Vereenigde dichtwerken. Deel 3. 1866-1878. Nieuwste gedichten
(1878)–Maria Doolaeghe– Auteursrechtvrij
[pagina 58]
| |
De jongste levensstonden van den heer Eduard van Biesbrouck.Hoe was uw hart gejaagd! gij kwaamt de hand ons drukken,
Zocht bij de Vriendschap troost, en nog een straal van hoop.Ga naar voetnoot*)
God! in wat toestand? toen de laatste kracht moest bukken
Voor 't ondermijnend kwaad, aan 't eind van 's levens loop.
Hoe bleek! hoe uitgeteerd! niet kenlijk meer in 't wezen!
Waar was die frissche tint, die lach, die scherpe blik?
Die kloeke lichaamsbouw, dat blijde van voordezen?
't Was in een rif verkeerd, een rif van smart en schrik!
Wij weenden innig, toen wij u zoo doodlijk zagen
Verwoest; - wij gaven moed, maar gij geloofde 't niet,
Doch, dacht niet, dat men u zòò spoedig heen zou dragen,
Waar 't lijden eindigt, en de strenge dood gebiedt.
| |
[pagina 59]
| |
Na weinig stonden sliept ge, om nimmer meer te ontwaken.
Ach! 't was uw jongst vaarwel, die stille, sombre groet,
Die handdruk, bevend toegereikt, dat zuchten-slaken,
Die tranen afgerold, dat sprekend droef gemoed.
Wat was het anders, vriend? - Nooit zullen wij 't vergeten,
Hoe diep dat afscheid trof; hoe 't allen heeft ontroerd.
Het legde een schakel méér in onze vriendschapsketen,
Het heeft een band te meer om onze trouw gesnoerd.
Stom zien wij op elkaêr, alleen 't gevoel kan spreken,
Dat zegt in 't rouwend oog, hoe zeer uw dood ons smart,
Waarbij de Vlaamsche strijd een kamper ziet bezweken,
En uw gezin den vriend, den lievling van het hart.
Maar 't graf zal nooit uw Naam, uw Burgerkroone dekken,
De vruchten van uw pen niet strooien in den wind.
Gij, die het onderwijs tot grondpilaar mocht strekken,Ga naar voetnoot*)
Sterft niet, als duister mensch, die traan noch hulde vindt.
Rust, onbekommerd, slaap; - cipressen zijn ontloken
Rond uw verheven graf; - niet onbezorgd kiemt 't zaad,
Door u gestrooid: - is 't niet den grond nog uitgebroken,
Weldra staat de oogst in bloei, die nimmer meer vergaat.
Uw dood is opstaan, 't is verheerlijking, 't ontgloren
Bij de eedle rei der doôn, wier afscheid de aard beschreit,
Uit wie vooruitgangsgeest en denkkracht is geboren,
Die naar Gods heerlijk doel de volkren heeft geleid.
| |
[pagina 60]
| |
Slaap, eedle Burger, tot uw Schepper opgerezen!
Was uwe baan hier kort, uw doorgang werk en strijd,
De Volksbeschaver krijgt zijn loon bij 't Opperwezen:
Hier boven 't hoofd bekroond, beneên gebenedijd!
- 1872. -
|
|