Vereenigde dichtwerken. Deel 3. 1866-1878. Nieuwste gedichten(1878)–Maria Doolaeghe– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 70] [p. 70] Waterken, loop! Hier, suizend beekje, zaten wij Langs uw begroenden boord, Naast bloemkens en een olmenrij, Door 't koeltje slechts gestoord; Ons trilde 't hart van liefde en hoop... Waterken, loop! Tot zondag! klonk heur scheidingswoord: - “Goên avond, Liesje!” - Een zoen, Een handdruk, en wij trokken voort, Langs 't veldtapeet van groen; Weêr sterker sloot de min heur knoop... Waterken, loop! Die lange weke kroop zoo traag, 't Verlangen vloog vooruit, Als 't vogeltje over hek en haag, Welks vlucht op 't nestje stuit. Wat angst al in mijn boezem sloop!... Waterken, loop! De nacht had mij een droom gebaard, Een droom, die nog me ontroert: - Mijn Liesje was met vaders paard Naar vreemde kust gevoerd, Terwijl de traan heur borst bedroop... Waterken, loop! [pagina 71] [p. 71] 'k Zocht, zinneloos van zielepijn, 'k Reisde over berg en stroom, Door golven van de zandwoestijn, Soms rustend bij een boom, Soms weenend op een zeeduinshoop... Waterken, loop!’ Het klokje der gemeente klept, Voert over 't veld zijn stem. - Waarvan is 't, dat zijn treurtoon rept? Wat doodmaar meldt het hem? ‘Uw bruid sliep in; - bluscht uit uw hoop!.... Waterken, loop! De in rouw bespannen wagen draagt Een kist met zilvren kroon; Heel 't dorp, ter lijkdienst opgedaagd, Volgt droevig naar Gods woon. 't Is Liesje, ontrukt aan liefdes knoop... Waterken, loop! Nu zit hij, beekje, op 't eigen uur, Alléen; - hem jaagt de borst; Zijn oog is nevelgaas, natuur Een doodenveld, dat lijken torscht, De rouw een slang, die 't hart bekroop... Waterken, loop! - 1873. - Vorige Volgende