| |
| |
| |
De Jäger-episode
GEEN enkele maatregel tegen de leiders der duitse Belijdeniskerk, die op de dag zijner plechtige installatie, 23 September 1934, de evangelische banvloek over hem uitspraken, heeft Rijksbisschop Ludwig Müller zelf genomen. Zijn voortvarendheid uit November van het vorige jaar had hem voorzichtigheid geleerd door hem te doen gevoelen, dat hij in de Rijkskerk de tweede man was, immers zijn weinig evangelische vriend Adolf Hitler is ook daar de eerste. Zodra dan ook de kerkstrijd losbrandde, volgde Müller zijn gewone stropoppolitiek en trad in de schaduw. In heel de maand October van 1934, inderdaad misschien de meest bewogen maand der evangelische Kerk sedert de tijd der hervorming, stelde de Rijksbisschop geen enkele daad, noch sprak hij enig woord, waaruit men zijn persoonlijke inzichten kan vernemen. Hij wachtte, wat Hitler zou doen, en wacht nóg.
De man, die optrad, in zijn plaats, was de juridische commissaris van de Rijkskerk, dr August Jäger, dezelfde, die bij de beediging van het kerkelijke personeel te Stuttgart beweerde, dat alle belijdenissen uit hun aard vergankelijk zijn en dat het ware doel der Rijksregering is, te komen tot een duitse ‘Nationalkirche’, waarin alle confessies zullen opgelost worden. Zijn programma bulkt van éénvoud: ‘Eén volk, één kerk, één leider!’ Volkomen misplaatst in een wezenlijk-theologisch conflict, heeft deze juridisch geschoolde departementsambtenaar een maand lang huisgehouden in de lutherse Kerk als een paard in een porceleinkast en men vraagt zich verbijsterd af, hoe de opperste Rijksleiding naast haar ledepop, de opperste kerkleiding, zwijgend kon toezien bij het verloop van een treurspel, waarin de voornaamste acteur, door zijn rol niet te kennen, zichzelven belachelijk en alle betrokkenen radeloos maakte.
Dat Rechtswalter dr Jäger dwaasheden zou begaan, was te voorzien. Dat men hem daarbij zou laten begaan, kon niemand verwachten. Vooral niet, nadat in de eerste dagen van October een schrijven, gedateerd van 5 Juni, bekend was gemaakt, waarin dezelfde dr August Jäger zich tot het bestuur der duitse evangelische Kerk had gericht met het voorstel om ten spoedigste over te gaan tot de stichting ener nationale Kerk (‘National-Kirche’),
| |
| |
ofschoon men daarbij natuurlijk rekenen moest op de weerstand van circa vier millioen katholieken en enige honderdduizenden gereformeerden en geünieerden, welke weerstand echter niet onoverwinnelijk zou blijken.
Deze figuur, pas tot de nationaal-socialistische partij toegetreden, nadat haar zegepraal bevochten was, zag zich reeds op 14 Juli 1933 ontzet uit een kerkelijk ambt, het staatscommissariaat voor de pruisische kerken, omdat men van kerkelijke zijde weinig fiducie had in zijn politieke geloofsbrieven, kort gezegd, omdat men hem reeds dadelijk bij zijn benoeming tot deze waardigheid op 24 Juni 1933, voor een gevaarlijken Streber hield, die onder elk bewind op iedere verantwoordelijke post misplaatst zou zijn.
Jurist en departementsambtenaar, behoorde hij in het gunstigste geval te blijven, wat hij was, maar de even machtige als onberekenbare sympathieën van den Führer haalden hem telkens weer naar voren uit het ambtenaarskantoor en op 12 April 1934 kwam de hinderlijke Jäger in de hoedanigheid van Rechtswalter achter Rijksbisschop Ludwig Müller staan, eerst als de schaduw van een schaduw, toen als de kat, die de kastanjes uit het vuur haalt, eindelijk als de ongecontroleerde tovenaarsleerling, die een maand lang in het costuum van zijn meester zelfstandig domheden beging en geesten opriep, die hij niet zou weten te bezweren. In heel zijn optreden kan men geen zweem bespeuren van tactiek, zijn aftreden, daarna, was even pruisisch-bruut en onbeschaamd. Zelfs nauwelijks een christen te noemen, totaal onkundig van alle confessionele problematiek, heeft deze nazi-catechumeen door zijn luidruchtigheid het christendom geweld aangedaan, op een wijze, die in de gelovige wereld iedereen ergeren moest en zelfs bij ongelovigen niets anders dan genegenheid kon wekken jegens de beginselvaste strijders der duitse Belijdeniskerk. Voorstanders van het nieuwe en autoritaire kerkbestel veranderde hij zodoende in onverzoenlijke tegenstanders. De oppositie, die hij fnuiken wilde, versterkte hij tot een onweerstaanbaar verzet. De korte geschiedenis van zijn bruuske op- en aftreden bewijst, dat in het Derde Rijk een algehele radeloosheid heersen moet en heeft dan ook in de noordelijke landen, speciaal in Scandinavië en Groot-Brittannië, de laatste genegenheid voor het nieuwe Duitsland vernietigd. Buitengewoon welsprekend was in dit opzicht het feit, dat op de oecumenische bijeenkomst te Fanö in
| |
| |
Denemarken de voorzitter der duitse Belijdeniskerk, dr Koch, tot president gekozen werd. Men heeft hierdoor aan alle Duitsers te verstaan gegeven, dat de vereniging der christenkerken zeker niet tot stand kon komen onder staatsdwang.
Wat Ludwig Müller onder alle omstandigheden angstvallig zou hebben vermeden, vooral na zijn ervaring met Krause, dat ondernam August Jäger met verbijsterende onbezorgdheid en daar was geen mens, geen Hitler of geen Müller, die het hem belette. Waaraan ontleende hij dit recht tot willekeur? Het is een raadsel der hogere Rijkspolitiek, die in een autocratisch geregeerd bestel vaak door onachterhaalbare, soms bovendien door onmededeelbare motieven wordt beheerst. Wat Müller niet mocht in de schaduw van Hitler, dat mocht Jäger wel in de schaduw van Müller... Hij maakte martelaars, hij provoceerde, hij oefende onduldbare gewetensdwang uit, hij mengde zich van buiten af en zonder enigerlei innerlijke autoriteit in de theologische meningenstrijd, trots het Führers-verbod van 2 December 1933, dat dus verouderd scheen nog voor verjaard te zijn, en toen hij aan het einde van dit alles zichzelf totaal onmogelijk had gemaakt, moest hij vervangen worden door een raad van gelijkgeschakelde bisschoppen, zonder dat ook maar ergens iemand iets had gewonnen. Er was alleen een europees lawaai gemaakt en een afgrond van onzin opengelegd, doch zodra het bevel tot inrukken klonk, verdween de almachtige ambtenaar Jäger naar zijn oud departementsbureau onder dankaanvaarding van bewezen diensten, alsof zich niemand gecompromitteerd had. Al deze dingen zijn mogelijk in het Derde Rijk en de enige verontschuldiging, welke men tot heden gehoord heeft, is, dat de Führer op de beslissende dagen hevig gekweld werd door tandpijn. Van Rijksbisschop Müller hoorde men niets. Jäger deed alles alléén.
Zalvend had de Rijksbisschop in de namiddag na zijn plechtige installatie op 23 September 1934, bijna een jaar dus, nadat hij op 27 September 1933 tot de hoogste kerkelijke waardigheid in het Rijk uit de rijen der duitse christenen gekozen was, zijn herderlijk vertrouwen uitgesproken, dat de protesterende predikanten en gelovigen, die ‘nog niet’ tot de Rijkskerk behoorden, weldra hun oppositie zouden staken. Op hetzelfde ogenblik bemoeide
| |
| |
de Rechtswalter dr August Jäger zich met de aanklacht, dat de kerkekas van Württemberg, bevattende 1.621.038 Rijksmark, onder beheer van dr Schauffler, bij de gelijkschakeling van de Württembergse landskerk, niet in haar geheel was overgemaakt aan het bestuur van de Rijkskerk, doch dat een aanzienlijk gedeelte, ten bedrage van 230.000 Rijksmark, ter hand was gesteld aan den voorzitter der oppositie-voerende Belijdeniskerk, dr R. Koch te Bad Oeynhausen, die er over beschikken zou naar de inzichten der Belijdenis-synode van Barnem, waar de Belijdenisgemeente zich van 29 tot 31 Mei 1934 officieel georganiseerd had. Ofschoon deze beschuldiging onjuist bleek, ontvingen de Württembergse landsbisschop Wurm, de kerkelijke magistraten Schauffler en Pressel, zomede de predikant Weber namens het departement van Binnenlandse Zaken, waar Jäger thuishoorde, een schrijven, dat hun verbood, hun woning te verlaten, zich met de kerkstrijd in te laten of enigerlei ambtelijke bezigheid te vervullen. Overtreding dezer voorschriften zouden zij met gevangenisstraf boeten. Hiermede was de landsbisschop van Württemberg als oppositie-leider uitgeschakeld. Jäger vierde zijn eerste triomf, zij het krachtens de onwelluidende bedreiging, dat hij een bisschop zou laten gevangen zetten. Te Stuttgart was hij dus de situatie meester.
Hij rekende echter buiten de geloofskracht van de oppositie. Namens de broederraad der Barnemse Belijdenis-synode van de duitse evangelische Kerk schreef haar voorzitter, de reeds genoemde dr Koch uit Bad Oeynhausen aan de kerkegemeente te Württemberg een brief van apostolische kracht, waarin de gelovigen werden opgewekt tot volharding in hun trouw jegens den rechtmatigen landsbisschop, dr Wurm, en waarin het geduld der onderdrukten werd geprezen. Op Zondag 7 October lazen ruim negenhonderd Württembergse predikanten van hun kansels de verklaring af, dat geen pfennig van het Württembergse kerkegeld onttrokken was aan zijn bestemming en dat het onrechtvaardig was, een man, die voor de handhaving van de zuivere evangelieleer zijn gehele persoonlijkheid op het spel zet, door geweldmaatregelen verdacht te maken van een misdrijf, dat een vlek zou werpen op zijn ongerepte naam.
De theologische faculteit van de universiteit te Tübingen sprak zich openlijk uit ten gunste van den onschuldig in arrest gestelden
| |
| |
landsbisschop en desavoueerde het optreden van het departement van Binnenlandse Zaken. De Württembergse kerksynode koos in meerderheid partij voor dr Wurm.
Nu begon in het Württembergse een onomwonden kerkvervolging. De landsbisschop Wurm, de prelaat Mayer-List, de kerkelijke magistraten Schauffler, Pressel en Schaal werden afgezet. Rechtswalter August Jäger benoemde een nieuw bestuur voor de landskerk, die meteen werd ingelijfd bij de Rijkskerk. Wie hiertegen protesteerde, werd geschrapt als lid der nationaal-socialistische partij, ontzet uit zijn ambt en bedreigd met gevangenisstraf. Van Rijksbisschop Müller hoorde men niets. Jäger deed alles alléén.
Na aldus de gelijkschakeling der kerk van Württemberg te hebben opgeknapt, begaf August Jäger zich op 9 October, zonder zich te beroepen op enigerlei opdracht van den Rijksbisschop, naar München, waar de felste tegenstander van de nieuwe Rijkskerk, dr Meiser, als landsbisschop zetelde. Bij monde van den Neurenbergsen theoloog Kurt Frör had de beierse landskerk, die pal in verzet bleef, zich reeds op 15 Juli 1934 scherp verdedigd tegen het verwijt van verraad aan Luthers ideaal der duitse eenheid, van misleiding der kerkelijke gemeenten, van sabotage der nationale herrijzenis, van rebellie tegen het Kerk- en staatsgezag. In zijn brochure Von der Landeskirche zur Reichskirche, ontmaskerde deze schrijver de nationaal-socialistische geestdrijverij als een streven om de kerk te vervangen door een anti-dogmatische vereniging voor ethische cultuur, waarin het woord van Christus zou verijdeld worden: ‘Niemand komt tot den Vader dan door Mij.’ Met welhaast overmoedige duidelijkheid zinspelend op de Hitlergroet, vroeg hij: ‘Soll Christus ein Heiland neben andren werden?’ En hij herinnerde aan de apostolische vermaning: ‘Es ist in keinem andern Heil!’ Meer dan de eenheid, zo besloot hij, betekent voor ons de waarheid. En dit besef werd door de overgrote meerderheid der beierse predikanten gedeeld, hoewel de dappere landsbisschop dr Meiser in het staatkundige de verlangens van Adolf Hitler niet afwees, integendeel bekend stond als partijlid.
Direct na zijn aankomst te München, had Jäger een conferentie met dezen bisschop, die op 2 October een felle open brief had
| |
| |
gepubliceerd aan het adres van den Rijksbisschop Ludwig Müller waarin hij hem beschuldigde van machtsaanmatiging en van verminking der evangelische kerkleer. Jäger sprak met geen woord over die open brief. Hij kondigde alleen maar aan, dat geen enkele maatregel tegen partijgenoot Meiser en de gehele anti-mülleriaanse landskerk van Beieren werd overwogen. Immers gewetensvrijheid wordt in het Derde Rijk op last van Adolf Hitler geëerbiedigd.
Daags hierna, dus de 10e October, verweet de Neurenbergse gouwleider Julius Streicher in een vergadering van nationaal-socialistische partijleiders den Rechtswalter Jäger, dat hij... niet doortast! Hij is nu al bijna twee dagen te München en nog is de oppositiebisschop niet afgezet!
Op 11 October zet Jäger den landsbisschop dr Meiser af, zonder van dit autonome besluit enige rekenschap te geven aan de beierse landsregering of aan den stadhouder van Hitler in Beieren, luitenant-generaal Ritter von Epp. Jäger is nu opeens doortastend. Hij stelt dr Meiser bovendien in arrest.
Op Zondag 14 October wordt van alle beierse kansels een protestverklaring tegen Jäger voorgelezen. Het heilig avondmaal wordt uitgereikt aan de gelovigen; de altaren zijn bekleed met zwart. Inmiddels is de stadhouder van Beieren naar Berlijn vertrokken en confereert met Rudolf Hess om interventie van den Rijkskanselier te krijgen. De theologische faculteit der universiteit van Erlangen kiest partij voor dr Meiser. De kerksynode van Beieren verklaart zich trouw aan den wettigen landsbisschop. Maar dr Jäger reorganiseert het landskerkbestuur, verdeelt de beierse landskerk in tweeën, benoemt een kerkelijken commissaris in Meisers plaats te München, een anderen te Neurenberg. Nu is ook Beieren gelijkgeschakeld. Van Rijksbisschop Müller hoorde men niets. Jäger deed alles alléén.
Op 16 October protesteert, de Rijksleider der Duitse Christenen, de jurist dr Kinder uit Kiel, die den Rijksbisschop vlak na diens plechtige installatie had toegesproken op het bordes van de Berlijnse dom, tegen het doldrieste optreden van dr Jäger. Hij acht zulk een tekeergaan onverenigbaar met de beginselen van het evangelie en eist, dat Jäger onverwijld zijn ontslag zal nemen. Bovendien deelt hij aan den Rijksbisschop mede, dat diens
| |
| |
Rechtswalter het vertrouwen van de geloofsbeweging der duitse christenen verloren heeft. Nu moet Müller wel iets van zich laten horen! Hij onderhandelt met Kinder en doet een compromis-voorstel. Deze tactiek typeert den Rijksbisschop volledig. Wanneer dr Kinder zijn eis tot aftreden van dr Jäger laat varen, zullen de afgezette magistraten van de Rijkskerk, Birnbaum, Christiansen en Langmann, in hun functie worden hersteld. Dr Kinder wijst dit compromis van de hand. Er ontstaat een nieuwe scheuring in de geloofsbeweging der duitse christenen. Opgericht in Mei 1932, beleefde zij haar eerste splitsing in April 1933 met de tegenstelling: Hossenfelder-Müller, haar tweede schisma in November 1933 met het sportpaleis-schandaal van Krause, haar derde scheuring in October 1934 met het protest van Kinder tegen Jäger. Eenheid was immers, het doel van haar streven! Dr Kinder werd aan de dijk gezet, of, andere lezing, hij nam vrijwillig zijn ontslag ‘um sich wieder ausschliesslich seinem Beruf als Konsistorialrat zu Kiel zu widmen’.
Wederom had August Jäger getriomfeerd door algemeen verzet te wekken.
De eedsaflegging van den Rijksbisschop, die zou plaats vinden op 19 October, werd echter wegens ongesteldheid van Adolf Hitler uitgesteld tot 23 October. Ook ontving de Rijkskanselier de gelijkgeschakelde bisschoppen niet in audiëntie. Jäger schijnt de waarschuwing, besloten in dit uitstel, niet te begrijpen. Hij streeft in Hannover naar nieuwe triomfen. Rijksbisschop Müller het niets van zich horen.
Na de eerste nationale Belijdenis-synode te Barnem in de laatste dagen van Mei 1934, volgde nu op 20 October een tweede te Dahlem-Berlijn, waar dr Martin Niemoeller, de voormalige duikboot-kapitein, thans een der sterkste figuren uit de evangelische oppositie, predikant is. Deze synode kondigde het kerkelijke noodrecht af. De breuk tussen de Rijkskerk en de Belijdeniskerk is hiermede een voldongen feit geworden. De Belijdeniskerk eist namens het evangelische beginsel van den Rijkskanselier, dat hij Rijksbisschop Ludwig Müller en diens onverdedigbaren Rechtswalter August Jäger op staande voet ontslaan zal. Jäger schorst links en rechts predikanten. Van Rijksbisschop Müller hoort men niets.
| |
| |
De eedsaflegging van Müller en de audiëntie der gelijkgeschakelde bisschoppen bij Adolf Hitler, die tot 23 October werden uitgesteld, zijn ook op deze datum niet doorgegaan, want de Führer had kiespijn. De beëdiging werd wegens dit hoge motief verschoven naar een onbepaalde datum. En nu opeens, op 26 October, trad dr August Jäger af als Rechtswalter van de duitse evangelische Kerk. Rijksbisschop Ludwig Müller, die in de volksmond voortaan ‘der Reibi’ heet, bhjft gehandhaafd, doch er wordt hem een raad van bisschoppen toegevoegd, hetgeen een duidelijk échec betekent voor het leidersbeginsel in de Rijkskerk.
Nog sterker, op dezelfde 26e October werden de drie oppositiebisschoppen, Meiser van Beieren, Wurm van Württemberg en Mahrarens van Hannover, door Adolf Hitler in audiëntie ontvangen. Men verwacht, dat zij in hun waardigheid hersteld zullen worden en dat de Rijksregering zich voorlopig niet met de kerkstrijd zal inlaten. Het ophanden zijnde Saarplebisciet maakt een openlijke kerkvervolging ongewenst. Over het algemeen is aan de Rijksregering duidelijk gemaakt, dat het christendom over weerstandskrachten beschikt, die zij maar hever niet uitdagen moet.
Op 28 October verbiedt de Rijksminister Joseph Goebbels aan de duitse pers, berichten of beschouwingen te wijden aan onenigheden binnen de duitse evangelische Kerk. Dit is geen quaestie, waar het buitenland iets mee te maken heeft...
Zo eindigde de Jäger-periode in de duitse kerkstrijd. Zij bestond uit een reeks pruisische onbehouwenheden, die de beoogde uitwerking misten. Ze leidde enkel tot een nieuwe scheuring in de gelederen, die naar een National-Kirche streven, tot een verscherpte tegenstelling der partijen, tot een standvastiger doelbewustheid bij de leiders van de oppositie, tot een algemene verontwaardiging in heel de wereld en tot een ontmaskering, dit is een mislukking, van de bedoelingen der hitleriaanse kerkpolitiek. Belijdend christendom en nationaal-socialistische wereldbeschouwing staan voortaan voor ieders waarnemingsvermogen lijnrecht tegenover elkaar. Reeds is de regering, met het oog op het aanstaande Saarplebisciet, voorzichtig begonnen, die scherp getrokken breuklijn te verdoezelen. Zij zal, om wille van de eensgezindheid der bevolking, alles in het werk moeten stellen om
| |
| |
niet gedwongen te worden tot een openlijke keuze voor het volkse heidendom tegen de christelijke heilsleer. Dit alles heeft de oppositie, dank zij het doortastend optreden van dr August Jäger bereikt. Dit is juist hetgeen Rijksbisschop Müller, koste wat het koste, had willen ontwijken. Zijn kerkelijk eenheidsprogram is voorlopig van de baan; zelfs zijn eenhoofdig gezag is gebroken.
In de raad van bisschoppen, hem ter zijde gesteld, zetelt, behalve drie landsbisschoppen, die tot de rijen der duitse christenen behoren, de weliswaar, gelijkgeschakelde, maar in de ideeënstrijd neutrale dr Kühlewein, landsbisschop van Baden, met wien de oppositie-bisschoppen contact houden. Er wordt dus weer onderhandeld en geschipperd als te voren.
Voor Ludwig Müller is de Jäger-episode een proef geweest, een uiterst gevaarlijke proef, die hem bijna zijn waardigheid kostte. Maar hij is er nog en hij heeft iets geleerd. Wellicht is hij innerlijk blij, dat zijn Rechtswalter zich zo spoedig en zo afdoend onmogelijk maakte. Dit demonstreert immers zijn eigen tact door de bewijsvoering ex opposito. Hij hoopt zijn houdbaarheid nu nog slechts aangetoond te zien ex oppositione. Dit is vooralsnog voor het minst een quaestie van tijd...
Doctor juris August Jäger zit weer achter zijn bureau op het departement van Binnenlandse Zaken, een scherp jurist, een plichtgetrouw ambtenaar van het stramme pruisische type. De minister, wie dit ook zij, kan op hem rekenen. In het jaar 1933 is hij nationaal-socialist geworden, uit helder inzicht in de situatie. Dit inzicht zal hem nooit begeven. Als de situatie verandert, zal hij dat inzien en een plichtgetrouw ambtenaar zijn, als weinigen betrouwbaar. Niets valt er op hem aan te merken. Zeker, hij heeft eens iets aan de hand gehad met de evangelische theologie. Hoe zat dat ook alweer? Och, het was een onontwarbare verwikkeling van belijdenissen, landskerken, bisschoppen, kerkekassen, leidersbeginsels en partijlidmaatschappen. Hij heeft zich toen kranig geweerd, maar men moet het een betrouwbaren pruisischen ambtenaar niet euvel duiden, dat hij tegenover al die kerkautoriteiten wat zwak bleek in de leerstellige theologie. Hij had oprecht gemeend, iederen Duitser een plezier te doen met te beweren: ‘Das Erscheinen Jesu ist in seinem letzten Gehalte ein Aufflammen nordischer Art inmitten einer von Zersetzungs- | |
| |
erscheinungen gequalten Welt.’ Dit had men blijkbaar niet van hem geaccepteerd, in theologische kringen. Rijksbisschop Ludwig Müller kon daar beter mee overweg!
September-November 1934
|
|