'De eer des Vaderlands gebiedt, dat men streng zij'
(2004)–Aernout Drost– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
3.6 De Alhambra en Avondstonden aan scherts en vrolijkheid gewijdaant.1De Alhambra, of nieuwe Schetsen en Portretten, Naar het Engelsch van WASHINGTON 2IRVING, door H. FRIJLINK. Twee deelen, met gegr. titel en vignet. Te Amsterdam, bij 3HENDRIK FRIJLINK. 1833. 4 5Avondstonden aan Scherts en Vrolijkheid gewijd. Luimige Vertellingen van TH. HUBER, C. 6SPINDLER en anderen, met gegr. Titel en Vignet. Bij denzelfden uitgever, 1832. 7 8‘Vertalen,’ schreef de Literary gazette voor eenigen tijd, ‘is de handel in de letterkunde, en 9wanneer wij den koopman dank weten, die ons kostbare zijden stoffen, welriekend 10reukwerk of zeldzame vruchten uit landen, die aan gene zijde der zee liggen, overbrengt, 11hoe veel meer moeten wij dan niet voor den letterkundigen koopman gevoelen, die ons 12een' overvloed van nieuwe denkbeelden, diepe gedachten en eigendommelijke 13beschouwingen overbrengt, van welke wij, indien hij niet medegewerkt hadde, geheel 14verstoken zouden zijn.’ Wij herinnerden ons dit, eene groote waarheid bevattend, 15gezegde, toen wij ons ter beoordeeling van het, door den Heer FRIJLINK vertaalde, 16werk van den beroemden WASHINGTON IRVING, zetteden. De Alhambra herinnerde 17ons menige schoonheid van het Sketch book, en wij verheugden ons eene nieuwe proeve 18in dat vak van letterkunde te ontvangen, hetwelk de schrijver eenigen tijd verliet, om zich 19uitsluitend aan den ernst des geschiedschrijvers toe te wijden. 20Dubbel belang boezemde ons de Alhambra in, dewijl luim en geschiedkundige 21belangrijkheid in dit boek op eene natuurlijke wijze vereenigd zijn. Immers de lezer 22ontvangt hier niet slechts, gelijk de schrijver zegt, eenige arabeske schetsen van het leven 23en verhalen op volksoverleveringen gegrond (a few ‘Arabesque’ sketches from the life and tales 24founded on popular traditions), tevens wordt hem eene meesterlijke beschrijving van het 25beroemde Moorsche paleis de Alhambra en der omstreken van Granada geleverd, met 26bijvoeging van talrijke geschiedkundige bijzonderheden, zoo wel in het algemeen 27betrekking hebbende tot de Moorsche geschiedenis als voornamelijk tot BOABDIL EL 28CHICO en den stichter en voltooijer der Alhambra. ‘Om die feiten te leeren kennen,’ 29zegt de schrijver (de vertaler zal zien, dat het oorspronkelijke voor ons ligt) ‘daalde ik uit 30het gewest der verbeelding en verdichting, waar alles de tint der verbeeldingskracht aan 31moet nemen, en zette ik mijne nasporingen voort onder de bestovene boeken der 32Jezuiten-boekerij in het Akademiegebouw, welke, behalve eene menigte lijvige 33boekdeelen vol Jezuiten-Polemiek, verscheiden belangrijke stukjes uit de Spaansche | |
[pagina 63]
| |
34letterkunde en inzonderheid een aantal van die oude, bestovene en in perkament 35gebondene kronijken bevat, voor welke ik een' bijzonderen eerbied heb.’ 36De aanleiding tot de zamenstelling van dit werkje deelt de schrijver ons mede, in zijne 37opdragt aan den beroemden schilder DAVID WILKIE esq. De vertaler had dezelve over 38moeten nemen. ‘Gij zult u herinneren,’ zoo schrijft hij, ‘hoe op de kleine togten, welke 39wij eens te zamen naar eenige oude steden van Spanje, voornamelijk naar Toledo en Sevilla 40ondernamen, eene zonderlinge vermenging van het Sarraceensche met het Gothische, 41welke van den tijd der Mooren dagteekent door ons werd opgemerkt, en hoe wij 42meermalen getroffen werden door tooneelen en voorvallen op de straten, welke ons 43trekken uit de Arabische nachtvertellingen herinnerden. Gij drongt er toen bij mij op aan, 44dat ik iets schrijven zou, om deze bijzonderheden in het licht te stellen, iets in de Haroun- 45Alraschid manier, hetwelk een geurtje van den Arabischen reuk zou hebben, welken alles 46in Spanje aangenomen heeft.’ 47Nadat WASHINGTON IRVING zijnen lezeren eenige bijzonderheden, zijn togtje van 48Sevilla naar Granada betreffende, medegedeeld, over de Spaansche landstreken (het scenery 49is zeer moeijelijk over te zetten: wij zouden landschap-tafereelen gebruikt hebben) en 50manier van reizen uitgeweid, en even meesterlijk een' Spaanschen bedelaar als een 51avondtooneel in de kleine stad Toxa geschilderd heeft, voert hij ons naar de Alhambra. Wij 52deelden in zijne vreugde, dat hij van den Gouverneur der vesting verlof kreeg, om 53deszelfs ledig staande vertrekken in dat Moorsche paleis te mogen bewonen. Daarna laat 54hij ons de Alhambra als vesting beschouwen, geleidt ons naar binnen, voert ons naar den 55toren van Comares en schildert zijnen waarden lezer en medgezel (worthy reader and 56comrade) de omstreken der Alhambra. Krachtig en met dichterlijke waarheid, met 57gloeijende en van leven tintelende kleuren beschrijft hij dat schitterend panorama van stad en 58land, van rotsachtig gebergte, groene vallei en vruchtbare vlakte, van vesting, hoofdkerk, moorsche 59torens, Gothische koepeldaken, verbrokkelde bouwvallen en bloeijende boschaadjes. Is men van den 60togt vermoeid, men verfrissche zich er een weinig onder de hooge gewelven bij de fontein 61der leeuwen, en leze er: CHATEAUBRIANDS verhaal der bedevaart van ABEN HAMET 62le dernier Abencerage en donna BLANCA, la brillante Espagnole, naar het paleis der 63voorvaderen van den ongelukkigen held. Die beschrijving zal dubbel belangrijk zijn, daar 64ook CHATEAUBRIAND op de plaats zelve schreef. Vergelijk beiden, lezer! bij beiden 65zult gij schoonheden vinden. CHATEAUBRIAND echter heeft geenszins de meesten. 66FLORIANS Gonzalve de Cordoue willen wij u niet in de gedachten brengen. Zorg slechts 67tegen den avond WASHINGTON IRVING wederom op te zoeken. Gij zult hem 68vinden, op het balkon, aan het middelste venster van de zaal der gezanten, in den hoogen 69toren van Comares, gij zult met hem de zon achter het purper Alhama gebergte zien onder 70gaan. Gij zult het zien, lezer! en daarna zal u de heerschappij der Mohamedanen in Spanje 71herinnerd worden. Later zult gij nog eens met hem op dat balkon toeven en even 72tevreden scheiden. 73De schrijver acht het vervolgens tijd om den lezer eenig denkbeeld van zijne huisselijke 74inrigting in deze zonderlinge woning te geven. Hij schetst ons zijne huisgenooten: Tia 75ANTONIA, de kleine DOLORES, den ernstigen MANUEL en den fiks geteekenden 76zoon der Alhambra, MATEO XIMENES. Daarna beschrijft hij ons het gezellig leven | |
[pagina 64]
| |
77aldaar, teekent met de behagelijkste luim een klein onrustig tooneel in de Alhambra, door 78de ontvlugting van het lievelingsduifje van DOLORES veroorzaakt, en deelt ons regt 79geestig zijnen angst mede, toen hij den eersten nacht in een afgelegen gedeelte der 80Alhambra doorbragt. Moeijelijk valt de keuze eener proeve uit zoo veel voortreffelijks: De 81Alhambra bij maanlicht kwam ons de meest geschikte voor; straks willen wij onzen lezeren 82dezelve mededeelen. Niet minder verdienstelijk werd de leeuwenhof geschilderd. 83Na ons op deze wijze de Alhambra en derzelver schoonheden afgemaald en de portretten 84van derzelver bewoners gepenseeld te hebben, worden den lezer eenige legenden en 85plaatselijke overleveringen medegedeeld. Somtijds hebben deze vertellingen, waaronder 86de Pelgrim der liefde en het Legaat van den Moor uitmunten, tamelijke overeenkomst met die 87van SCHEHERAZADE. Des schrijvers luim en vernuft is echter overal even levendig en 88afwisselend; geen zweem van het vervelende en slaapwekkende, een gedeelte der 89nachtvertellingen eigen, kan derhalve hier gevonden worden. De legende van De drie 90Schoone Princessen zal onzen lezeren welligt reeds uit de met zoo veel smaak verzamelde Iris 91bekend zijn. Niet minder dan die voortreffelijk geslaagde verhalen behaagden ons de 92merkwaardigheden omtrent gubernador MANCO, door een' wakkeren en schranderen 93Kolonel der Invaliden aan den Schrijver medegedeeld. Wat is het een uitmuntend portret, 94dat portret van gubernador MANCO! even uitmuntend als dat van den barbier 95PEDRILLO PEDRUGO, in de geestige legende van het Legaat van den Moor. 96Onuitputtelijk zouden wij in den lof van dit werk kunnen zijn. Elke bladzijde getuigt van 97des schrijvers hoogbeschaafde luim, levendige verbeelding, juiste karakterkunde en 98scherpzienden, alles opvangenden blik. Den luimigen schrijver van de Wandelaars-Oogst 99en Reiszak, en vooral den luimigen autheur der Vier dagen op Reis, meenen wij te moeten 100vermanen, gedurig deze nieuwe Schetsen en portretten, gelijk de overige werken van W. 101IRVING, te bestuderen. Het zal ongetwijfeld invloed op hun denkbeeld van luim en 102luimigheid hebben. 103De vertaling van den Heer FRIJLINK verdient inderdaad lof; zij is zuiver en vloeijend, 104en schijnt doorgaans naar het oorspronkelijke vervaardigd. Onder het bearbeiden zal hij 105bemerkt hebben, dat het eene gewaagde onderneming is, om WASHINGTON 106IRVINGS stijl en vernuft weder te geven. De Heer STEENBERGEN VAN GOOR, 107een zoo geoefend, smaakvol en vernuftig man, wien het niet aan solide kennis ontbreekt, 108heeft zich meermalen zeer gelukkig van die taak gekweten. Wij mogen het niet 109ontkennen, dat, bij eene vergelijking met het oorspronkelijke, de vertaling in waarde 110verliest, maar hoe weinige overzettingen kunnen dien toets doorstaan! 111Ten proeve strekke de bovengenoemde schets, bij welke wij ons eenige aanmerkingen 112zullen veroorloven, wier aantal ligtelijk konde vermeerderd worden, indien wij ons niet 113voor den schijn van vitterij wilden wachten. 114 115DE ALHAMBRA BIJ MAANLICHT. 116 117Ik heb eene beschrijving mijner woning gegeven, gelijk zij was, toen ik voor het 118eerst van haar bezit nam; een paar avonden echter hebben eene volslagene 119verandering, zoo wel met haar als met mijne denkbeelden te weeg gebragt. De 120maan, toenmaals onzigtbaar, verkreeg allengskens hare heerschappij over den | |
[pagina 65]
| |
121nacht, zweeft nu in vollen glans boven de torens, en giet nu in eiken hof en elke 122zaal een' zachten lichtstroom [uit]. De tuin onder mijn venster is door een zacht 123licht bestraald; de oranje- en citroenboomen zijn in zilver gedoopt (wij stemmen 124toe, dat het tipped with silver naauwelijks te vertalen zal zijn), de fontein fonkelt 125(schittert) in het schijnsel der maan, ja zelfs het rood der rozen is bijna zigtbaarGa naar voetnoot1. 126Uren lang zat ik op deze wijze aan mijn venster, ademde de balsamieke lucht 127(the sweetness, de zoete geuren) van den tuin in, en verdiepte mij in nadenken 128over de gezonkene grootheid van hen, wier geschiedenis, in de schitterende 129(elegant, smaakvolle) gedenkteekenen rondom mij, in zwakke schaduwtrekken 130was afgemaald. Somwijlen verliet ik tegen middernacht (als alles stil was heeft het 131oorspronkelijk, FRIJLINKS in plegtige stilte is evenmin fraai als getrouw) mijne 132kamer en wandelde [in plegtige stilte] het geheele gebouw rond. Wie kan een' 133dergelijken nacht in zulk een klimaat en op zulk eene plaats voldoende 134beschrijven! De lucht van eenen Andalusischen middernacht, gedurende den 135zomer, is waarlijk etherisch. Het is even als of men in een' ruimer' dampkring is 136opgeheven; de ziel is zoo opgeruimd, de geest zoo levendig, het ligchaam zoo 137ligt, dat zelfs het bestaan alleen tot een waar genot wordt (dat reeds het bestaan, 138waar genot wordt.) Het maanlicht brengt op de Alhambra eene tooverachtige 139uitwerking te weeg. Alle reten en scheuren, alle verweerde en beschadigde 140plekken verdwijnen; het marmer neemt zijne oorspronkelijke blankheid weder 141aan; de lange kolonnaden (zuilengangen) verfraaijen zich (brighten, blinken) in 142den maneschijn; en de zalen worden door een zoo zacht schijnsel verlicht, dat 143het geheele gebouw ons aan de tooverpaleizen eener Arabische vertelling doet 144denken. 145In zulke oogenblikken heb ik mij, den trap op, (I have ascended, dat ongelukkig 146den trap op behoort den Vertaler) naar het kleine paviljoen (paviljoen, de kleine 147koepelvormige zaal) begeven, hetwelk men de toiletkamer der koningin noemt, 148om het grootsche (extensive, uitgestrekt) en afwisselende uitzigt, dat men van 149hetzelve heeft, te genieten. Ter regter zijde schitterden (het would gleam is 150onvertaalbaar) de besneeuwde kruinen der Sierra Nevada, als zilveren wolken aan 151het donkere uitspansel en de scherpe omtrekken der bergen waren teederder, 152maar echter naauwkeurig uitgedrukt. Mijn grootste vermaak bestond intusschen 153daarin, dat ik over het parapet, de borstwering, van den Tocador leunde, en op 154Granada, dat voor mij als eene kaart uitgebreid lag, nederzag. Alles in de stad was 155in diepe rust gedompeld; (Waarom bedierf de vertaler, door dat in de stad hier in 156te voegen, te dezer plaatse den stijl?) ja zelfs hare witte paleizen en kloosters 157schenen in den maneschijn te sluimeren. 158Somwijlen vernam ik ook den flaauwen klank der castagnetten-dansers, die nog 159in de Alameda vertoefden, of ik hoorde de zachte (dubious twijfelachtige) toonen 160eener guitarre, door (lees met) gezang gepaard, en bragt mij voor den geest, hoe 161in deze of gene eenzame straat een jongeling (some youthful cavalier, een 162ridderlijke jongeling) voor het venster zijner aangebedene, eene serenade geeft; 163eene galante gewoonte van vroegere tijden, die echter, behalve in de [meer] 164afgelegene steden en vlekken van Spanje, allengskens geheel en al buiten gebruik | |
[pagina 66]
| |
165begint te geraken. (Welk eene lange en lamme overzetting van het now sadly on the 166decline, in treurig verval!) 167Zoo doolde ik uren lang door de binnenhoven rond en toefde op de balkons 168van het kasteel, terwijl ik mij aan de zoete droomerijen overgaf, welke onder 169eene Zuidelijke luchtstreek den tijd zoo aangenaam verdrijven. En zoo brak 170menigmaal reeds de morgen aan voor dat ik mij te bed begaf en door het 171gemurmel van de fontein der Linderaxa in slaap gewiegd werd. 172 173De verdienstelijke uitgever levere ons vele dergelijke werken; eene uitvoerige 174aankondiging zal ons dan steeds eene aangename taak zijn. 175Te gelijk met de Alhambra liggen op onze schrijftafel: De Avondstonden aan Scherts en 176Vrolijkheid gewijd. Met uitzondering van de verdienstelijke vertelling van TH. HUBER, 177zijn zij voor de lezers van het Gezellig Onderhoud geschikt, in een vorig nommer door ons 178aangekondigd. SPINDLERS verhaal: Oom en Neef, was het keurig en voortreffelijk 179gekopiëerd plaatje uit de Forget me not weinig waard, ook door het toevoegsel wordt het 180zulks niet. Van het Blijspel in den Reiswagen en den Modernen Fortunatus willen wij zwijgen. 181Het vignet der Alhambra, de poort, welke den toegang tot het gebied der Alhambra vormt, 182voorstellende, is allergelukkigst uitgevallen. De Heer OOSTERHUIS verdient groote 183aanmoediging. Het teekenen voor de graveerstift wordt in ons Vaderland, over het 184algemeen, eenigzins verwaarloosd. Begaafde schilden schijnen dien arbeid weinig 185beteekenend te achten; indien sommigen er zich al eens toe verledigen, dan zal de 186teekening niet zelden zoo oppervlakkig, onnaauwkeurig en slordig behandeld worden, 187dat de graveur weinig in staat is dragelijk werk te leveren. De Heer NIEUWHOF was 188hier gelukkiger, het teekenwerk des Heeren OOSTERHUIS werd door hem zeer 189gelukkig in het koper gebragt. 190De Alhambra vindt evenveel koopers als lezers. De uitgever verdient voor dat werk 191onbepaalde belangstelling, algemeene goedkeuring en duurzamen bijval. |
|