Vereenigde dichtwerken. Deel 3. 1866-1878. Nieuwste gedichten
(1878)–Maria Doolaeghe– Auteursrechtvrij
[pagina 155]
| |
Aan de Duitsche schrijfster mevrouw Lina Schneider.U groet ik, dochter van het Noord,
Wier wieg denzelfden grond behoort,
Die Klopstocks, Schillers, 't licht zag geven,
Von Humboldts roem rond de aard deed zweven!
Er spreekt een stem in mijn gemoed,
Die zegt: ‘Zend over berg en vloed,
Een handdruk Haar tot Liefdeteeken,
Haar, wie Germanjen eerbied voedt,
Daar 't Zuiden van haar roem mag spreken!’
'k Voel ook voor u de liefdevonk,
Die door mijn stille tranen blonk,
Toen Hoffmann,Ga naar voetnoot*) 't aardsche stof onttogen,
Den rouw hield aan zijn graf gebogen.
'k Bewonder u, begaafde Vrouw:
Gij, aan uw heilge roeping trouw,
Deedt onzen Vondel weêr herleven.Ga naar voetnoot**)
Rees hem geen Panthéongebouw,
Uw hart heeft hem een Troon gegeven.
| |
[pagina 156]
| |
Aandoenlijk is uw hulde, en treft
Wie boven 't stof den geest verheft. -
Ginds hoog zal Vondel dank ontgloeien.
't Is winter. Doch, viooltjes bloeien,
't Zij rond zijn standbeeld uitgestrooid,
Of tot een frisschen krans verplooid,Ga naar voetnoot*)
Waarmeê gij 's Dichters kruin doet pronken,
Zoo heerlijk door uw hand getooid,
Als door zijn Genius omblonken.
Wel U! die zoo 't Genie vereert,
De volkren door uw voorbeeld leert. -
Van waar dat licht in u ontstoken?
't Is, dat gij 't duister hebt doorbroken,
Dat wil en denken houdt omkneld;
't Is dat u 't hart van kunstdrift zwelt,
Dat in u Geestkracht is ontsproten,
En ge in de letterwereld geldt
Als lichtbron, door Gods hand ontsloten.
Hozanna! de eeuw is lang voorbij,
Die, blind voor vrouwenleed en liĵ,
Haar aan het ploegend werktuig spande,
Haar roem en eer en naam verbande.
Als 't lastdier, rust en lust ontzegd,
Bleef ze aan het slavenjuk gehecht,
Zelfs aan gezin en kroost ontnomen;
Verstoken van elk moederrecht,
Lag steeds haar wil en wensch aan toomen.
| |
[pagina 157]
| |
Hozanna! stuk voor stuk verbrak
De Vrouw haar keten. - Onder 't dak
Van Heer of Slaaf mag zij gebieden,
Doet voor haar blik 't vooroordeel vlieden,
En voert in huis verlichting aan;
Ook weet ze in 't heiligdom te gaan
Der Kunsten, om naar Eer te dingen: -
Der vrouwen Adel is ontstaan,
Hoor haar, Europa's glorie, zingen!
Die Adel, Lina, glanst in Haar,
Die beul en slavenhandelaar
Dorst doemen, en een volk verloste,
Wien 't leven angst en tranen kostte;Ga naar voetnoot*)
Hij blinkt in Sevignys gedacht,
In Staels onmeetbre geesteskracht,
In Stowe, die de boei dorst breken:
Toen 't volk nog dwaalde in schrikbren nacht
Wist zij het helderst licht te ontsteken.
Op, Lina! zwaai de Lettervaan:
Uw taak is nog niet afgedaan,
Beschaaf niet slechts in uw gewesten,
Maar help alom den grondsteen vesten
Van rede en licht voor 't volk: - Het weet’,
Hoe helsche macht nog boeien smeedt,
't Vernuft verdooft, - geest en geweten
Verkracht, en 't menschdom ramp en leed
Bestemt, wreedaardig en vermeten.
| |
[pagina 158]
| |
En nu, begaafde vrouw, vaarwel!
De Roem is u een trouw gezel.
Blijf de eer, de trots van Duitschlands kusten.
Ga voort! laat geest noch veder rusten,
Als 't nijvere Bijtje, nooit vermoeid,
Blijf aan uw arbeid vastgeboeid!
De vruchten, in uw hof ontloken,
Zijn ooft, dat lust en smaak ontgloeit: -
Ploeg, zaai en oogst, onafgebroken!
- 1877. -
|
|