Vereenigde dichtwerken. Deel 3. 1866-1878. Nieuwste gedichten
(1878)–Maria Doolaeghe– Auteursrechtvrij
[pagina 3]
| |
Mijne lieve zieke.Daar zit zij, jonge moeder, treurig,
De ziekte knaagt aan vleesch en bloed,
Gelijk de worm aan 't bloemtje fleurig,
Die 't welken en verkwijnen doet.
Daar buiten ziet ze 't kindje spelen
En slaat het met een lachje gâ.
‘Mij zal de lentelucht wel heelen,’
Zoo denkt ze, ‘Ik zal genezen, ja!
‘We zullen madeliefjes plukken,
Dàar in de frissche groene dreef.
Mij zal uw kindervreugd verrukken,
De ziekte wijkt, en ik herleef!
‘Hoe min ik de Natuur en 't Leven,
De Moederplichten en de Vlijt!
Laat, lieve lente, uw koeltjes zweven
Breng kracht mij, zoete lentetijd!....’
De droeve zag geen lentezonne,
Geen grasborduursel in de Mei,
Geen waterspiegling in de bronne,
Geen madeliefjes in de wei!
| |
[pagina 4]
| |
Een vriendenstoet, in rouw verslagen,
Verzelt de dierbre naar het graf;
Het jammren om de doode en 't klagen
Nam in de stad noch d'omstreek af.Ga naar voetnoot*)
Haar weesje kende nog geen smarte,
Haar gâ boog onder 't lijden neêr;
Wij, weenende ouders, voelen 't harte
Verplet: - wat rampslag trof ooit méér?
- 1869. -
|
|