Johannes Immerzeel junior (1776-1841)
(1992)–B.P.M. Dongelmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 255]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IX De opvolging: J.L.A. Immerzeel en de inventaris van zijn boekwinkelGa naar eind1IX.1 InleidingIn de Kleine Draaisteeg, wijk L., no. 9 opent Jan Lodewijk Anthonie Immerzeel begin mei 1825 een boek- en papierwinkel, dus vlakbij de boekwinkel die Immerzeel zelf drijft op de hoek van de Nieuwehaven en de Nieuwehavensteeg. Gaan we naar binnen, dan betreden we een boekhandel, die Jan bestendiglijk voorzien meent te houden van de belangrijkste Letterkundige Nieuwigheden, die in Frankrijk en de Nederlanden worden uitgegeven, alsmede van een compleet Assortiment van Schrijf- en Kantoorbehoeften. Zich in die betrekking aanbevelende, zal hij door een prompte en civiele bediening zich het vertrouwen zijner Begunstigers trachten waardig te maken.Ga naar eind2Wat er achter dit soort algemene omschrijvingen schuil gaat, is meestal moeilijk te achterhalen. Immers, de bronnen om er achter te komen wat boekverkopers in die tijd precies in hun winkel en magazijn hadden staan, zijn schaars. Dit geldt evenwel niet voor die van J.L.A. Immerzeel, want van zijn winkel is een inventaris bewaard gebleven. Op 13 juli 1825 verklaarde hij namelijk ten overstaan van notaris J.M. Beijerman te constitueren en volkomen magtig te maken zijnen Vader, den Heer Johannes Immerzeel Junior, Boekhandelaar, wonende binnen deze Stad: generalijk en specialijk om zoo in des constituants presentie als absentie, alle zijne zaken en aangelegenheden, zoo wel met betrekking tot zijnen Boekhandel als alle andere, van welken aard of natuur die ook zouden mogen zijn, waartenemen, administreren en gade te slaan en zijn constituants persoon daaromtrent in allen deele te vertegenwoordigen.Ga naar eind3Op 16 juli wordt in de Rotterdamsche Courant de aanleiding tot deze procuratie als volgt geformuleerd: Daar de Ondergeteekende, tot onderhoud en uitbreiding zijner Commerciële Relatien zich van tijd tot tijd op reis moet begeven, heeft hij deszelfs Vader Johannes Immerzeel Junior, alhier, verzocht en geauthoriseerd, om alle zijne Zaken, provisioneel en tot nader advertissement, voor hem te administreren. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 256]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vader Immerzeel gaat akkoord, maar laat tegelijkertijd een inventaris opstellen van wat er in de winkel van zijn zoon is te vinden en door deze inventaris bezitten we een dokument, dat ons precies vertelt wat Immerzeels zoon in zijn winkel had staan.Ga naar eind4 Hij geeft als rechtsgeldig dokument de feitelijke toestand weer zoals deze zich op een zeker en bepaald moment naar waarheid voordoet inzake het bezit en/of aanwezigheid van roerende en onroerende goederen van een persoon. In dat opzicht onderscheidt hij zich van andersoortige boekenlijsten zoals bijv. fondscatalogi, (fonds)veiling- of antiquariaatscatalogi, die altijd een commercieel doel dienen en derhalve een specifieke, aangepaste inhoud hebben. Een magazijncatalogus lijkt een inventaris het meest te benaderen, maar ook deze wordt met een specifieke doel, nl. de verkoop bevorderen, gemaakt en verspreid. Ook als object van wetenschappelijk onderzoek onderscheidt deze inventaris zich van andere. Vrijwel altijd is het een boedelinventaris, opgemaakt na een overlijden, die bestudeerd wordt en dan pleegt men te zoeken, in het geval van boeken, naar de bezitter ervan en worden relaties gelegd tussen boekenbezit of leescultuur en sociale klassen.Ga naar eind5 Met Immerzeels inventaris hebben we een andere schakel in het communicatiecircuit van Darnton in handen, nl. die van de verkoper: wat had hij in zijn winkel of wat kon een potentiële boekenkoper in zo'n Frans-Hollandse boekwinkel nu kopen en direct meenemen? We zijn daarbij voornamelijk geïnteresseerd in de aanwezige boeken, maar veel meer is er overigens - afgezien van een grote variëteit in papier, pennen en verdere schrijfbehoeften - ook niet te vinden. Het betreft een sober ingerichte winkel met een toonbank en drie open boekenkasten. In de kamer achter de winkel, beneden in de keuken en in een benedenkamer staat behalve enig meubilair steeds een kast met resp. ‘eenige glazen en aardenwerk’, ‘aardewerk, koper en tin’ en ‘olie-en azynstel, een paar kandelaars etc.’ De enige luxe lijkt ‘een schilderij in vergulde lijst, zijnde een mansbeeld en kindje.’ Apart wordt ook nog een negotie-boek vermeld: Eenige vellen papier, genaaid in een graauw papieren omslag, waarvan de drie en twintig eerste pagina's zijn beschreven met aanteekeningen, wegens des eersten Rekwirants boeknegotie, beginnende met den dertienden Mei dezes jaars en doorlopende tot den dertienden dezer maand (...).Tot aan het opstellen van de inventaris was Jan dus éen maand zelfstandig boekverkoper geweest. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 257]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Na een korte levensbeschrijving van J.L.A. Immerzeel belichten we enkele mogelijkheden die een inventaris als deze biedt als bron voor literatuur- of ‘lees’geschiedenis aan de hand van een aantal constateringen en overwegingen. Juist omdat er nog nauwelijks beschrijvingen bekend zijn van de inhoud van een boekwinkel uit die tijd, is een analyse van deze inventaris hier op zijn plaats. Ze biedt de mogelijkheid vragen te beantwoorden inzake de inrichting van de winkel, de vorm waarin de boeken werden verkocht, de herkomst van de boeken en de verhouding tussen het aanbod en de actualiteit ervan. Een tweede reden om deze inventaris te analyseren is het feit dat de winkel van zoon Jan mogelijk een afspiegeling is van de winkel van Immerzeel zelf. Zoon Jan is duidelijk door zijn vader in het zadel geholpen en de veronderstelling, dat Immerzeel zijn zoon een zo gunstig mogelijke uitgangspositie heeft willen geven lijkt derhalve aannemelijk. Daarbij, Jan had tenslotte het vak van zijn vader geleerd. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IX.2 J.L.A. Immerzeel (1801-ca. 1870)Zoals we eerder hebben aangegeven, heeft vader Immerzeel diverse keren te kennen gegeven dat hij het wat rustiger aan wilde gaan doen. Al vrij vroeg moet hij zijn oudste zoon Jan (geboren 1801) als zijn opvolger hebben gezien, want uit getuigenissen uit diens latere leven (1833) blijkt dat hij al vanaf 1813 bij zijn vader in de boekwinkel werkte. Van 1820 dateert een notariële akte, waarin vader Johannes voor Jan Immerzeel als remplaçant voor de Nationale Militie ene Hendrik Vink aanbiedt.Ga naar eind6 Op die wijze kon Immerzeel zijn zoon Jan als medewerker in zijn boekhandel-uitgeverij behouden. Jan ontwikkelt zich tot een enthousiast en naar blijkt bekwaam kunst- en boekenverkoper, waarbij vooral het veilingwezen een bijzonder aantrekkingskracht op hem uitoefent. Immerzeel stuurt hem vermoedelijk al omstreeks 1820 op een aantal zakenreizen, waarbij hij als vertegenwoordiger van de firma zijn vader vervangt. ‘Uw zoon zal vriendelyk onthaeld worden’, schrijft Willems naar Rotterdam.Ga naar eind7 Op 28 april 1821 roept Immerzeel hem terug uit de Vlaamse gewesten: Doe mij 't plezier, mijn zoon, zoo die reeds te Antwerpen is, of anders zoodra gij hem ziet, te zeggen, dat hij zonder verwijl naar huis moet komen. Ik bevind mij niet wel en zit | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 258]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
overladen door bezigheden, en daaronder eene menigte details, die anders door hem bezorgd worden. Met zekerheid had ik hem heden met de diligence t'huis gewacht, omdat ik hem dit zelfde reeds den 24en op Brugge geschreven heb.Ga naar eind8Uit deze brief aan J.F. Willems blijkt hoezeer Jan zich al onmisbaar had gemaakt in zijn vaders affaire. Het is dan ook niet verwonderlijk, dat Immerzeel inzake zijn opvolging alle hoop op Jan had gevestigd. Op 6 maart 1824 schrijft hij aan G.T.N. Suringar: Mijn' oudsten zoon meen ik eerlang een gedeelte mijner zaken te cederen, (...). De liefhebberij van mijn' zoon, die in mijne zaken is, bepaalt zich meer tot het houden van verkoopingen van boeken en kunst, dan wel tot het uitgeven van boeken.Ga naar eind9Uit april 1824 is nog een tweetal brieven aan de Amsterdamse boekhandelaar A.J. van Tetroode bewaard gebleven, waaruit blijkt dat Jan zich inderdaad bezighoudt met het veilen van bibliotheken en andere collecties.Ga naar eind10 In dezelfde zin laat Immerzeel zich ook uit in een brief van 3 april 1824 aan Willems: Zie hier de boeken, die mijn zoon op zijne verkooping voor u heeft gekocht (ik heb hem het werk der verkoopingen gecedeerd) ik wil hopen dat ze naar uw genoegen zijn;Ga naar eind11In mei 1825 was het zover, dat de stap naar een zelfstandige boekwinkel werd gezet, maar of de zaken voorspoedig verliepen mogen we ons afvragen, want hij heeft nauwelijks een jaar bestaan. Op 2 mei 1826 stond in de Rotterdamsche Courant het bericht, dat zoon Jan zijn Franse boekwinkel had overgedaan aan de Heer Jacob en Comp. Ruim 2 1/2 maand eerder, op 17 en 18 februari, had hij een veiling gehouden van een verzameling van ‘meest genees- heel- en letterkundige boeken in verschillende talen’Ga naar eind12, waarbij ook een deel van de winkelvoorraad werd verkocht. Het gezin Immerzeel verhuisde naar Den Haag en Jan ging mee. Of de verhuizing van vader Johannes nu de aanleiding was om de boekwinkel op te heffen, is niet duidelijk. Het is niet uitgesloten, dat Jan ook moeite had zijn zakelijke verplichtingen na te komen. Want op 24 juli 1827 wordt door de rechtbank in Den Haag een vonnis van de Rotterdamse rechtbank van 14 juli 1826 bevestigd om aan de Brusselse uitgever P.J. de Mat een bedrag van f 237,00 te betalen, verhoogd met de advocaat- en proceskostenGa naar eind13 ‘wegens aan den zelven [:J.L.A.] in den jare 1825 & 1826 geleverd boekhandelwaren’. Zoals we hebben gezien stuurt Immerzeel zijn zoon kort na de sluiting van zijn winkel naar Bilderdijk om deze te assisteren bij het overschrijven | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 259]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van diens Nederlandsche spraakleer. Eind juli informeert Immerzeel bij Bilderdijk of híj weet waar Jan zich bevindt. Hij blijkt spoorloos verdwenen. Bilderdijk schrijft: Daar ik onderstelde dat hij elders voor Ue of anderzins reisde of werkte, heeft Uw thands ontfangen schrijven mij in groote ongerustheid geworpen: ik heb dus dadelijk onderzoek naar hem gedaan, waar hij logeerde, in angst of hem ook iets overgekomen moest zijn. Waar hij logeert heb ik dit oogenblik vernomen dat hij daar op of kort na den 20e ll. een boodschap met een schipper gezonden heeft, betreffende zijn goed dat daar is. En zie daar al wat ik weet. God verhoede dat hij geen ongeluk gekregen heeft in weêr herwaarts te komen!Ga naar eind14En enkele dagen later probeert Bilderdijk het voor Jan op te nemen: Maar meer spijt mij, ongelijk meer, het geen Gij mij van Uwen zoon aanduidt, voor wie ik erken, bijzondere genegenheid opgevat te hebben, door zijn uiterlijk niet aleen dadelijk met hem ingenomen zijnde, maar ook vooral door zijn gesprekken vol leerzucht en goed oordeel. (...) Men moet jongenlieden wat toegeven; als 't hart wel geplaatst is, is alles wel. Hij behoeft voor mij niet te blozen, die alles kan toegeven, wat uit lichtzinnigheid spruit, waar ik een goed hart en recht verstand vind.Ga naar eind15In de laatste maanden van 1827 maakt hij schulden te Parijs, waar hij het hotel van de weduwe Gilet zonder te betalen is ontvlucht. De politiecommissaris van Den Haag kenschetst hem als een verbrasser, die met enige regelmaat schulden maakt. Hij werkt in 1828 weer bij zijn vader, maar deze moet ervaren dat zijn zoon onverbeterlijk is. Medio 1829 is er alleen nog via de advokaat Carbasius contact mogelijk: Heden morgen heb ik na daartoe per billet uitgenodigd te zijn, eene conferentie met uwen zoon gehad, die mij heeft verzogt UE. te verzoeken om met hem in tegenwoordigheid van mij eens een ernstig mondgesprek met UE. te mogen hebben over zijne belangens. Ik heb hem onder het oog gehouden dat daarbij op den voorgrond behoorde te staan zijne uitgebreide pligten als zoon omtrend zijn vader.Carbasius hoopt op een ‘volkomen reconciliatie tusschen vader en zoon’.Ga naar eind16 Die verzoening zal de nodige tijd hebben gekost; het feit dat de met ‘klerk’ aangeduide J.L.A. bij de volkstelling uit 1830 nog steeds bij zijn ouders staat ingeschreven, heeft als zodanig weinig betekenis. Want een rekwest aan koning Willem I om gratie van correctioneele veroordeeling tot 8/d gevang wegens slagerij, of die straf te veranderen in eene verhoogde geldboeteGa naar eind17 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 260]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vormt een volgend dieptepunt in het leven van zoon Jan. Vader Immerzeel moet teleurgesteld zijn geweest over het gedrag van zijn oudste zoon. Vooral het feit dat Jan niet geschikt was om hem op te volgen moet Immerzeel hebben betreurd. Nog op 24 november 1831 schrijft hij naar Leeuwarden: Geen mijner zoons is geschikt voor de administratie mijner vrij uitgebreide zaken, en kan er mij noch in helpen, noch in opvolgen.Ga naar eind18De veiling van de bibliotheek van wijlen W. Bilderdijk in augustus 1832 laat hij echter weer grotendeels over aan zijn zoon Jan: Mijn zoon Jan heeft afgeslagen. Tot erkentenis heb ik hem 12 catalogussen, doorschoten en in parijsche banden gebonden, geschonken. Die vult hij in met prijzen en namen der koopers. Verscheiden heeft hij er besteldschrijft vader Immerzeel aan een vriend.Ga naar eind19 De verwachting van Schinkel klinkt positief, als hij op 25 april 1834 aan vader Immerzeel schrijft: Eenige dagen geleden heb ik Uw Zoon Jan bij mij gehadt, hij kwam mij een oude schuld afdoen, en vertelde mij tevens zijn wedervaren met Z.M. en zijn plan, om zig alhier als boekhandelaar te vestigen. Ik kan U niet zeggen (...) wat mij zulks een plezier doe, en stel er een vast vertrouwen in, dat hij zig thans met ziel en lichaam op de goede uitvoering en behartiging des boekhandels zal toeleggen, en hij best door de wereld zal komen. Jan is knap en een goed boekenkenner allezints voor een auctiehouder geschikt en heeft hij geluk een knappe verkooping te krijgen, waar aan UE hem moest zien te helpen, dan is zijn fortuun bij vervolg der tijd gemaakt. Wie zal als hij, alhier, een catalogus in de wereld brengen, met zooveel boekenkennis daargestelt? Jan weet wat zeldzame drukken, rare boeken zijn. - Kan ik hem hier of daar in helpen of van dienst zijn, ik zal het hem niet weigeren.Ga naar eind20Ook vader Immerzeel is, net als Schinkel, verheugd over het geluk van zijn zoon: Hij meent met U dat bij het nemen van dit gunstig besluit, bij Z.M. in consideratie is genomen hetgeen ik met mijne pen voor het Vaderland en Oranje in 1813 en bij den Brab. afval gedaan heb. Deze gedachte is mij te aangenamer, omdat Z.M. dit uit eigener beweging en dus zonder mijne herinnering zoo brillant erkend heeft.Ga naar eind21Maar ook deze boekwinkel, die hij getuige een gedrukte circulaire op 1 mei was begonnen, heeft niet lang bestaan. Het feit dat ‘J. Immerzeel, Jr. te Am- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 261]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sterdam, zich belast heeft mijn hoofdcorrespondent te zijn' kan blijkbaar evenmin zijn tweede initiatief redden. Op 17 november 1834 leidt Jan zijn eerste veiling in Den HaagGa naar eind22 en een ‘knappe verkooping’ heeft hij op 24-27 augustus 1835 nog aan ‘eener aanzienlijke verzameling van zeer net geconditioneerde boeken’, zijnde een deel van de bibliotheek uit de nalatenschap van G.K. van Hogendorp die op 5 augustus 1834 was overleden.Ga naar eind23 Maar de erven Van Hogendorp dagen hem voor de rechter die hem veroordeelt tot directe betaling van f 2.702,85, ‘zijn-de het beloop van 't provenu der Verkochte boeken na aftrek der kosten’ verhoogd met rente en kosten.Ga naar eind24 De winkel in de Driehoekjes, Wijk E, no. 39, wordt in de loop van 1836 gesloten, want J.L.A. Immerzeel bericht in het Nieuwsblad voor den boekhandel van 4 mei ‘dat hij, met primo Junij aanstaande, zijn' Boekhandel van hier naar Amsterdam overplaatst, en dezelve aldaar besloten zal blijven continueren.’ Nog in 1840 noteert de Middelburgse boekverkoper Van Benthem een betaling ten gunste van J.L.A. Immerzeel. Na het overlijden van zijn vader in 1841 wordt hij - op dat moment verblijf houdend te Heemstede - wegens verkwisting onder curatele gesteld. Uit 1847 dateert nog een advertentie; hij, sedert jaren bekend met den omvang van den Boekhandel, waaronder bijzonder behoort het redigeren van, naar vereischte, beredeneerde Catalogussen en directie van Verkoopingen, zoo mede het houden van Correspondentie en Boekhouden in verschillende talen, zag zich gaarne geplaatst tegen billijk honorarium of andere aannemelijke voorwaarden, onverschillig in welke stad.Ga naar eind25Vermoedelijk lukt het hem niet een baantje te krijgen, althans niet voor lange tijd. Want in een brief aan de Amsterdamse boekhandelaar-uitgever-antiquaar Frederik Muller van 27 oktober 1850 schrijft hij Volgens afspraak, verzoek ik u mij te berichten of er, met overleg van mijn broeder Christiaan, uitzicht bestaat, tegen matig loon, spoedig in eene kleine betrekking te geraken; want het vleit mij geenzints langer te blijven vegeteren; en vóóral niet in deze provincie; nog onlangs door een oud vriend van mijn' vader, aan mij beschreven als een heide (heiden) land.Het is mogelijk dat hij enige tijd bij Muller heeft gewerkt. Als hij op 16 december 1850 uit Echten aan Muller schrijft is de aanhef ‘Goede en geachte vriend’. Bovendien wordt Muller door de familie Immerzeel als interme- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 262]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
diair gebruikt om de geldelijke zaken met Jan te regelen. Muller heeft tenminste een bedrag van f 700,00 onder zich, dat aan Jan toekomt: Het voorschot, sedert ruim 6 jaren, door mijne familie aan mij verstrekt, is niet toereikend geweest rond te komen, en moest dus van de verpligtende aanbiedingen van dezen en genen gebruik maken, mede gelden in voorschot op te nemen.Ga naar eind26Vanaf dit ogenblik verliezen we deze zoon van Immerzeel uit het oog. Vermoedelijk is hij in de zestiger jaren teruggekeerd naar Den Haag, waar hij onderdak heeft gevonden bij de logementhoudster en kookster Maria Françoise Delpière, geboren Mussart.Ga naar eind27 Wanneer en waar hij is overleden is mij niet bekend, maar nog tot in 1870 publiceerde hij met grote regelmaat in De Navorscher kleine bijdragen o.m. over de Nederlandse boekhandel. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IX.3 De inventarisDe inventaris is opgemaakt op 16, 18 en 19 juli 1825 door de notaris ‘achtervolgens de daarvan door den eersten Requirant [: J.L.A.] te doene aanwijzing en te geven inlichtingen.’ In totaal noteerde hij 463 (door mij genummerde) titels, die te samen 2.311 boeken uitmaken: van een titel is soms of meer dan een exemplaar aanwezig of een titel bestaat uit meer dan een deel. Na een eerste vluchtige lezing van de inventaris kan men constateren, dat we hoofdzakelijk te maken hebben met Franse (nrs. 1-250) en Hollandse boeken (nrs. 262-418) met een enkel plukje Latijn ertussen (nrs. 251-261). Bovendien wordt er een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de boeken die J.L.A. Immerzeel ‘verklaarde voor eigene Rekening ter verkoop te hebben’ (nrs. 1-261, categorie I), boeken waarvan hij verklaarde ze ‘in commissie ter verkoop te hebben van Hollandsche en Fransche boekverkoopers’ (nrs. 262-418, categorie II) en boeken, waarvan hij verklaarde ‘hem in zijn privé te behooren’ (nrs. 419-454, categorie III). De inventaris besluit met een kleine afdeling overgeslagen boeken, met voor elke categorie nog enkele aanvullingen (nrs. 455-463). Wanneer we titels onderscheiden naar categorie, dan krijgen we de volgende verdeling:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 263]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De titels zijn beschreven naar een viertal te onderscheiden ‘velden’, te weten: (a) het getal der exemplaren, (b) titels der werken en namen der auteurs, (c) delen en (d) formaten. Het aantal exemplaren (a) varieert van 1 tot 23 (Refutation de Dumesnil) en het aantal delen (c) van 1 tot 28 (Biographie de Michaud). Bij de formaten (d) zijn die in-4, in-8, in-12, in-18, in-32 en in-oblong vertegenwoordigd. De aanduiding van de titels en de namen (c) is wisselend, maar in het algemeen vrij kort: alleen de titel, verkort of helemaal (Les Provinciales), alleen de auteur, (Feith), auteur en titel (Walter Scott, Waverly) of auteur met vertaler (Young door Schenk). De onderscheiden velden zijn functioneel in die zin, dat zij het doel van de inventaris dienen, nl. even kort aangeven wat er is en in welke aantallen het er is. Het ontbreken van een jaartal, een uitgever of plaats van uitgave hoeft derhalve geen verbazing te wekken. Als Jan na zijn reis zou terugkeren kon hij als boekenkenner en -verkoper op grond van deze gegevens feilloos reconstrueren wat er in zijn winkel zou moeten staan. De combinatie van titel/auteur, formaat en aantal delen was voldoende om een titel te identificeren: Millevoye 6 in-18 m. pl. stond zonder enige twijfel voor de Oeuvres complètes de Millevoye (4 dln.), aangevuld met de Oeuvres posthumes (2 dln.) in-18, plus de planches die op 14 februari 1824 bij Ladvocat in Parijs waren verschenen.Ga naar eind28 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IX.4 Overwegingen en constateringena. rangschikkingNa de identificatieGa naar eind29 van de titels kunnen we een verder inzicht krijgen in de rangschikking van de titels. Terwijl we een zichtbaar onderscheid kunnen constateren tussen de formaten, de Franse en Nederlandstalige titels en een onderscheid naar ‘commissie’ en ‘voor eigen rekening’, levert de identificatie ook nog een aantal extra ordeningsverschijnselen op: er wordt bij de Franstalige titels gelet op dood en levend (vrijwel op alfabet geordend), actueel en niet-actueel en op genre; de Nederlandstalige titels zijn gerangschikt op uitgever, op formaat en soms op onderwerp. Zo nu en dan lopen deze principes door elkaar of wint het formaat het van het onderwerp. Maar duidelijk wordt, dat de titels per taal niet zo willekeurig staan opgesteld als men op het eerste gezicht zou denken. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 264]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
b. vormOver de vorm, waarin de titels zijn opgesteld in de winkel zijn geen concrete aanwijzingen te vinden: ongebonden (wellicht ongevouwen), gebonden, gebrocheerd of ingenaaid (met of zonder omslag) zijn verschijningsvormen die we niet bij voorbaat kunnen uitsluiten. Uit het feit dat Jan Immerzeel zelf geen boeken uitgaf, mogen we wellicht afleiden dat ongevouwen titels niet voorkwamen. De aanwezigheid van open boekenkasten en de afwezigheid van enig boekbindgereedschap wijzen op een vorm waarbij de boeken al in meer of mindere mate ingenaaid waren. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
c. herkomstHoewel het negotie-boek, waarover in de inventaris wordt gesproken, niet bewaard is gebleven, zijn er toch enkele opmerkingen omtrent de herkomst van de boeken in de winkel te maken. De identificaties van de Nederlandstalige titels wijzen op een beperkt aantal leveranciers: J.W. van Leeuwen (Leiden), G.J.A. Beyerink, J.C. van Kesteren en W. van Vliet (Amsterdam), Blussé en Van Braam (Dordrecht). Uiteraard is vader Immerzeel met een groot aantal edities ook vertegenwoordigd. Het feit dat Jan Immerzeel een zoon was van Johannes Immerzeel Jr., die een gedeelte van zijn zaken aan hem afgestaan had, wettigt de opvatting, dat de inhoud van de winkel in elk geval voor een deel van de vader afkomstig kan zijn of via hem is verworven. Het zal vooral gaan om courante en actuele titels. Met name de werken uit categorie I (voor eigen rekening) lijken daarvoor in aanmerking te komen. De boeken in commissie, die pas in het voorjaar van 1826 dienden te worden afgerekend, kon hij - met de goede naam van zijn vader - zonder veel financiële inspanning op de planken krijgen. Het aantal contacten van J.L.A. Immerzeel staat echter in schril contrast met de handelscontacten zoals we die bij vader Immerzeel (bijlage 3) en de Middelburgse Salomon van Benthem (bijlage 4) hebben aangetroffen. Het lijkt niet waarschijnlijk dat dit verschil uitsluitend te verklaren is uit het feit dat J.L.A. Immerzeel pas was begonnen. De Franstalige titels komen vrijwel alle van Parijse uitgevers, o.a. Eymery, Veuve Dabo, Ladvocat, Masson, Ledoux, Gosselin en Saintin. In de Zuidelijke Nederlanden spelen Aug. Wahlen en P.J. de Mat uit Brussel en G. de Busscher uit Gent een kleine rol. Of Jan Immerzeel direct met alle Parijse uitgevers afzonderlijk zaken deed of via een correspondent (bijv. via Aug. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 265]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wahlen, de uitgever van de in de inventaris voorkomende Revue bibliographique) is niet meer na te gaan. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
d. actualiteitDe identificaties geven ook antwoord op de vraag of de winkelvoorraad actueel was in relatie tot het aanbod uit de beginmaanden van 1825 en daarmee op de vraag of de boekwinkel de markt volgde. Het voordeel van een net begonnen boekwinkel is, dat er niet of nauwelijks winkeldochters in zullen staan. Uitgaande van de gedachte dat Jan Immerzeel zijn winkel zo actueel mogelijk zal inrichten, mogen we de aanwezigheid van veel recent materiaal verwachten. We constateren, dat van de 161 titels uit categorie II er 56 voorkomen in een bron die als datering 1825 heeft, 24 met als datering 1824, dus 50% van de aanwezige titels is afkomstig uit 1824-1825. Van de Franse titels uit categorie I (264) hebben er 40 een referentie in een bron van 1825. Uit 1824 dateren 69 titels. Van de 11 Franse titels uit categorie II dateren er in elk geval 9 uit 1825: dus 43% van de 273 Franse titels dateren uit 1824-25. Maar ook werk van enkele jaren ‘oud’, d.w.z. de laatst verschenen en nog verkrijgbare edities vinden we in zijn boekwinkel. In dat opzicht is het bestand dus eveneens actueel te noemen.Ga naar eind30 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
e. reclame en aantalEen verband tussen het aantal aanwezige exemplaren (bijv. meer dan 1) en de titel is niet eenduidig te leggen: er zijn verschillende mogelijkheden. Op 10 maart 1825 adverteert de Amsterdamse boekverkoper J.C. van Kesteren in de Rotterdamsche Courant, dat er bij hem van de pers is gekomen:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 266]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Alle titels zijn in de winkel, maar er blijkt hier niets van een groter aantal exemplaren i.v.m. advertenties in de courant. Van elke titel is maar één exemplaar in voorraad. Van enkele andere recent verschenen werkjes, bijv. van de Gedichtjes en Nieuwe Gedichtjes voor Kinderen (met en zonder platen) van M. Westerman zijn twee exemplaren in de winkel. Ook voor deze werkjes was in de Rotterdamsche Courant geadverteerd en wel op 16 december 1824. Een verband tussen een recensie en een grote hoeveelheid exemplaren kan evenmin gelegd worden. Van de hierboven genoemde acht titels bij Van Kesteren was de Tafereelen der broosheid recentelijk in bijv. de Vaderlandsche Letteroefeningen besproken (1825, no. 3). In het algemeen zijn er van de Nederlandstalige titels geen grote aantallen aanwezig. Enkele uitzonderingen daargelaten (bijv. De martelaren van Chateaubriand (nr. 272) of Verhalen voor kinderen (nr. 345)) staat er van de Nederlandstalige titels veelal maar één exemplaar. Van de Franstalige titels is de voorraad per titel veel groter. Hoewel er ook de nodige titels met éen exemplaar zijn vertegenwoordigd, treffen we er verhoudingsgewijs veel meer titels aan, waarvan vier, vijf of meer exemplaren voorradig zijn. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
f. aanbodVan een aantal Franse titels is meer dan één editie voorradig, bijv. van de roman Histoire de Gil-Blas de Santillane van Alain René Lesage is een editie 4 delen in-32 (nr. 49 en 62), een 3-in-8 met platen (nr. 81), een 4-in-18 (nr. 120) en een 6-in-18 (nr. 169) voorradig, de Fables van La Fontaine zijn in een editie 2-in-8 (nr. 87), 1-in-18 (nr. 118), 2-in-12 (nr. 151) en 2-in-18 (nr. 199) verkrijgbaar. De mogelijkheid was dus aanwezig een editie aan te schaffen, afhankelijk van beurs en smaak. Hier vinden we de diversificatie in uitvoering (VII.2) in concreto terug. Bij de Nederlandstalige titels is diversiteit in edities nauwelijks aanwezig: er staan alleen twee uitgaven van Helmers' De Hollandsche natie in, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 267]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een in-18 en een in-12Ga naar eind32; verschil wordt wel gemaakt tussen uitgaven met en zonder platen, op ordinair en op velin papier. Uiteraard hebben we met deze momentopname van een beginnende boekwinkel niet het totale titelaanbod anno 1825 in beeld, zoals we dat in een gemiddelde Hollandse en Franse boekwinkel zouden kunnen aantreffen. Met enige kennis van het literaire klimaat in die tijd kunnen we wel constateren, dat de ‘belangrijke’ literatoren overwegend aanwezig zijn met hun meest recente werken. Het is duidelijk dat de actualiteit een belangrijke rol speelde. De belangrijke plaats die het Frans in opvoeding en onderwijs speelde, wordt ook door deze inventaris bevestigd: schoolboekjes in de Franse taal te kust en te keur; vooral een twaalftal boekjes van Mme de Flesselles (ps. Mme de Flamerand) blijken populair, o.a. Petit Samsom (1825), Voyage de petit Tobie (1824), Les enfans bien élévés, histoires amusantes, où l'on trouve les règles de la politesse ou de bienseance (1824) en leerboekjes als La journée, ou l'emploi du tems, ouvrage contenant les premiers élemens des connaissances utiles aux enfants qui commencent à lire (1825) van Jauffret. Maar ook treffen we er de werken van de belangrijke 17e en 18e eeuwse literatoren in verschillende recente edities, o.a. Voltaire (Chefs d'oeuvre dramatiques 4 dln. 1824), J.P. Claris de Florian (Oeuvres 24 dln. 1816), C.A. Demoustier (Lettres à Emilie sur la mythologie 6 dln. 1824), B. Pascal (Les Provinciales 2 dln. 1820, Pensées 2 dln. 1820), Racine (Oeuvres 5 dln. 1824), J.J. Rousseau (Oeuvres 25 dln. 1823-24) en Molière (Oeuvres 6 dln. 1824).
Contemporaine auteurs met hun recente uitgaven vinden we eveneens in de winkel terug: Mme. de Staël is met haar bijna complete oeuvre (1820-22), waaronder De l'Allemagne, present, P.J. de Béranger (Chansons nouvelles 1825), V. Campenon (Poèmes et opuscules en vers et en prose 2 dln. 1823), M. Desbordes-Valmore (Elégies et poésies nouvelles 1825), A. de Lamartine (Nouvelles méditations poëtiques 1824), F. Soulié de Lavelanet (Amours françaises 1824), V. Hugo (Nouvelles odes 1824), X.B. Saintine (Poèmes, odes, épitres et poésies diverses 1823). We zouden kunnen zeggen, dat in het Franse titelaanbod oud en nieuw verenigd zijn en dat in de winkel klassiek en modern elkaar beconcurreren. In de boekwinkel van Jan Immerzeel blijken 21 van 24 ‘Best-sellers français 1821-1825’ aanwezig te zijn.Ga naar eind33 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 268]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De 166 Nederlandstalige titels, gekarakteriseerd naar inhoud, beslaan de volgende gebieden:
Hiervan zijn 84 (52%) titels oorspronkelijk Nederlands, 29 (18%) uit het Duits in het Nederlands vertaald, 16 Fr-Ned (10%) en 14 Eng-Ned (9%) en 11 oorspronkelijk Frans (7%).Ga naar eind34 In categorie II veel kinderwerkjes annex schoolboekjes (37%) van o.a. M. Westerman, Francijntje de Boer, C. Muller en J. Hazeu. De letterkunde, met name poëzie (31 titels) en romans (11 titels) is goed vertegenwoordigd met o.a. Helmers, Tollens, Immerzeel, Bilderdijk, Boxman en Schouten. De elf delen Dicht- en prozaische werken van Rhijnvis Feith zijn eveneens aanwezig. Maar Feith was dan ook in 1824 gestorven en derhalve voor de boekhandel verkooptechnisch gezien een actuele auteur. Stichtelijke werkjes zijn ook aanwezig, maar opvallend is dat onze klassieken als bijv. Vondel en Cats in de winkel ontbreken en alleen in het privé bezit (categorie III) van Jan Immerzeel voorkomen. Het aarzelende begin vanaf 1824 van een ‘Scottomanie in Nederland’ lijkt te worden ondersteund door de aanwezigheid van Walter Scotts Waverly, of zestig jaar geleden (1824).Ga naar eind35 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IX.5 SlotopmerkingenHet lijkt niet uitgesloten dat juist een inventaris van een individuele boekverkoper, die plaatsgebonden is, veel meer dan commercieel bedoelde boekenlijsten als fonds- of sortimentscatalogi de plaatselijke c.q. regionale behoeften aan boeken aangeeft: een Leidse of Utrechtse inventaris zal er anders uitzien dan een Rotterdamse of Roermondse. Hij weerspiegelt vrijwel zeker de leesinteresses en leestradities van zijn cliëntèle.Ga naar eind36 In dat opzicht zal de hier besproken inventaris meer reliëf krijgen, als hij kan worden vergeleken met soortgelijke documenten. Ze zijn echter schaars. Op grond van | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 269]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
overwegingen die Schenda maakt, mogen we voorlopig stellen, dat deze winkel geen ‘populaire Lesestoffe’Ga naar eind37 aanbood, maar overwegend gericht was op een letterkundig geïnteresseerd en/of letterkundig ontwikkeld publiek. De schoolboekjes en kinderboekjes hadden zonder twijfel een groter en minder bepaald aantal kopers, wier belangstelling minder omlijnd is aan te geven. Ze zullen even divers zijn als de kopers van het papier (groen gemaroqueerd en post-, schrijf-, vloei-, olijf- of marmer-), de pennen (rood- en orangeband) en verdere schrijfbehoeften (visitekaartjes, kwitanties, ouwels, kas- en schrijfboeken). Op basis van vooral Rotterdamse veilingcatalogi van privé-personen zal een duidelijker beeld kunnen worden gereconstrueerd van de potentiële kopers, die in de boekwinkel van Jan anno 1825 iets van hun gading hebben gevonden. De eerder geopperde suggestie dat de winkel van zoon Jan in meer of mindere mate een afspiegeling was van de winkel van zijn vader, moeten we negatief beantwoorden. Vooral het kleine aantal handelscontacten wijst erop dat de winkel van Jan een winkeltje moet zijn geweest. Wat had kunnen uitgroeien tot een boekhandel annex veilinghuis een zoon van Immerzeel waardig, lijkt bij voorbaat tot mislukken gedoemd geweest. De winkel van Jan was een van de vele, terwijl de wijze waarop vader Immerzeel de boekhandel dreef uitzonderlijk was. |
|