Moderne sociologie
(1959)–J.A.A. van Doorn, C.J. Lammers– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 13]
| |
Voorwoord bij de herziene dertiende drukGa naar eind*Dit voorwoord bij de dertiende druk dient tegelijk als een nawoord bij de twaalf voorafgaande drukken. Voor het eerst immers is tot een herziening besloten. Dit schept de kans een bescheiden evaluatie uit te voeren, wat trouwens toch noodzakelijk is voor een goed gefundeerde aanpassing. Die aanpassing is inderdaad ingrijpend geweest. Zij was nodig alléén al om de informatieve lading van het boek, met name voor wat betreft literatuurverwijzingen, voorbeelden en tabellenmateriaal, te actualiseren. Met het oog hierop is bijv. de Wegwijzer in de sociologische literatuur geheel omgewerkt en duchtig uitgebreid; voorts werd aan elk van de hoofdstukken een kort Aanvullend commentaar toegevoegd. met verwijzing naar nieuwe gegevens en publikaties, en werden nagenoeg alle tabellen door nieuwe vervangen; tenslotte is de literatuurlijst, aansluitend bij het vernieuwde notenapparaat, aanzienlijk meer up to date gemaakt. In de tweede plaats is de tekst aangepast op plaatsen waar de uiteenzettingen duidelijk achterhaald waren dan wel aan gerechtvaardigde kritiek bloot stonden. Dit geldt met name voor hoofdstuk IIIGa naar voetnoot1Ga naar eind1. en hoofdstuk VIII, en voor de hoofdstukken XIII en XIV, die nogal wat zwakke gedeelten bevatten en om een betere ordening van het gebodene vroegen. In de derde plaats is het inleidende deel - hoofdstuk I - geheel herschreven. Voor een tekst die bedoeld is als een eerste kennismaking bleek dit hoofdstuk te abstract en sloot het te weinig aan bij onze latere uiteenzettingen. Een en ander rechtvaardigt inderdaad te spreken van een ‘herziene’ editie. Niettemin is er geen sprake van een volledige herziening. Het bleek een onmogelijke opgave het boek zo te herredigeren dat het de ontwikkeling van het vak in de afgelopen vijftien jaar adequaat zou weerspiegelen en zoveel mogelijk integreren. Pogingen tot algehele herziening, door de auteurs reeds in 1966 en 1967 ondernomen, liepen op een mislukking uit. In feite is de opgave thans nog moeilijker; alleen een volledig herschrijven van het boek zou een bevredigende oplossing bieden. Wat nu wordt aangeboden | |
[pagina 14]
| |
is het best mogelijke: een in grote trekken aangepaste, gedeeltelijk gestroomlijnde en in onderdelen vernieuwde tekst, met volledig behoud van de aanvankelijk gekozen opzet.
De handhaving van de totaal-opzet en het daarin verwerkte stelsel van begrippen en onderscheidingen vraagt overigens wel om een verantwoording. Is het niet zo, dat juist die opzet onder de druk is komen te staan van de ontwikkelingen in de sociologie gedurende het afgelopen decennium? Is er niet een eigenstandige macro-sociologie tot ontplooiing gekomen die duidelijk afsteekt tegen het streven in dit boek gedemonstreerd, om vanuit het micro-niveau van tussenmenselijke acties en relaties geleidelijk op te klimmen naar meer samengestelde sociale verschijnselen? Kan werkelijk de pretentie uit het voorwoord bij de eerste druk nog worden volgehouden, dat ‘de moderne sociologie ... een convergentie in het sociologisch denken en onderzoeken (vertoont) die tot geïntegreerd wetenschapssysteem begint te leiden’? En is het tenslotte niet zo dat het boek na alle activisme en politisering in sociologische kring wel bijzonder sterk de indruk maakt van een ‘technisch’ en ‘kleurloos’ werkstuk dat alleen daarom al weinig animeert? Wij onderkennen de bezwaren en wij hebben ze overwogen. Waarom wij niettemin tot de conclusie zijn gekomen dat handhaving van de opzet en strekking van Moderne Sociologie verdedigbaar is, zullen wij thans kort toelichten. Ten eerste: de uitbouw van een afzonderlijke macro-sociologie is een feit. Diverse sociologen zijn naar voren gekomen die zich, soms vanaf de aanvang, soms in hun latere werkzaamheid, bewust op de ontrafeling van grote structuren en zelfs van hele maatschappijen richten. Om er, ter illustratie, een paar te noemen, vermelden we in alfabetische volgorde: Daniel Bell, Ralf Dahrendorf, Samuel Eisenstadt, Amitai Etzioni, Johan Galtung, Jürgen Habermas, Seymour Martin Lipset, C. Wright Mills, Barrington Moore, Edward Shils en Alain Touraine. Hun werk is uit de hoofdstroom van het vak niet meer weg te denken; in hun oriëntatie vertegenwoordigen zij, bij alle verschillen in politieke en maat schappelijke voorkeuren, een renaissance van de klassieke traditie die immers in hoge mate macro-sociologisch gericht was. Dat hun werk maar zeer ten dele in de volgende tekst wordt | |
[pagina 15]
| |
gereflecteerd, moet niet alleen worden verklaard uit de genoemde onmogelijkheid dit alles te verwerken. Het is ook niet raadzaam dit te doen: allereerst niet omdat een kennismaking met de sociologie zich naar onze mening om didactische redenen ‘van klein naar groot’ dient te bewegen, d.w.z. van vertrouwd uit onmiddellijke ervaring van de lezer naar ver verwijderd en abstract; voorts niet omdat het introduceren van juist deze sociologen een uiterst onsamenhangend beeld van het vak zou opleveren. Wáár zij ter sprake komen, zijn ze ingepast in het door ons gekozen kader. Dit nu leidt meteen tot het tweede bezwaar: Moderne Sociologie suggereert het bestaan van een soort ‘eenheidssociologie’ terwijl de (her)ontdekking van het afgelopen decennium nu juist is geweest het naast elkaar bestaan van verschillende interpretatiewijzen, paradigmata en stromingen. Te noemen vallen oudere richtingen als positivisme - thans weer herontdekt -, functionalisme en symbolisch interactionisme, en nieuwe zoals de conflictsociologie, het neo-marxisme en de diverse maatschappij-kritische stromingen. Wij geven volmondig toe dat deze gang van zaken in tegenspraak is met de boven geciteerde verwachting van de groei naar een meer geïntegreerde sociologie. Wij achten ons ook overtuigd van de zinvolheid van het bestaan van meerdere perspectieven naast elkaar, al was het maar om doodlopende wegen sprongsgewijs voor nieuwe routes te kunnen verwisselen - een strategie waarvan de vruchtbaarheid door bijv. Kuhn voldoende is aangewezen.Ga naar eind2.. Wij stellen er niettemin tegenover dat een uiteenvallen van de sociologie volledig onaanvaardbaar is. Bovendien: dat hiervan in werkelijkheid ook nauwelijks sprake is. De meeste belangrijke sociologische varianten kennen nog steeds een gemeenschappelijke ‘onderstroom’, gekenmerkt door wat Wippler heeft genoemd het ‘empirisch-theoretisch wetenschapsprogramma’Ga naar eind3., dat enerzijds uitdrukkelijk afstand neemt tot exclusieve binding aan één bepaald verklaringsprincipe, anderzijds een doelbewuste strakke koppeling van de sociologiebeoefening aan één maatschappijvisie afwijst. Moderne Sociologie wil min of meer representatief zijn voor die algemene ‘onderstroom’ van het vak. Het boek maakt, op zijn manier, natuurlijk ook een keuze, maar gepoogd wordt deze keuze zoveel mogelijk open te houden naar diverse specifieke varianten binnen de sociologie. Er wordt | |
[pagina 16]
| |
bovendien van uitgegaan dat juist de beginnende socioloog - en voor hem is het boek allereerst bedoeld - eclectisch te werk zal gaan, d.w.z. bij zijn eerste schreden op het gebied van sociaal onderzoek geneigd zal zijn gebruik te maken van alle inzichten welke hij kan ontlenen aan n'importe welke stroming. Wie zich naderhand ‘herkent’ in een zeer specifieke interpretatiewijze, is vrij deze te kiezen; de auteurs van een algemene inleiding moet worden gevraagd geen keuze op te leggen. Moderne Sociologie is wel eens een proeve genoemd van ‘analytische’ sociologie.Ga naar eind4. Afgaand op het in de betreffende literatuur gegeven signalement van deze ‘stroming’, klopt deze karakterisering wel. Maar ook al zou hier inderdaad sprake zijn van een afzonderlijke en duidelijk af te grenzen sociologische variant - wat wij ernstig betwijfelen -, dan nóg is zij naar onze mening de meest opene. Wellicht schiet zij te kort in het aanbieden van bijv. historisch-sociologisch inzicht - een zekere ‘tijdloosheid’ kan niet worden ontkend -, maar er staat tegenover dat zij deze en dergelijke mogelijkheden tot uitbouw nergens afsluit. Komen we thans tot het derde en laatste verwijt, dan zien we ons geconfronteerd met de aantijging dat het boek een specimen is van de ‘burgerlijke’ sociologie-opvattingGa naar eind5. omdat het geen kritische maatschappijvisie verraadt en derhalve de bestaande verhoudingen in de kaart speelt. Wij achten dit verwijt onbewezen. Nemen we als voorbeeld onze behandeling van de diverse mechanismen van sociale controle waardoor sociale evenwichtstoestanden worden gehandhaafd. Het is mogelijk deze mechanismen in de werkelijkheid te bestuderen, zoals door diverse sociologen ook is gedaan.Ga naar eind6. Daarmee is echter op zichzelf nog geen enkel oordeel uitgesproken over de maatschappelijke voorkeur tot handhaven of afschaffen van deze beheersingstechnieken. Men kan volstaan met aan te tonen dat bepaalde mechanismen nog hun werking uitoefenen dan wel uitgesleten raken; in beide gevallen blijft men bij het constateren van feiten. Waar de betrokken auteur niettemin een bepaalde voorkeur aan de dag legt, staat het de lezer vrij deze appreciatie over te nemen of te verwerpen, los van de feitelijke analyse. Bovendien hebben wij in het laatste deel van ons boek nadrukkelijk gesteld dat diezelfde mechanismen eveneens sociale verandering kunnen bevorderen, resp. dat hun falen der- | |
[pagina 17]
| |
gelijke verandering teweegbrengt. In dit verband is het opmerkelijk dat iemand als Reckman in de eerste druk van zijn boek over sociale actie onze benadering heeft overgenomen.Ga naar eind7. Als de sociale controlemechanismen zowel stabiliteit als verandering teweeg kunnen brengen, aldus Reckman, dan zijn dát de ‘scharnieren voor de omkeer’ waarop sociale actie het gemunt heeft. Kortom: men kan zo'n indeling in sociale controlemechanismen zowel hanteren om aangrijpingspunten te lokaliseren van acties ter aantasting van het huidige bestel als om vast te stellen op welke punten dit bestel versteviging behoeft. Dezelfde studies kunnen, zo men dat wil, ammunitie aandragen voor beide partijen.
Moderne Sociologie, zo heeft een collega eens opgemerkt, laat zich vooral lezen ‘als een beredeneerd lexicon’.Ga naar eind8. Het is in ieder geval vaak op die wijze gebruikt. In vele, zo niet de meeste Nederlandse sociologische publikaties komt men wel verwijzingen naar het boek tegen, waarbij het meestal gaat om het definiëren van begrippen als ‘cultuur’, ‘ideologie’, ‘rol’, ‘sociale afstand’ en dergelijke. In een aantal gevallen is getracht een belangrijk deel van het analytisch instrumentarium systematisch voor bepaald onderzoek te gebruiken.Ga naar eind9. De belangstelling voor het boek, in de afgelopen vijftien jaar niet of nauwelijks afgenomen, is voor ons een extra reden de gekozen benaderingswijze te handhaven. Het zou echter van parmantigheid getuigen te menen dat Moderne Sociologie op zichzelf kan staan. Wat in het Voorwoord bij de voorgaande drukken is gezegd, geldt meer dan ooit: ‘De werkelijk geïnteresseerde lezer kan geen betere raad worden gegeven dan na kennismaking met het navolgende ijlings andere sociologische literatuur ter hand te nemen.’ Wij hopen dat dit boek hiertoe zal stimuleren.
augustus 1975 J.A.A. van Doorn C.J. Lammers
Gaarne betuigen wij onze erkentelijkheid jegens de heren E. Abma, C. Boekestijn, J.H.F.M. Crabbendam, G. Dekker, J.M.F. Jaspars, L. Laeyendecker, L. Rademaker en C.E. Vervoort voor hun adviezen terzake van bepaalde on- | |
[pagina 18]
| |
derdelen van de tekst of literatuurverwijzingen, jegens de heren G.A. Irwin en H.A.A. Molleman voor het ons ter publikatie beschikbaar stellen van gegevens uit hun participatie-onderzoek en jegens mej. P.L. Meurs voor het verrichten van diverse hand- en spandiensten ten behoeve van deze modernisering van Moderne Sociologie. |
|