Schetsen en verhalen
(1835-1836)–Aernout Drost– Auteursrechtvrij
[pagina 483]
| |
Voorrede.Bladz. IX. te diep, lees: diep. Bladz. XVIII. Ontrukte de dood, enz. Aernout drost werd den 15den Maart 1810 te Amsterdam geboren, en overleed in dezelfde stad den 5den November 1834. | |
De Augustusdagen.Bladz. 66. He stibt retained, lees: He still retained. Bladz. 76. gezaaide giftbloemen, lees: geplante gifbloemen. Bladz. 196. les Aristocrates à la lanterne, lees: les Aristocrats à la lanterne. | |
De pestilentie te Katwijk.Al de oude woorden te verklaren, in dit Verhaal voorkomende, zoude eene even vervelende als ondankbare taak zijn; waar het verouderde al te onkenbaar scheen, heeft de schrijver het, zeer gelukkig, door nevensstaande Synonymen verklaard. Verontschuldiging voor dezelve te vragen, mag overbodig heeten; want wie zoude aarzelen, zijn zegel te hechten aan de uitspraak van hooft: ‘Verworpelingen van woorden van straat op te nemen, en te doen dienen daar ze deugen, al was 't onder de Edelen, daar kan men eer af hebben.’ Het verschillend karakter der opgevoerde personen schijnt ons, in dien tijd, het verschil in taal en spreektrant te wettigen. Bladz. 342. Ansjol. Ansjol werd eerst later gesticht. De schrijver zoude dit Anachronisme met het voorbeeld van bijna alle oude Geschiedschrijvers kunnen verdedigen. Bladz. 360. De naam van van diemen. Welke bronnen de schrijver bij deze voorstelling van van diemen gebruikt hebbe, is ons onbekend gebleven. De Geschiedenis deelt ons | |
[pagina 484]
| |
slechts in algemeene bewoordingen mede, dat ligtzinnige verkwisting hem dwong, het Vaderland te verlaten, en in Indië zijne fortuin te beproeven, dat zijne vaardigheid in stellen en schrijven hem aldaar eerlang in gezag en aanzien bragt. De burgerlijke en wetenschappelijke inrigtingen, welke Java hem spoedig verschuldigd was, hebben zijnen naam in gezegend aandenken bewaard. Eene Latijnsche school, door zijn toedoen aldaar tot stand gebragt, is zeker eene opmerkelijke bijzonderheid in het karakter van een' Gouverneur-Generaal van die dagen, en de schrijver heeft voorzeker daarom eene gunstige meening over van diemens fijne beschaving en geleerde kennis opgevat. Bladz. 365. 37. Item de kledije, lees: de kleedije, la prospérité des Geux, lees: la prospérité des Gens. Bladz. 366. Fovet et Discusit, lees: Fovet et Discutit. Bladz. 386. Zij beantwoordde den akeligen toon, dien de Natuur aangaf, door een dof getoet. Dan zal ik uwen lof de kollen aanbesteên, Te toeten over nacht in 't holle menschebeen. Penta, in hoofts Baoto. Vierde bedrijf. Bladz. 405. ‘Neen,’ zeide hij, ‘dat is van het oude geloof.’ Optrecker. Van 't ouwe geloof? Giertje. Wat is dat? Optreck. Delfs. Bredero. Klucht van de Koe. Bladz. 344. Verklaarde den schuldenaar op het punt zijn poortregt te verliezen. ‘De volgende solemniteijten, de welcke tot omtrent 40 jaeren, verstaet anno 1614, toe in 't gebruijck geweest ende gebleven hebben,’ zegt orlers; de schrijver schijnt zich, ter verlevendiging eener schets van het oude Leiden, een Anachronisme van elf jaren te hebben veroorloofd.
Onder eenige afdrukken van het titelvignet is verkeerdelijk geplaatst bladz. 407, in plaats van bladz. 416; de lezer gelieve dit te verontschuldigen. |
|