Makamen en Ghazelen (onder ps. Jan Ferguut)(1866)–Jan van Droogenbroeck– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 113] [p. 113] Vijfde ghazele. Lelie, Roze. Trotsch prijkt de lelie aan des beekjens stillen zoomen, lelie; Zie hoe de golfjens één voor één ze groeten komen, lelie. Ze kussen haren voet, en murmelen al stervend Nogmaals: ‘We zijn door dijne schoonheid ingenomen, lelie.’ - Dat hoort de bloem, maar schijnt het niet te hooren; Niet één heeft ooit een gunstig wederwoord bekomen, lelie! Zij spiegelt zich, en is verrukt om hare reinheid; - Zij droomt er van: - heb nooit toch zulke leliedroomen, lelie! Nu speelt de zoele wind in rozenboomen, roze; Dij streel' de zoete wind der rozendroomen, roze! Du bloeis in onverschilligheid, o schoone bloeme; Hebs du in 't windgezucht mijn zuchten niet vernomen, roze? De nachtegaal, hij heeft zoo zeer, zoo teêr geklaagd, dat Der roze een traantjen dauw is op de wang gekomen, roze. O! als de perel des gevoels ze dus versierde, Heeft heure schoonheid nog in schoonheid toegenomen, roze. Mij arme! Stom is mijne liefde, ik kan niet zingen; Verwelkt zijn mij de wangen, tranen stroomen, roze, Erbarm di mijns, wil mijn verlangen langer niet meer Door dijner strengheid scherpe dorenen betoomen, roze! Vorige Volgende