Vereenigde dichtwerken. Deel 3. 1866-1878. Nieuwste gedichten
(1878)–Maria Doolaeghe– Auteursrechtvrij
[pagina 101]
| |
Hoe lang nog slaapt gij, Brugges helden?Geheel hun grootheid is uit ééne deugd gesproten:
De liefde tot het Vaderland!
Bilderdijk.
Hoe lang nog slaapt gij, Brugges helden,
Begraven in vergeten velden,
Waar burgerdeugd noch krijgsroem gelden,
Alléén gezien door 't starrenheer?
Uw Vlaandren is geen Vlaandren meer,
Uw Brugge niet, zooals voorhenen,
Van gansch Euroop de kroon en de eer:
Haar oude grootheid is verdwenen,
Heur koninginnestaf viel neêr!
Het zaad gestrooid op uwe wegen,
Dat heil beloofde en vrijheidszegen,
Viel in een woestenij; - 't vond regen
Noch vruchtbre gronden; 't schoot niet uit,
De zon viel aan den nacht ten buit;
Des ploegers arbeid ging verloren;
De volksmoed zwichtte, in vaart gestuit.
Uw luister moest in smetstof smoren,
Wie, die uw beeld aan 't hart nog sluit?
| |
[pagina 102]
| |
En, wij vergeten, laffe Belgen,
Wat bloed eens Kortrijks grond moest zwelgen,
Om Frankrijks legers te verdelgen?
Wij weten niet, wie Breidel was,
En Coninc, teelt van 't heldenras,
Wiens kloeke moed dáar 't volk geleidde,
Trots strijdgevaar en helgebas,
Waar de overmacht reeds 't graf bereidde,
En krijgers maaide als 't broze gras!
Maar, wee!.... De macht, die uit dorst dagen,
Zag tachtig duizend man verslagen
Door 't klein-tal, dat de kans dorst wagen,
Gesteund door moed en eedlen spijt.
En wij? - Vergeten wij dien strijd,
Dien Vaderlandschen moed, die glorie,
Die immer voortleeft met den tijd,
Geboekt in onze landshistorie,
Wie ieder volk bewondring wijdt?
Zijn wij ontaard, verloochenaren
Der Vaadren? de oude steunpilaren
Van 't burgerrecht, - die helden waren
In elken kamp met dwinglandij? -
Zij trotsten storm en noodgetij,
Tot ze in den strijd de zege haalden,
En Land en Volk, verlost en vrij,
't Triomfgeschal alom herhaalden,
Verbrekend dwang en slavernij.
Werp af, ô Brugge, 't kleed der schande: -
Waar toeft zoo lang uw dankoffrande
Voor de bevrijders van den Lande?
| |
[pagina 103]
| |
Welaan! ontwaak gij, adelvolk;
Brengt offers, burgren; weest gij tolk
Der oude deugd: bekroont wie zegen
Op 't Land stortte, - als uit zwangre wolk
De milde stroom daalt van den regen, -
Toen 't volk zuchtte in de jammerkolk.
Wat stoft ge op uw metalen beelden,
Op wondren, die uw kunstnaars teelden,
Op eer en pracht die u omspeelden?
Uw schoonste kroon, uw rijkste schat
Is in dit heldenpaar omvat:
't Is uw verleên in al zijn luister,
De zegen, waar uw hart om bad,
De macht vergruizlend dwang en kluister,
De glans die vlek noch schaduw had.
Laat in uw borst de trots weêr blaken,
Trompet hoog van uw torendaken
Dat gij uw helden doet ontwaken:
Roep uit den doodslaap 't edel Paar; -
Vijf eeuwen ligt het treurend dáar,
Van Land en Vaderstad vergeten,
Van troon verstoken en altaar.
Gij, Brugge, dat ze uw Zoons mag heeten,
Verhoor hun beê, hun smartgebaar.
Gij eeuwen-oude Hal blijft rouwen,
't Getiktak van de weefgetouwen
Zwijgt in de ontruimde reuzenbouwen;
De zeevaartvlaggen zijn gescheurd;
De Kunst houdt 't hoofd niet meer gebeurd;
| |
[pagina 104]
| |
Geen Keereis meer; de Klauwaarts vielen;
De burgermoed is dood-getreurd,
Die vlijt en handel kon bezielen;
De aloude rijkdom is verbeurd!
Verval alom rouwt rond u henen:
Wat zou u nog den moed verleenen
Tot zingen? - Vrije harten weenen,
Die in 't verval van 't nieuw geslacht
Een toekomst zien, bedreigd met nacht.
Der oudren vroomheid is geweken,
Naast vrijheidsliefde en mannenkracht.
Wie hoort van Schild en Vriend nog spreken,
Van burgergrootheid, heldenmacht?
Maar, trotsche Hal, geen moed verloren!
't Land kweekt nog zonen, vrijgeboren,Ga naar voetnoot*)
Die 't echt Teutoonsche bloed behooren.
Zie! de offers vloeien uit hun hand.
't Is 't vroom geslacht van 't Vaderland,
Dat 't sluimerend gebeent zal wekken
Dier helden. - 't Voetstuk is geplant,
Waarop ze in stout herboren trekken
Dra klimmen, 't hart van dank ontbrand!
Reuzentoren,
Stem uw koren,
Als dáar gloren
| |
[pagina 105]
| |
Vlaandrens Redders in 't metaal.
Zing weêr Vrijheids zegepraal.
Zing en jubel, als voor dezen,
Toen ze uit Groenings veld gerezen,
Gij erkentnis tolk mocht wezen,
En 't Hozànna door de wolk
Galmen deed voor Land en Volk. -
Als uw basstem aangeheven
Doet den omtrek schudden, beven
Naast het klinkend, klinglend spel,
't Volk opwekkend trotsch en hel:
Dat dan Brugge hoofd en knie
Neêrbuig, en - hun blik ontzie!....
- 1875. -
|
|