| |
ende de staten van sijn rijck oick, omdat de clachten vande Hanse daerinne so ongerechtich sijn, dat sij twijffelt of dselve Staten in Polen oick oyt dese sake hebben overwegen naer behoiren ende niet eer alleen metten lichten op de clachten gelet; dat se so veel gepresumeert hadde vande dexteriteyt der Staten des rijcx van Polen (daeraen sijn meester bij electie ende geen successie comt) dat se niet heeft kunnen geloven, dat se yet so absurdelijck, ongehoorder sake, souden disponeren tegen de Mat van so een Coninginne, die dese tijt geen grooter en heeft in goede daden, geen geluckiger in langheyt van regieren ende geen meerder coninglijke deuchden, twelcke daerom te onlijdelijcker is te gebueren tegen so een Coninginne van een Coning, die so veel in haer is gehouden omdat sulcx selfs over de particulieren ondeuchdelijck is, want sij met hare intercessie hem ende sijn rijck pays geprocureert heeft metten Turck, doen dselve sijn lant wilde overvallen, ende doen sijn vader anno 83 haer dede bidden een legatie in Moscovie te willen seynden om tot een pays te mogen commen, heeft se des onbeswaert gedaen ende met haere intercessie oick die van Sweden tot een eerlijcke pays metten Moscoviter gebracht, welcke beneficien sij daerom verhaelt om te thoinen, dat se met recht behoirde te verwachten, dat sijn meester ende de Staten van Polen met een beter maniere tegen haer souden geprocedeert hebben, als wel sijn oratie bethoint gedaen te sijn, ende ten ware hij geseyt hadde sijn last oick bij tvolle rijck gegeven te sijn, soude men hebben mogen vermoeden dselve meest voort gestout te sijn bij eenige Spangiaerden ofte calumnierende Jesuiten, derwelcker veel in Polen sijn, van waer sij oick veel convitien vande Coninginne ende haer rijck opentlijck uytgeven sonder eenige straffe, ende te vermoeden is dat sij ende de Spangiaerden onlangs in t’rijck van Polen geweest, ende op den rijcxdach gehoirt dese legatie in faveur vanden Coning van Spangien hebben doen smeden. Dat hij hiernaer begeerde vrije navigatie in Spangien als sij vermoeden uyte recommendatie vanden Coning van Spangien, welcke navigatie sij nochtans nootelijck had moeten verbieden, opdat den Spangiaert huer openbare viant niet verstijft en soude worden met wapenen, scheepen ende coorn, om haer also beter ende langer oirloch te maken, daeraf hij sal moeten ophouden, indien hij sulcken behulp niet en mach krijgen ende pays maken, niet alleen met haer, maer oick met alle degeenen, dien hij t’onrecht d’oirlogen aandoet, immers dat de Coninginne gansch sulcx niet te lijden en const staen tot haer eygen bederf, ende dat hij gesant met veelen sustineert sulcx tegen alle volckeren recht te wesen, is selfs tegen trecht der natuyre, | |
[pagina 333]
| |
die leert dat elcx hem tegen gewelt mach beschermen, welcke wet niet bescreven, maer in de mensche gebooren is, beneffens dattet oick bescreven wetten sijn, die toelaten te verbieden sijnen viant den toevoer van wapenen, koorn ofte yet anders dat hem tot crijch te voeren dienstelijck mach wesen, daeraf eene staet ff, lib. 39 tit. 4, de public. Cotem ferro subigendo necessariam hostibus quoque venumdari ut ferrum et frumentum et sales non sine periculo capitis licet, ende in de privilegien die vande Hanse vergunt staet uytdruckelijck, eerst in t’privilegie van Coning Eduard de 1e, dat de Hanse coopluyden huere goederen sullen mogen brengen boven ofte beneden sijn rijck, daer se willen, uytgeseyt totte notoire vianden van sijn rijck, welke clausule gerepeteert wort van Edouard de 2e, Hendrick de 4e, de 5e ende de 6e, ende daerom niet toe en laet daertegen te quereleren dengeenen, die anders geen recht als uyte selve privilegien en hebben. Dat se dit alles verhalen omdat se achten den gesant niet te weeten, dat dese questie over 2 jaren getracteert is geweest voor sijn meester, ter cause van eenige coopluyden van Dantsick, die over gelijck verbot van toevoer in Spangien te doen, geclaecht, ende een mandaet ter contrarie gekregen hadden, twelcke bij sijn meester op t’naeckte vertoogh van Doctor Parcker, daer gesonden, gerescindeert was. Dat se wel weeten dat sulcke verbooden dien van Polen schadelijck sijn, omdat se haer coorn ende gewas daerduer niet gevouchelijck en konnen vercoopen, dan dat daertegen staet, dat sijs veel in Engelant selfs konnen brengen ende vercoopen, oick in t’Nederlant, in Vranckrijck ende Italien, mits dat onder dien het in Spangien mer niet en worde gebracht, twelcke oick selfs den onderdanen van Polen verseeckerder sal wesen, omdat huere scheepen aldaer als in Spangien niet en sullen worden gearresteert ende met pericule van schepen ende schippers totten crijch gerust, als die van Dantsick ende anderen tot huere groote schade in Spangien dickwils besocht hebben, ende noch desen somer te Ferol veel schippers gehangen ende verdroncken sijn, omdat se huer ende huer schepen hadden willen vrijen. Dat se daerom tvoorleden jaer hadde doen publiceren, dat alle uytheemsche schepen also in Spangien aengehouden uyte havenen ofte vlooten vrij souden mogen ontloopen ende in haere vloote commen ofte naer huys seylen, ende dat haer volck oick veel schepen van Dantsick ende Hamburch hadden getracht vanden brant te salveren, die se in de Spaensche schepen gebracht hadden. Dat sij hem een dubbelt van die publicatie gaven ende meynden so sijn meester ende sijn rijck des hadden geweeten, dat se sonder te dencken op de voorgaende beneficien also | |
[pagina 334]
| |
alles niet ten archsten en souden geduydet hebben. Dat de Coninginne mede alleer sulcken verboodt van navigatie te executeren overal kundtbaer gemaeckt, ende den oostersen coopluyden doen vermanen heeft, dat se nootelijck tot defensie van haer rijck tegen den Spangiaert haeren viant sulck verbot hadde moeten doen. Dergelijcken oick andere Coningen dickwils gedaen ende namentlijck Coning Jan van Sweden vader van sijn meester, ende Coning Sigismund van Polen sijns moeders vader, die veelen Engelsen coopluyden alle hare waren hebben doen benemen, omdat se die in Moscovie tegen huer verbot wilden brengen, ende also veelen gansch arm gemaeckt, alsmede veel Deenen vande Sueden wedervaren is, daervan sij de authentycke commissien vanden Coning Sigismund vanden 26 May 1566 ende van 12 Marty 1569 konnen thoinen om te spolieren alle den geenen, die toevoer in Moscovie souden willen doen van pulver, bussen, salpeter, victualie ende ander oirlochsgereetschap. Dat se mede noch seer heftige brieven hebben vanden selven Sigismund aende Coninginne, daerinne hij met vele redenen sustineert tverbot van toevoer in Sweden ende der Nerve te doen, gansch recht ende billick te wesen, opdat de Moscoviters daermede niet gewapent nochte gesterckt en worden, ende dat hij daerom wachten op zee geleyt hadde om alles prijs te maken, die sij souden vinden contrarie te doen, daerinne dien wijsen Coning niet te berispen en is geweest. Dat se hem gesant gevraecht hadden wat hij daertegens wiste te seggen ende hij geantwoordt daertoe geen last te hebben, maer bevel alleen voor te dragen ende daerop antwoort te nemen. Dat se daerom hem op alle sijn geproponeerde voor antwoorde gaven, dat sulck verbot vande Coninginne gedaen was naer de wet der natuyren om haer te beschermen naer de civile wetten, naer de exempelen der Coningen van Sweden ende Polen ende naer de privilegien selfs dien vande Hanse vergunt, ende dat se daerom van geen ongerechticheyt en conde beclaecht worden, als noyt yet voorgenomen hebbende dat tegen recht ware, maer elck een daerover clagende bereyt was te hoiren ende recht te doen administreren, als sij oick hem soude bewijsen so verre hij eeniger Poolser onderdanen sake hadde te recommanderen, ende sij souden de sake van Lisman van Dantsick, den gesant gevolcht, so men seyde, om recht te versoucken op eenige petitien, selfs termineren alleer hij gesant vertogen hadde, ten ware hij sijn vertreck also verhaeste; dat se huere antwoorde lang hadden gemaeckt om sijn meester te bethoinen, dat hij tot veel poincten, streckende tot oneere vande Coninginne last gegeven hadde, daeraf hij nochtans qualijck geinformeert was, ende | |
[pagina 335]
| |
verhoopten daerom, indien haere antwoorde mette clachten gecompasseert worde dat sijn meester ende den raedt van Polen niet min publyckelijck Haere Mats actien sullen conserveren, als sij de clachten hebben gehoirt, ende daerop dese legatie afgeveerdicht, opdat men sien mach dat hij sulcken regard neme op de onderlinge vruntschap te onderhouden, als men van een broeder ende geconfoedereert Prince behoirt te verwachten. Gedaen tot Groenwits.
Vuyt tbeleyt van dese antwoorde sach men noch naerder de directien vande besongien vanden Almirael van Arragon in Duytslant ende Polen, ende dat men alleen trachte t’oirloch over dese landen te brengen ende daerom de gansche navigatie van Polen recht op Spangien te trecken, daerom den gesant oick in Engelant van geen pays en hadde vermaent, ende al was de antwoorde vande Coninginne voor dese landen niet quaet, omdat se de Polen sulcke navigatie op Spangien weygerde, so gaef se oick dien van dese landen een groot bedencken, dat de Coninginne gelijcke navigatie oick van huer niet en soude willen lijden. Desen gesant corts hiernaer uyt Engelant vertreckende, liet aldaer eenigen van sijn volck om te vervolgen de terminatie van eenige processen van particulieren, daerover hij mede geclaecht hadde, ende om te sien of se ten minsten eenige seeckere schepen met coorn souden mogen naer Spangien seynden. | |
[Den 24en Augusti]Den 24en Augusti was het heel schoen weder. Tleger lach stille ende men begonde een weynich te repareren de borstweringen vande stadt, die mettet schieten gebroocken waren, maer de demolitie vande buytenwercken bleef bij gebreck van gelde noch terugge. Op den naernoen creegh men tijdinge van tverloopen van Camilloschantse ende oick van t’mutineren van tvolck tot Gelder. Naer de schantse sont men eenich volck om tgeschut te halen, maer nopende Gelder en wist men noch niet veel te resolveren. | |
[Den 25en Augusti]Den 25en Augusti was tamelijck weder. Sijn Excie dede uyte stadt halen 5 metale stucken, die meest bedurven waren, veranderde mede de acte van Hopman Schaef, ende maeckte hem simpelijck Gouverneur ende verleende hem brieven aende Staten Generael om hem te doen hebben commissie ende tractement, screef mede aende steden op den Rijn, dat de stroom nu open was ende dat se daerom huere burgeren wilden toelaeten vrije trafficq op den leger te mogen doen. Men creegh voorts tijdinge dat de 3000 mannen, die vanden viant naer Berck gecommen waren, huer bij Aerssen op de Mase hadden nedergeslagen, ende dat de reste van huer volck naer Amiens mosten trecken. Hierom resolveerde Sijn Excie op morgen met 11 vanen ruyteren ende 1200 man te voet te | |
[pagina 336]
| |
gaen naer Meurs om de plaetse te besichtigen, of men se met voordeel soude konnen aentasten.
De gesant des Keysers op sijn heftich aenhouden verkregen hebbende dubbelt vande brieven aenden Keyser ende Fursten, mogelijck om den Cardinael te communiceren, is van dage naer Antwerpen vertoogen om aldaer, so men vermoet, rapport van sijn besoinge te doen. |
|