Vereenigde dichtwerken. Deel 3. 1866-1878. Nieuwste gedichten
(1878)–Maria Doolaeghe– Auteursrechtvrij
[pagina 1]
| |
Grafkransje voor de kleine Clara van Hille, overleden den 20. januari, 1866.Kindje-lief, waarom zoo scheiden,
Ach! zoo schielijk, zoo gezwind,
Als het bloemken in de weiden,
Opgenomen door den wind!
Als een lichtje, blij verschenen
In der starren hemelwacht,
Maar in aller ijl verdwenen,
Weggedoken in den nacht.
Kleine Clara, onder 't spelen,
Greep een booze slang u aan,
Kwam u lachje en blosje stelen,
't Was met spel en vreugd gedaan!
Ver van 't huis, dat om u rouwde,
Ver van broêrtje, uw speelgenoot,
Die uw kaarten-huisjes bouwde,
Slaapt ge in vreemden kerkhofschoot.Ga naar voetnoot*)
| |
[pagina 2]
| |
De oudermin, die hier steeds waakte,
Blijft u trouw ook dàar nabij;
't Grafje, waar ze een altaar maakte,
Geurt van bloemen, lief als gij.
Maar, als 't koeltje suist en wiegelt,
't Dauwkristal zijn paarlen giet,
't Maantje in zilvren vijvers spiegelt,
En het muschje slaapt in 't riet,
Zijt ge uw Hemel uitgekomen,
Op de vleuglen van den nacht,
Wijl uwe ouders angstig droomen
Van den slag, hun toegebracht.
Liefsten, zegt gij, 'k speel hier boven
Met mijn zusterkenGa naar voetnoot*) te gaêr:
Wat de wereld moog' beloven,
Dierbare ouders, laat ons dàar!
Vraagt niet, om ons weêr te halen,
Englen zijn wij allebeî,
Blij als 't vogeltje in de dalen,
Lieflijk, als 't gebloemt van Mei.
‘Onze broertjes, iedren morgen,
Zijn, als wij, uw liefde, uw troost:
Laat uw meisjes in Gods zorgen;
Heel de Hemel viert uw kroost!’
- 1866. -
|
|