Vereenigde dichtwerken. Deel 3. 1866-1878. Nieuwste gedichten
(1878)–Maria Doolaeghe– Auteursrechtvrij
[pagina 166]
| |
De Vlaamsche muziekgeest.Ga naar voetnoot*)Hij waakt, staat pal, steeds onverlegen,
Bekampt hij 's vijands driest geweld;
't Genie kan méér dan knods en degen,
Waar 't Kunst, en Recht, en Waarheid geldt.
't Verstaalt de ziel, 't versterkt de zinnen,
't Kan lijden, worstlen, overwinnen,
Wat donderknal
't Bedreigen moog ten val.
Zóó blijft de Vlaamsche Geest volharden,
Gesteund door eigen moed en macht;
Wat muil serpenten opensparden,
Vrank staart hij ze in het oog - en lacht!..
Ja, wat al stormen om hem loeien,
De kunstverbastring uit te roeien,
En 't Vlaamsch gevoel
Te ontwikklen, blijft zijn doel.
De Heer schonk ons 't Gevoel bij 't Denken,
Het zangorgaan en 't vrije woord:
Waarom onze eigen aart verkrenken,
Die 't volk naar de echte Kunstsfeer spoort?
| |
[pagina 167]
| |
In Vlaandren Vlaamsch! - De tijd is henen,
Dat onze Kunst ging 't vreemde leenen,
En valschen glans
Woû dragen in heur krans.
Bloei, Toonkunst! bloei ter eer uws Stichters,Ga naar voetnoot*)
Gepaard aan Neêrlands schoone taal,
Onpeilbre bron voor Zangers, Dichters,
Die in hun lied zoo menigmaal
Met kracht en klem, of zacht en roerend,
Weêrklonk zoo grootsch, zoo geestvervoerend:
Want, zeg, wat toon
Treft diep als 't eigen schoon?
Die taal, den Vlaming ingeboren,
Is zijn bezielster; ze is de geest,
Die 't Schoon doet in muziek bekoren,
Als 't Schoon, dat me in Gods schepping leest.
En, met die Moedertaal vereenigd,
ô Toonkunst, dringt ge in 't hart der menigt;
Geen ijdle klank
Is Vaderlandsche zang.
Geen volk of 't heeft zijn eigenwaarde,
Oorspronklijkheid in geest en aart:
Zoo Haydns, Webers, Mozarts baarde,
Hun Kunst hield hunne taal bewaard,
| |
[pagina 168]
| |
Maar niet (in vreemd gareel gespannen)
Den ingeboren geest verbannen,
En eigen kracht
Met eigen kunst versmacht.
Bloei, Vlaamsche School! kweek volgelingen,
Als onze Schilderschool hier deed.
Doe vreemden-zelfs uw loflied zingen;
Schep roem, dien volk noch tijd vergeet.
Schonk ginds Natuur een Wagner 't leven,
Hier heeft zij een Benoit gegeven:
Zijn moed van staal
Bescherm Muziek en Taal.
Hij waakt, staat pal, steeds onverlegen,
Bekampt hij 's vijands driest geweld;
't Genie kan méér dan knods en degen,
Waar 't Kunst, en Recht, en Waarheid geldt.
't Verstaalt de ziel, 't versterkt de zinnen,
't Kan lijden, worstlen, overwinnen,
Wat donderknal
't Bedreigen moog ten val.
- Mei, 1877. -
|
|