tijdsorde naar goddelijke ordinantie onverbrekelijk is samengevlochten.
Dat het recht inderdaad binnen een zinvollen wetskring is besloten, waarborgt de mogelijkheid eener rechtswetenschap als vakwetenschap, maar maakt het tevens onmogelijk, in haar vakwetenschappelijke begrippen iets meer te zien dan abstracties uit de volle tijdelijke werkelijkheid. De zin des rechts is slechts een functioneele zin, een in eigen kring souvereine zin-zijde der volle tijdelijke realiteit, die eerst boven den tijd haar religieuze zin-volheid vindt.
De tijdelijke werkelijkheid zelve is ons nimmer binnen de structuur van een enkelen wetskring gegeven, doch slechts in de individueele structuur van dingen, die in alle wetskringen gelijkelijk hun zinfuncties bezitten, een structuur waarin deze zinfuncties op individueele wijze tot een eenheid zijn samengevlochten. Een inlijving van de algemeene staatsleer bij een vakwetenschap, hetzij de rechtswetenschap, hetzij de sociologie of de historiewetenschap beteekent dus noodzakelijk een ontkenning van de realiteit van den staat als zoodanig en daarmede de erkenning van het bankroet der staatstheorie.
Want de staten zijn geen subjectieve denkconstructies, maar ze zijn vóór alle theorie gegeven als individueele reëele verbanden, wier zinstructuur wetenschappelijke opklaring vraagt. Een staatsrechtswetenschap, die meent dit gegevene der naieve ervaring te kunnen wegredeneeren en den staat tot een fictie, een personificatie van het rechtssysteem proclameert, gaat zoo zeker hare grenzen te buiten als een physica, die ons zou willen diets maken, dat de natuur uit niets anders bestaat dan uit electronengolven.
De crisis der staatstheorie is slechts een symptoom van de diepere crisis in de humanistische levens- en wereldbeschouwing en als zoodanig van universeel wijsgeerige beteekenis. Ik meen daarom voor dit verschijnsel bijzondere belangstelling te mogen vragen.
Het is mijn bedoeling, allereerst nader het karakter van de crisis te bepalen en de oorzaken, die haar in het leven hebben geroepen, aan een onderzoek te onderwerpen. Daarbij willen wij in het bijzonder licht laten vallen op de realiteitsbeschouwing en kennistheorie die achter deze crisis werkzaam is. Daarna willen wij aan de hand van eenige belangrijke recente werken de pogingen onder de oogen zien, die van verschillende zijden zijn gedaan, om op de basis van het humanistisch wijsgeerig denken weer het staatsbegrip voor de algemeene staatsleer en de staatsrechtswetenschap beide terug te winnen. Eerst