Nederduitsche tael- en letterkundige lessen voor school- en zelfonderricht
(1860)–Emmanuel van Driessche– Auteursrechtvrij
[pagina 161]
| |
6. - Middelen ter verkryging van een' goeden styl.De beste middelen om een' goeden styl magtig te worden zyn, dat men veel en voornamelyk, dat men de beste schryvers leze. Goede voorbeelden zyn, in dit geval, van eene ongeloofelyke nuttigheid. Levendigheid van geest en een schrander vernuft zyne talenten die, onbetwistbaer, eenen schryver doen schitteren; maer eene ryke belezenheid en gegronde geleerdheid maken hem in den styl en manier van behandeling eerst waerlyk aen zich zelven gelyk. De Engelsche dichter Schakespeare bezat, by eene groote kennis van het menschelyke hart, zekerlyk de eerstgenoemde hoedanigheden; maer hoe verre werd hy niet door Milton en Pope, die zich de laetste hadden eigen gemaekt, in het oog van alle kenneren overtroffen! En gelukkig ontbreekt het, in iedere soort van styl, aen geene uitmuntende voorbeelden, waervan men zich met vrucht kan bedienen. Voor den verheven styl, werden, gemeenlyk hiertoe, by de Grieken, Homerus en Pindarus, by de Latynen Virgilius en Horatius, by de Franschen de Treurspelen van Corneille en Racine en de heilige lierzangen van Rousseau, by de Engelschen Milton en Pope, by de Duitschers Haller en Klopstok aengeprezen. Onze Vondel, Hooft en Antonides hebben hieromtrent wonderen verrigt. Voor den eenvoudigen styl zouden wy onzen Brand en Wagenaar, en voor het deftige de vertalingen van Tillotson, Blair, Jerusalem en Zollikofer wel durven aenbevelen.Ga naar voetnoot(1) Het navolgen van deze goede voorbeelden is een tweede middel, om ons meester in den styl te maken. Geen uitmuntend schryver heeft het zich ooit geschaemd naer zeker model te hebben gearbeid. De groote Francius gebruikte hiertoe, inzonderheid, Ovi- | |
[pagina 162]
| |
dius; Broekhuizen, Propertius; Antonides, Statius; Vondel, Virgilius, en Hooft, weten wy, dat Tacitus twee-en-vyftig malen had doorgelezen. Ik weet wel, dat Perrault het kennen en navolgen van de Ouden nutteloos keurt, staende houdende, dat thans niemand over den styl der Grieksche en Latynsche redenaren behoorlyk kan oordeelen, dewyl men, gelyk hy zegt, hunne tael niet genoeg verstaet, en men volstrekt niets weet van hunne uitspraek; maer ik weet ook dat men niets dan wonderspreuken heeft te wachten van eenen man, wiens hoofdoogmerk 't was, om al den roem der Ouden te bedillen, en, ten koste van den zelven de moderne geleerdheid overmatig te verheffen. Wy, in tegendeel, gelooven, dat men de Ouden, zoo wel als de goede hedendaegsche voorbeelden, met vrucht kan navolgen; mits men vlyts genoeg bestede, om zich de zelve geheel eigen te maken; zoo dat het (gelyk Francius van Chrysostomus, met betrekking tot Demosthenes, getuigt), by ons in het merg en bloed overga; en vooral, mits men oordeel genoeg heeft, om hen niet slaefsch over te schryven, maer hunne gedachten en styl in ons byzonder gewaed te verkleeden; anders doen wy onzen voorbeelden onregt. Wy bederven dan de fraeiste bloemen, door onze verkeerde behandeling; daer wy, eigenlyk als bieën, den thym, het was, de honig, op de zelve moeten garen, die vreemde sappen by ons zelven bekoken en overhalen, en dus een geheel nieuw sap vormen, het geen al de kracht en liefelykheid der eerste in zich bevat. Eindelyk, het laetste vereischte is, dat men zelf de handen aen het werk sla, en zich in het schryven oefene. Hier is de pen de beste leermeesteres, Stilus optimus discendi Magister, zegt Cicero. Oefening beschaeft de kunsten, is en blyft eene waerdige spreuk uit den mond der waerheid. Reden en ondervinding zyn hiervan de waerborgen. Gy, mannen van naem en geleerdheid! strekt gy hier tot getuigen, hoe uw onvermoeide vlyt, hoe uw onophoudelyke arbeid, u die hebbelykheid verwierf, om opstellen, waerin zich al de bevalligheden van den styl vereenigen, voor den dag te brengen, met zoo weinig moeite, dat het den ongeoefenden ongeloofelyk moet voorkomen. En gy, myne waerde vrienden! die | |
[pagina 163]
| |
door het moeijelyke van de taek, op het hooren van zoo vele strenge regelen, mogt worden afgeschrikt! grypt moed by de overweging, dat by de Goden alles voor zweet te koop is; dat zy, die thans in 't choor der wetenschappen met den lanwer der verdiensten pronken, ook eerst den doornigen berg naer hunnen tempel moesten beklauteren: en laet dit u overhalen, om, met my, onbezweken, elk naer zyne vermogens, elk in zynen kring, waer het te pas komt, in ons studeervertrek, in de zamenleving, den bloei van kunst en geleerdheid, en dus ook, by het verstandig denken, de bevallige welsprekendheid en een' goeden schryfstyl te bevorderen. LUBLINK, de jonge. |
|