S.D. aan D.A.M.B.
Je weet, dat ik onlangs een psycholoog genoemd ben, die met kwaad geweten aan de literatuur doet. Deze uitdrukking vond ik nogal ‘révélateur’ (het moet overigens révélatrice zijn), zodat ik een paar dagen inderdaad enkele ogenblikken aan dit feit gedacht heb. Misschien is denken hier wel een te groot woord, maar hoe dan ook: ik heb er over zitten piekeren, en het resultaat daarvan is het volgende.
Ongetwijfeld was deze uitdrukking niet appreciërend bedoeld, hetgeen verder niet ter zake doet. Wat wel belangrijk is, werd mij pas duidelijk toen ik zelf bemerkte niet zo veel kwaads in deze opmerking te zien. Ik geloof namelijk, dat iedereen ergens een kwaad geweten heeft, en daardoor dikwijls tot zeer goede dingen komt. Met name lijkt mij het kwade geweten in de literaire creatie een grote rol te spelen. Wanneer men nu - zoals ik doe - aanneemt, dat de literaire critiek in principe het werk moet opvangen, zoals het er is en zoals het er gekomen is (een probleem op zich zelf!), dan is een kwaad geweten nog het ergste niet. Integendeel, een kwaad geweten opent misschien eerst de mogelijkheid tot het scheppen en lezen van literaire werken. Ik zou de paradox durven wagen, dat alleen mensen met een kwaad geweten in staat zijn literatuur te bedrijven (in welke vorm ook); de mensen met een goed geweten staan buiten dit bedrijf: zij leven! Zij leven, zij zijn er, zoals de buitenwereld er is, maar zij geven zich geen rekenschap van het feit, dat zij leven; zij zijn eigenlijk als dieren. Mocht dit alles waar zijn (ik sta er overigens in het geheel niet voor in!), dan wordt de gebruikte uitdrukking in wezen waardeloos. Zij betekent in mijn redenering dan niet veel anders dan ‘ik doe aan literatuur en tracht mij daar rekenschap van te geven’. Wie zou dat niet doen, wanneer het zijn ‘vak’ is?
Je zult je afvragen wat jij met dat alles te maken hebt, en ik moet toegeven, dat het tot nu toe niet zeer duidelijk is (evenmin als de rest waarschijnlijk zeer duidelijk geweest is, maar dàt verwacht ik nu juist van jou). Toch is er iets in deze materie, waarbij jij direct betrokken bent. Wanneer ik immers beweer, dat literaire critiek niets anders wil dan het literaire werk ‘opvangen’, dan volgt hieruit, dat men geen oordeel over de