reeks van tydkringen voor de oogen des geestes te zien ontrollen; zich met meer talryke handvesten van het menschelyk geslacht te mogen verzadigen; een dieper chaos dan van zestig eeuwen te kunnen peilen.
Dan, wanneer men daerop een' kalmen, overwegenden oogslag werpt, welke zyn toch de menigvuldigste daedzaken, die men in de Geschiedenisbladeren ontmoet? Dwaling en dweepery door verleiders verspreid; de aerde door roekelooze overwinnaers verwoest; wreede bloedstorting door ontelbare legers, heden zegepralende, morgen overwonnen; overal wandelt de verbeelding over puinhoopen, over neêrgestorte ryken, over tooneelen vol gruweldaden, ysselyke uitwerksels van de driften en ondeugden der menschen!
Zyn het wel zulke tafreelen, zy het oorlogen, moorden, brandstichtingen, die, in beschaefde tyden, de historie voor des menschen geest belangryk moeten maken? En de allervroegste eeuwen! Wat aengelegenheid kunnen toch voor ons de lotgevallen hebben van volkeren eer de zelve beschaefd waren; toen zy zonder wetten, zonder kunsten, even woest als de wilde dieren die hen omringden, in eindelooze bosschen omzworven? Wat belang heeft voor ons de kennis van den loop eens waterstrooms, die dwars door de duisternis van onmetelyke wouden omdwaelt, of, in zyne watervallen met schrikbarend gedruis nederstortende, zyne boorden overstroomt, en hutten, vee en oogst wegslepende, niets dan wee en verwoesting nalaet! Maer, zoodra die rivier, het zy door de weldaed der natuer, het zy door het vermogen van menschelyke vlyt en vernuft, in eenen geregelden loop, de velden tot vruchtbaerheid bevochtigt, de gemeenschap tusschen onderscheidene gewesten vergemakkelykt, de voortbrengsels van arbeid en nyverheid aen andere landstreken mededeelt, van dan af wordt der zelver loop voor het menschdom belangryk en kennenswaerdig.
Ja, waerlyk belangvolle trekken schetst ons de Geschiedenis in de ontwikkeling van der volken beschaving, in de opkomst en den aengroei der Kunsten en Wetenschappen, in den oorsprong en