Vereenigde dichtwerken. Deel 3. 1866-1878. Nieuwste gedichten
(1878)–Maria Doolaeghe– Auteursrechtvrij
[pagina 46]
| |
Memmeling, in zijne ramp.I.Europa dreunt van d' oorlogskreet,
Het wintert in Westvlaandren wreed,
De beedlaars weemlen op de straten.
Verlaten
Zijn weefgetouw en handelwerk;
Het sneeuwkleed dekt en stulp en kerk,
De dood beheerscht gebloemt en boomen,
De ijsspiegel overdekt de stroomen.
Stil, droevig rijst de bleeke maan:
Wat schouwspel ziet ze op Dammes baan?
Twee mannen, trots de noordervlagen,
Ginds dragen
Een zieke, een zwerver, op de baar.Ga naar eindnoot1)
Armoedig, de karpoets om 't haar,
Lag hij, toen ze uit de sneeuw hem namen,
En met hun vracht naar 't gasthuis kwamen.
Zij staan in Brugge stil. - 't Is nacht.
De slaap omvleugelt 't volk. De wacht
Alleen der torens waakt bij 't zwijgen.
Voorttijgen
Zij naar Sint-Jan.Ga naar eindnoot2) Dàar leggen ze af
Den zieke, die reeds helt naar 't graf.
Hij is bedwelmd, ontgeest, niets wetend,
Zich-zelven en 't heelal vergetend.
| |
[pagina 47]
| |
II.Wie is 't, die, hersteld, wordt als wonder gevierd.
Die 't hulphuis met schatten der schilderkunst siert?
Zijn hart, door de vlam van de godsvrucht bezield,
Ontsteekt zijn genie, waar de kenner voor knielt.
Wie is hij, die zich in geheimenis sluit,
Wiens scheppend vermogen zelfs 't onheil niet stuit?
Zijn vinding en geest overwinnen natuur,
In waarheid, in kunst, en in kracht en in vuur.
Tafreelen des hemels, ô zegt, wie hij is,
Die u wederspiegelt zoo treffend, zoo frisch?
ô, Moeder des Heeren, uw Beeld zeg' het ons,
Dat neder doet knielen met boezemgebons.
't Is Memling! - Drie eeuwen hier melden zijn Naam!
Zijn Ursula rees,Ga naar eindnoot3) en rond de aard vloog zijn faam.
De Roem bouwde een tempel voor hem en een troon,
En Brugge, zie 't kranst zich het hoofd met zijn kroon.
|
|