Vereenigde dichtwerken. Deel 3. 1866-1878. Nieuwste gedichten
(1878)–Maria Doolaeghe– AuteursrechtvrijAntoon Bergmann betreurd.Treur diep, mijn vaderlandsch gemoed,
Die beste vriend ging henen,
Gelijk een lentemorgengroet,
Geboren - en verdwenen!
Zijn geest stak Belgie's kunstlicht aan,
En Vlaandren's zon zou dagen:
Die hoop deed snel ons harte slaan,
En nieuwe moed kwam 't schragen.
Zijn voet ontzag geen zandwoestijn,
Geen diepe kloof, geen rotsen;
Hij tartte last en zwervenspijn,
En kon de doornen trotsen.
Vooruit! vooruit! riep hij, als 't sein
Bij 't heir der kruisvaartriddren;
Was 't taalbeschermend leger klein,
Wat vijand kon 't doen siddren?
| |
[pagina 98]
| |
AntoonGa naar voetnoot*) aan 't hoofd, in 't harrenas,
Met kloeke lans in handen,
Verwon de ontboeide strijdmacht ras,
Die spottend aan dorst randen.
Hem gloeide een Maerlant in de borst,
Wien 't hart van kunstmin zwelde,
Die den Vooruitgang kroonen dorst,
En dáar zijn eer in stelde.
Had hij beschaving 't volk beloofd,
't Lot kwam zijn doel weêrstreven:
't Heeft in den denker 't licht gedoofd,
Dat dag na nacht moest geven.
Door 't Vlaamsche Land, de grens voorbij,
Mocht hoog zijn Eernaam klinken;
Hij voerde in 't Kunstrijk heerschappij,
Deed Dickens roem hier blinken.Ga naar voetnoot**)
Wie ErnestGa naar voetnoot***) leest, bemint Antoon,
Juicht bij zijn levensbeelden,
Zóo sprekend waar, zóo treffend schoon,
Als ooit penseelen teelden.
| |
[pagina 99]
| |
Helaas! de rijkbebloemde baan
Ontzonk den eedlen brave:
't Is met 's Lands puikvernuft gedaan,
De dood doofde elke gave
Van 't kunstgenie, Gods wonderwerk,
Van 't hart, der deugden bronne,
Van 't braaf gemoed, zoo teêr als sterk,
Van 't geestlicht, wijsheidszonne.
Treur diep, mijn vaderlandsch gemoed,
Die beste Vriend ging henen,
Gelijk een lentemorgengroet,
Geboren - en verdwenen!
- 1874. -
|
|