Cabinet des Prinsen te hebben ontmoet,’ vervolgde huygens, ‘en schoon menigte en afstand de kennis van velen, en ook van hem, mij uit het gezigt droegen, zoude 't mij lusten, hem weder te zien; want voorwaar, van den vondel! hij mogt met dij uitroepen:
Zijn Bruid t' omhelzen in een beemt, bezaaid met toozen,
Of in het zachte dons, is geen bewijs van trou:
De rimpels, door hoofts vriendschappelijke teregtwijzing, op het gelaat des Dichters zigtbaar, verdwenen bij de heusche toespraak van den Heere van zuylichem. Met eenen glimlach voor die hoffelijkheid dankende, keerde vondel zich tot barleus, die het eerst van allen scheen te bemerken, dat het buiten koeler werd. ‘Ge hebt het paar in den echt verbonden, en daarmede teregt uw verhaal geëindigd, geleerde barleus! vergeef mij, zoo ik eenig belang in de oude guitenziel van harmen de doodt stelle, leeft hij nog?’
‘In den laatsten winter bevroos hij van koude; met de handen om de hengsels der houten kist geklemd, welker inhoud ik u opgaf, vond men zijn lijk.’
‘Sijmen quist heeft, naar ik hope, de verdiende straffe ontvangen?’ vraagde cats.
‘Hij werd aan de paleije gegeeseld, Heer Pensionaris! Nu is hij een dienaar van God en de Heilige Justitie geworden, zoo als de boef zegt, dat, in onze sprake overgezet, beuls handlanger heet. Schout de bondt wilde hem eerst diefleijer maken, “want” sprak hij, “zoo wijts zich den wilden zeeroover aantrekt, mag ik het mij den eer-