Vereenigde dichtwerken. Deel 3. 1866-1878. Nieuwste gedichten
(1878)–Maria Doolaeghe– Auteursrechtvrij
[pagina 161]
| |
Zijn geest schept licht: 't breekt door, het rijst,
In duigen spatten plan bij plan
Van zonkring en planeet. - Hij wijst
Er 't ware spoor, den werkkring van,
En hoe 't vijfduizendjarig dwalen,
Verkeerd hun loop had doen bepalen.
Het juiste stelsel wijst hij aan,
Op 't vaste punt in 't ruim gesteld;
Hij toont den aardbol op zijn baan,
Die rond de zon zijn kring doorsnelt. -
Van nieuw ontdekte luchtplaneten
Weet hij de taak en 't doel te meten.
Een domme waanzin wrokt en wraakt,
Doemt, wat de Bijbel niet verklaart: -
Zijn vinding wordt bespot, gelaakt,
Als had haar Satans list gebaard. -
't Zal Coppernik in kluisters binden,
En zóó zijn heldren geest verslinden.
En hij, die voor het Kruisbeeld zonk,
De Ontdekking vurig dankte aan God,
Terwijl Diens Geest zijn oog doorblonk,
Wat al verneedring, schande en spot
Moest hij van 't wanbegrip eens lijden,
Slachtoffer dier barbaarsche tijden!...
't Dwaas Neurenberg, wat helsche vond!
Spot met des mans genie en roem
| |
[pagina 162]
| |
Op 't marktplein! - Welk een stond
Van zielewee en schande en doem
Is 't loon van 't vijftigjarig streven?
Dát heeft den doodsteek hem gegeven!
De vrome denker bukt voor 't leed:
Te diep grieft hem de bittre hoon.
Hij, die zijn kostbre dagen sleet
Bij geestes-arbeid, - die de kroon
Verdient, wordt 't nuttig leven
On troofd, geest en genie ontheven!
- 1877. -
|
|