Vereenigde dichtwerken. Deel 3. 1866-1878. Nieuwste gedichten
(1878)–Maria Doolaeghe– Auteursrechtvrij
[pagina 154]
| |
Het gelukkig paar.Zij hadden voor allen erfgrond
Maar tien roeden land, niet meer.
En in hun huizeken lag er
In 't wiegjen een kindeke neêr.
Zij hadden op hun zolderken
Wat rijshout en turf vergaêrd,
Wat pijnhout en eiken blaadren,
Tot wat brandstof voor den haard.
Zij hadden in hunne spinde
Een teug koffie en wat brood,
In 't onderlatGa naar voetnoot*) ook een geitje,
Dat hun melk en boter bood.
En in hun aloude schuiflâ
Lag het dagloon van de week;
En onder het stroodak hingen
Er boonranken, geelend bleek.
Daarin bestond heel hun rijkdom,
En ze vroegen nooit om meer,
Want, in hunne harten legde
De Liefde haar schatten neêr.
- 1877. -
|
|