Vereenigde dichtwerken. Deel 3. 1866-1878. Nieuwste gedichten
(1878)–Maria Doolaeghe– AuteursrechtvrijHoffmann von Fallersleben in Vlaanderen herdacht.Ik wil eene wèlverdiende hulde brengen aan een man, die méér dan iemand heeft bijgedragen, om bij ons weêr smaak te wekken voor onze zoo lang ten onrechte verworpen lettervruchten der Middeneeuwen, waarvan de meeste en de voornaamste op den Vlaamschen akker werden gekweekt. Daar trekt naar 't vreemde uit 't vaders huis
De knaap, door studielust gedreven;
Hem volgt een kruis:
Gebrek en smart moet hem omgeven!Ga naar eindnoot1)
| |
[pagina 67]
| |
Toch trekt hij voort, aan hope rijk,
Hij oogst, der nijvre bij gelijk,
De vruchten in van 't rustloos streven
Naar Licht en Kunst in 't geestesleven.
Die zieletrek voorspelt het reeds:
Beroemdheid zal de vlijt eens kronen
Van 't kind des leeds,
Dat, man geworden, wijsheidszonen
Van naam en luister overgloort. -
Zie, hoe doorkruist hij Zuid en Noord,
Om de edle bronwel op te sporen
Van 't volksgenie, in nacht verloren.
Zijn schrandre geest delft schatten uit,
In 't stof der eeuwen diep gedoken,
't Gewormt ten buit!...
God lof! de nacht is doorgebroken,
Die 't puik der Dietsche Kunst omsloot
Van wat Natuur en eenvoud bood,
In hartetaal, de taal der ouden,
Die wondren van vernuft ontvouwden.
Schud af uw stofkleed, Blanchefloer,Ga naar eindnoot2)
Rijs, reine parel, 't graf onttogen,
Sier d' edle snoer,
Wier schoon de ziel diep houdt bewogen....
Gegroet! gij Liedren, zoet en zachtGa naar eindnoot3)
Als balsemgeur in lentenacht;
Uw zielstoon, uw aanvalligheden
Zijn bloemen uit een ander Eden.
| |
[pagina 68]
| |
Gij knieldet voor die zangen neêr,
ô, Hoffmann, d' afdruk onzer zeden,
De faam en de eer
Van 't voorgeslacht. En 't grootsch verleden,
Met ridderroem en glorieglans,
En lief en leed, verschijnt ons thans
Zoo helder als het lichtgewemel
Der sterren aan d' azuren hemel.
Gij danktet der genade Gods
Dien kostbren schat. - Hoe opgetogen,
Met hoeveel trots
Bracht ge uwe ontdekking 't volk voor de oogen.
Zóó klopte eens Galileï 't hart,
Toen voor zijn licht het nevelzwart,
Dat om de Waarheid hing, moest wijken,
En 's aardrijks loopkringGa naar eindnoot4) schittrend blijken.
Gij waart de vriend, die uitkomst bracht,
De hulp, die wonden kwam verbinden,
De hoop, die lacht,
Als nergens troost meer is te vinden.
Neen, Hoffmann, groote dichter, nooit
Vergeten we u. - Het zaad, gestrooid
Door uwen geest, kwam fier weêr boven:
Ons Vlaandren blijft dien zegen loven!
|
|