Nederduitsche tael- en letterkundige lessen voor school- en zelfonderricht
(1860)–Emmanuel van Driessche– Auteursrechtvrij
[pagina 203]
| |
1De zinsverdeeling, of ontleding van den zin, is by den leerling het eerste vereischte, om in schrift of spraek anderen te verstaen en zich zelve te doen verstaen. De lezing, de vertaling zelfs, van groote Meesters is veelal niet voldoende om die onontbeerlyke kennis in hare volkomenheid te verkrygen. Men neme eenige brokken van keurige schryvers - zy hoeven niet uitgebreid te wezen; - de leerling zette de onderscheidene voorstellen der volzinnen uiteen; rangschikke de zelve volgens hunne belangrykheid van uitdrukking en brenge al de voorkomende wyzigingen en bepalingen by ieder voorstel te regt. Zulks kan by afwisseling, schriftelyk en mondeling gedaen worden. | |
[pagina 204]
| |
De ondervinding leert dat dit, behalve eene allen zins nuttige oefening, het zekerste middel is om den leerling tot de praktische kennis der redekundige ontleding te brengen, | |
2De interpunctie wordt veelal door leerlingen, zelfs door jongere, ja, door oudere schryvers verwaerloosd. Zy is eventwel van het hoogste belang. Behalve onzin en dubbelzin, die uit de weglating der scheidteekens voortvloeijen, is zy een hoofdvereischte tot wel, tot gemakkelyk verstaen van den schryver; zy is, om zoo te zeggen, een gevolg der Logica. Hoe beter men rekening houdt van de zinsverdeeling, hoe nauwkeuriger men de scheidteekens plaetsen zal; hunne weglating is eene blyk van onvergeeflyke slordigheid, of berispelyke onkunde. Wat beteekent by voorbeeld, zonder interpunctie, de volgende zinsnede: Ik vermaek al myn vermogen aen Karel niet zyn broeder heeft my in mynen nood bygestaen hy zal myn vermogen erven. Zoo is er geen' vasten zin uit te krygen; met de interpunctie maekt men het gezegde, op twee wyzen, zeer duidelyk.
Eerstens:
Ik vermaek al myn goed aen Karel niet; zyn broeder heeft my in mynen nood bygestaen; hy zal myn vermogen erven. Tweedens: Ik vermaek al myn goed aen Karel; niet zyn broeder heeft my in mynen nood bygestaen; hy zal myn vermogen erven. Het volgende overbekende volksdeuntje is, met verkeerd geplaetste, of zonder teekens letterlyk een onzin:
Al de meisjens in ons land,
Hebben tien vingeren aen elke hand,
Vyf en twintig aen handen en voeten:
Hoe zal men dat begrypen moeten?
| |
[pagina 205]
| |
Met behoorlyk geplaetste scheidteekens wordt het aldus, op het eerste zicht, duidelyk.
Al de meisjens in ons land
Hebben tien vingeren, aen elke hand
Vyf, en twintig aen handen en voeten:
Hoe zal men dat begrypen moeten?
Van hoeveelderlei koeijen spreekt de landman als hy, by voorb., zegt? Vette, kalf- en melkkoeijen, van driederlei; namelyk van: vette koeijen, van kalfkoeijen en van melkkoeijen. Maer laet men het comma achter vette weg, zoo heeft men: Vette kalf- en melkkoeijen, wat eigenlyk tweederlei koeijen: vette kalfkoeijen en vette melkkoeijen beduidt. Op het titelblad der boeken, leest men wel eens: Tweede verbeterde uitgave. De hoeveelste uitgave is dit dan eigenlyk? - Ten minste de derde; - want hier wordt alreeds melding van de tweede verbeterde gemaekt, en er moet altyd zeker ééne onverbeterde voorafgegaen zyn. Om juist uit te drukken, dat men de tweede uitgave bedoelt, moest er staen: Tweede, verbeterde uitgave. Men is het genoegzaem eens over de waerde, welke men aen onze meest gebruikelyke scheidteekens dient toe te kennen. Zy worden eventwel door alle schryvers niet gelyk aengewend. Zoo plaetsen sommigen, naer het voorbeeld der Engelschen, een comma vóór het voegwoord, wy meenen dat er nooit een comma by het voegwoord mag staen, ten zy er eene tegenstelling van woord of zin in de uitdrukking ligt. | |
[pagina 206]
| |
Zoo zonder comma:
Vandaeg en morgen.
Vandaeg of morgen.
Met comma:
Vandaeg, en niet morgen.
Vandaeg ryk, of morgen arm.
In de twee eerste voorbeelden is eigenlyk maer één zin; in de volgende zyn er twee zinnen en het comma dient om ze van elkander te scheiden. Het gebruik van het comma, vóór en achter de tusschenzinnen, dienende tot bepaling van het hoofdvoorstel, is byna algemeen; nogthans zyn er nederduitsche schryvers, die, naer het voorbeeld der Franschen, de scheidteekens weglaten als het voorstel, zoo als zy het noemen, incidente explicative is; wy meenen dat de nederduitsche tael in alle gevallen de commas by de ondergeschikte voorstellen, zelfs by elliptische bepalingen of by de wyzigingen vergt. Iets wat wy, en met verwondering, algemeen verwaerloosd zien, is het insluiten van adverbiale uitdrukkingen, vooral als die vooraen de zinsnede staen. In het midden van den volzin, is de insluiting een middel om de wyziging beter te doen uitkomen, daer zyn de commas eventwel niet altyd onontbeerlykGa naar voetnoot(1). Wil men den leerling een juist denkbeeld van de waerde, en tevens van den invloed der scheidteekens geven, zoo late men hem van tyd tot tyd eenige, goed geponctueerde brokken ontleden, by elk scheidteeken stil houdende om des zelfs waerde en invloed te bepalen. Hy zal by die oefening het praktische gebruik der interpunctie, als eene gewoonte, aennemen. | |
[pagina 207]
| |
3De nederduitsche tael is welzeker in hare wendingen een der plooibaerste van al de moderne talen; van daer by ons eene allen zins breede en vrye woord- en zinschikking. Doch iedere omzetting, dat zegt, iedere afwyking van de natuerlyke constructie, brengt onvermydelyk eene zinswyziging met zich. Die zinswyziging bepalen, aenduiden wat het woord in waerde wint of verliest, wat het voorstel, als uitdrukking, min of meer zegt, naermate het vooraen of achteraen komt, dit is wel zeker eene der beste oefeningen tot het verkrygen van een' goeden styl. Men late dus den leerling al de voorstellen van een goed geschreven stuk in hunne natuerlyke orde brengen; vervolgens stelle men den genuanceerden styl met den natuerlyken in vergelyking; daeruit opmakende welke krachtige middelen de nederduitsche schryver, in de plooibare wendingen zyner ryke tael, by der hand heeft. | |
4De nederduitsche Moedertael vindt haren woordenschat in zich zelve. Dus, om afgeleide en zaemgestelde woorden in hunnen juisten zin te vatten, moet men de zelve ontleden. Zaemgestelde of afgeleide woorden ontleden is de zelve van hunne wyzigingen ontdoen en ze tot hunnen eenvoudigen staet van wortelwoord terug brengen. Het tegendeel doen, het is te zeggen, een wortelwoord met een, of meer andere woorden verbinden, dat heet woordkoppeling. De woordkoppeling is een hoofdpunt in de kennis der Tael. Weinige schryvers hebben er zich nooit aen vergrepen. De zaemgebragte deelen moeten juist op elkander passen, ja, geheel geschikt zyn om gezamentlyk het zaemgestelde denkbeeld uit te drukken. Men moet met zorg het emphatieke vermyden dat de koppeling veelal medebrengt.Ga naar voetnoot(1) Door ontleding en koppeling | |
[pagina 208]
| |
der woorden, verkrygt men de juistheid, de nauwkeurigheid van uitdrukking, die een hoofdvereischte by de studie der tael is. | |
5De nederduitsche tael is, door hare rykheid aen woorden, ook ryk aen synoniemen. Als men de synoniemie der woorden met juistheid weet te bepalen, heeft men eene der grootste moeijelykheden der tael overwonnen; ja, eene wezenlyke moeijelykheid is het een juist onderscheid tusschen de, soms zoo ligte, nuancen der woorden te maken, en eventwel moet die moeijelykheid, hoe groot, te boven gekomen worden door al de zulken, die eene tael in hare volkomenheid willen magtig worden. Diensvolgens is het voor hem, die ernstig tot de volmaekte kennis eener tael wil geraken, een hoofdpunt gestadig het oog op de synoniemie der woorden te houden. De leerlingen doen iets zeer nuttigs, met uit keurige schryvers de zinrykste woorden aen te teekenen en daer de synoniemen van op te zoeken. | |
6De zachtvloeijendheid is de schoonste sierlykheid van den styl; en hoe weinig acht wordt er, vooral door de hedendaegsche schryvers, opgegeven! Men moet van oogen en ooren beroofd wezen, om hortende en schokkende dingen te schryven, zoo als wy er dagelyks te lezen krygen... Wy zeggen van oogen en ooren beroofd, ja; want al hadde men geen gehoor, men kan zulke grofheden zien. Waeruit vloeit de hardheid, de ruwheid, de stroefheid der aldus verminkte, hoewel van natuer zachte, nederduitsche tael voort? Welzeker uit de plompe, onberekende herhaling van stroeve woorden en klanken... uit anders niets. De schryver, die niet hoort, heeft maer te zien, en hy zal de overtuiging krygen dat hy, met aendacht en bewerking, de zachtvloeijendheid in zyne tael kan brengen. Men versta eventwel niet dat wy door hortende klankherhaling | |
[pagina 209]
| |
de alliteratie bedoelen, waervan onze Ouden een zoo meesterlyk gebruik wisten te maken. Als Vondel zegt: Het is een uit de vlugt van 't vlugtige gevleugelt, dan maekt hy geen wanklank. Als de moderne Ledeganck, van onze voorvaders sprekende, uitroept: Zy wilden wat was regt en wonnen wat zy wilden, dan zondigt hy evenmin tegen de zachtluidendheid. Maer de alliteratie is by velen verloren en door het wangeluid vervangen. Wil de leerling zich gemeenzaem maken met de vloeijendheid, welke der nederduitsche tael eigen is, zoo neme hy de werken onzer beste schryvers en merke daer in op, met hoeveel zorg de schadelyke klankherhaling vermeden, en alles wat iets tot de zoetluidendheid kan bybrengen in acht genomen wordt. | |
7Zie de woord- stelling- en gedachtefiguren op bladz. 135. Het is mede voor den leerling eene schoone en nuttige studie uit keurig geschrevene stukken al de figuren op te nemen en de zelve, als sieraden van den styl, te onderzoeken en te ontleden. | |
8Gallicismen zyn oneigene uitdrukkingen of wendingen, die aen de fransche tael ontleend zyn. In de werken van velen onzer schryvers, die in het fransch denken en tevens met nederduitsche woorden hunne gedachten uitdrukken, krielt het van Gallicismen. Onze dagbladschryvers, of eerder - vertalers, brengen ook yverig het hunne by, om ons rykelyk van dien ontsierenden ballast te voorzien: Men komt van te besluiten; - Er is in de straet een ongeluk aengekomen; - M. X... heeft een groot getal van vrienden, die voor zaterdag aen de tafel verzocht zyn; - Men doet stappen by het ministerie; Dit kind heeft nog maer één jaer; men doet vragen hoeveel men aen den kleêrmaker moet, enz. Het zyn voornamelyk de voorzetsels, die op eene onberm- | |
[pagina 210]
| |
hartige wyze verminkt worden; de fransche tael heeft de helft voortzetsels te kort, om de juiste betrekking tusschen de woorden aen te duiden; men gebruikt eeuwig en altyd à, pour, en de; en nu willen het onze Nederduitschers ook, met alle geweld by die drie, letterlyk vertaelde, woordjens houden; van, vertaling van de, speelt eenen schroomelyk lastigen rol; in het fransch komt het by eene menigte werkwoorden voor, waer het geen genitif, maer wel degelyk een accusatif aenduidt, en in het nederduitsch wil men het, met alle zorg, op die ongeschikte plaets behouden. Je vous prie de me dire; ib bid u van my te zeggen; - je promets de venir; ik beloof van te komen. Mede achter eene uitdrukking van onbepaelde hoeveelheid wordt van overtollig gebruikt. Un grand nombre d'hommes; een groot getal van menschen; - une foule de livres; eene menigte van boeken, enz. - Germanismen zyn insgelyks oneigene uitdrukkingen, maer die uit het hoogduitsch voortkomen; die treft men in het nederduitsch minder aen, vooral by de Vlamingen; in Noord-Nederland heeft men er nog al tegen te kampen, omdat de hoogduitsche tael daer algemeender bekend is. In alle geval zyn die oneigene uitdrukkingen voor onze tael minder schadelyk dan de gallicismen; wy hebben meermaels door sommigen onzer - al te yverige! - critiekers woorden en uitdrukken, als germanismen, zien afkeuren en die wy eventwel als zeer voordeelig by ons zouden kunnen invoeren; het woord voorwoord, by voorbeeld, waerom zou dat niet even zoo goed nederduitsch als hoogduitsch wezen? Het is alsof men de bron, waeruit onze tael gevloeid is, voor hare volmaking wilde opstoppen. Dat men 't niet te verre in het overnemen van hoogduitsche woorden dryven moet, dat spreekt van zelfs; als wy b.v. beleven (beleben) in den zin verlevendigen, leven geven opnamen, dit ware een echt germanism, want wy hebben het woord beleven in eenen anderen zin, als werkend werkwoord, in onze tael. De scheidspael, waer wy voor de germanismen moeten vreezen, is ons dus duidelyk afgeteekend. - Idiotismen zyn uitdrukkingen die, zonder grammaticael zuiver te zyn, een juist denkbeeld doen opvatten. Zy zyn aen de tael | |
[pagina 211]
| |
eigen en gewettigd door het volksgebruik. Zy mogen dus in de letterkundige tael geduld, ja gebruikt worden, voor zoo veel zy met de kieschheid of Logica niet stryden. De Gallicismen, Germanismen en Idiotismen verdienen dus mede ernstig onze aendacht te vestigen by de studie der nederduitsche tael. - De volgende prozastukken zyn geschikt om den leerling tot oefening en toepassing der acht voorgaende punten van tael- en letterstudie te dienen. E.V.D. |
|