heeft gezien, zoo weinigen zullen ooit den père in zijn Dominicaansch gewaad hebben aanschouwd.’
De geestige Frans van Oldenburg-Ermke zal wellicht bereid gevonden worden, te verklappen, wat het zeggen wil, als men onder de hedendaagse katholieke journalisten ‘de minst clericale’ genoemd wordt; - wij bepalen ons bezwaar tegen het laatste zinslid, waarin den dominicaan lof wordt gegeven, omdat hij zich slechts in zijn vrije tijd gedraagt als... dominicaan. Schreef men van mij, dat ik onder de katholieke publicisten van mijn tijd mij het minst katholiek betoonde, in goede ernst, ik name dit als een belediging op, en als ene, die ik kwalijk verdroeg - al heet ik maar een leek, doch van een priester schrijft men, in zijn eigen krant, dat hij als priester onherkenbaar is, en dit wordt ter zijner huldiging geschreven!
Begrijpt men dan niet, wat het zeggen wil, als het zout der aarde smakeloos wordt, wijl men het als zodanig adverteert? Zo er met recht geklaagd wordt over nood aan priesters, dat men dan niet met priesters kwansele, als ware daar een overvloed, zo groot, dat het intellectuele uitschot als overtollig behandeld kan worden!
Had men te maken met zekeren heer te Rotterdam, die Hermans heette en grappige stukjes voor een dagblad schreef, waarvan hij als ongetrouwde man kon leven, we namen genoegen met een hulde, die in zulk een mens geen hoge ernst erkende; nu het een priester geldt, wordt deze lof een zware blaam.
Men leest in hetzelfde feest-artikel vervolgens:
‘Hoe werd u journalist?’
‘Ik hield niet van de preekstoel,’ zegt deze predikheer en hij begrijpt niet, hoe hij daarmee zijn verlegenheid verraadt.’
Er is nog meer, dat hier niet wordt begrepen. Meent men het katholieke volk een dienst te bewijzen, door diegenen onder zijn priesters, die ‘niet houden van’ hun eigenlijke werk, af te schuiven naar wereldse functies, waarin zij dan maar niet zo ernstig genomen moeten worden? Onthaalt men ons op priesterhumoristen, die door geen biecht te horen, komiek zijn geworden? De man, die niet van preken houdt, worde een leukdoend journalist, de man, wien zijn parochie niet bevalt, trekke zich terug in een eigen maandblad, de man, die voor huisbezoek ongeschikt is, blijke ergens anders wel bruikbaar, waar hij zich