Nadat wij drie uren gezeild hadden, bereikten wij het einde van het meer. Daar namen wij eenen wagen, en reden op den slechtsten bergweg van Europa naar het vaderland van de krijgszuchtige Campbells. Een verdere togt van drie uren bragt ons door een wild, onvruchtbaar dal op de hoogte van de Glimmerschiefer rotsen, die, naar den Westelijken oever van Loch-Fyne afloopende, aan onze oogen een wondervol uitzigt ontsloot, welligt het liefelijkste, dat Schotland heeft aan te wijzen.
Diep beneden onze voeten lagen de blaauwe wateren van het meer, die zich aan beide zijden van het gebergte heen kronkelden. Tegen ons over, omsloten door eenen gordel van vlak weiland en golvende korenvelden, blonk aan de zeekust, als een edelgesteente, de kleine stad Inverary, terwijl aan de regter zijde te midden van groene grasvelden, bloeijende tuinen en begroeide oevers, waarvan het struikgewas zijne takken tot in het water laat afhangen, de donkere torens van het slot zich verhieven. Het geheel was omgeven door een amphitheater van verbrokkelde porphyr-heuvels, over wier rotsen, met dennen gekroond, de blaauwe, kale bergspitsen van Lorn uitstaken.
Het was een volkomen beeld van rust en afzondering, en ik erken, dat ik er trotsch op was, mijnen metgezel deze kroon van den adellijken zetel van ons eiland te kunnen toonen – den zetel van den stam eens adellijken geslachts, welks naam op de bladen van zijne landshistorie blinkt, als het gouden schrift in een rijk geillumineerd missaal.
Terwijl wij naar het strand afreden, trachtte ik Sigurdr door eene schets van het lot van het huis Argyll den tijd te korten.
Ik verhaalde hem, hoe voor tijden drie krijgslieden van het groene Jerne uittrokken en zich in de wilde dalen van Coval en Lochow vestigden; hoe een van hen, de zwarte Brachdan, uit liefde voor de blaauwoogige Eila, aan een geleidenden draad, de golf doorzwom, toen aan een henneptouw en ten laatste aan eene ijzeren keten; maar, ach, ditmaal verdween de te zwaar beladen held bij den terugkeerenden vloed in den draaikolk; hoe Diarmid O'Duin, d.i. zoon van den Bruine, met eigen hand het magtige everzwijn versloeg, welks kop nog