Johannes Immerzeel junior (1776-1841)
(1992)–B.P.M. Dongelmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IV FaillietIV.1 Het faillissement (1811)Op 21 mei 1811 valt het doek voor de firma Immerzeel & Co. De Rechtbank van Koophandel te Rotterdam spreekt het faillissement uit. De Haagse en Amsterdamse vestiging worden, net als de Rotterdamse, verzegeld. Omtrent de afwikkeling van het faillissement te Rotterdam zijn we via de bewaard gebleven dossiers van het Vredegerecht aldaar redelijk geïnformeerd. De archieven van de Rechtbank en het Vredegerecht te Den Haag en Amsterdam zijn jammer genoeg slechts fragmentarisch of zelfs in het geheel niet bewaard gebleven.Ga naar eind1 Dit verklaart waarom in het navolgende de afwikkeling in Rotterdam zoveel uitvoeriger kan worden besproken dan die in Den Haag en in Amsterdam.
Het niet kunnen betalen van schulden is bij elk faillissement de reden van de faillietverklaring. Boze tongen beweren echter, dat bij dit faillissement firmant Kesteloot in de hele affaire een dubieuze rol heeft gespeeld. Niet alleen de eerder genoemde passage in de brief van J. Messchert van Vollenhoven, dat ‘het zelve u aangedaan is door uw' eigen associé’Ga naar eind2 wijst hierop. Ook de veel later ingewonnen inlichtingen door de burgemeester van Den Haag voor een antecedentenonderzoek inzake J.L. Kesteloot geven grond aan deze geruchten. Sprekend over zijn bemoeienis met de boekhandel schrijft deze: Ook hier in is hij, hoe zeer zich meer en meer in de letteren bekend makende, niet zeer geslaagd en de wijze op welke hij zich, bij de rampen die te dier tijd onderscheide op elk bedrijf drukten en hem niet tot verwijt zouden kunnen strekken, - uit de zijne en die van zijn Handelhuis redde, was in de oogen van veele niet kiesch. Gehuwd met Juffrouw Nolet van Schiedam, kwam eene schuldvordering van negentig duizend guldens van zijnen Schoonvader, die nog veele andere Kinderen had hem te stade om de personeele vervolging van zijn huisgezin te ontwijken en hielp hem het vernuftig beleid van den advocaat Schepman om bij eene uitgedroogd en geene winst meer gevend boekbedrijf het welligt onvoorzichtig arrest op de boeken van de massa, - die bij schikking tegen tien ten honderd [= 10%] van de geheele schuld aan den heer K. waren overgegaan, - in eene winstgevende bron te herscheppen en ten zijnen particulieren voordeele van den ongelukkigen crediteur van zijn gewezen huis eene winstderving te bedingen van niet minder dan de som ten principale of tien malen het bedrag zijner eigener afrekening.Ga naar eind3 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De officiële documenten leveren het beeld op van een toenemend aantal openstaande schulden die op korte termijn voldaan dienen te worden. Als op 10 april 1811 Kesteloot ter griffie van het Tribunaal ter Eerster Instantie te Den Haag een hypotheekschuld van f 8.000,00 aan zijn schoonvader laat registreren, daterend van 28 december 1808, lijkt het, alsof hij wil laten vastleggen, dat van zijn kant geen contante gelden zijn te verwachten om firmaschulden te betalen. En deze schulden stapelen zich op en de tijd van betalen is daar. De kas is echter leeg. De volgende vorderingen, in chronologische volgorde, zijn aantoonbaar:
- op 2 februari vorderen de heren J.C. Jouhanean Laregnere f 289-18 op grond van een wissel die de firma Immerzeel en Co. op 25 november 1810 ter betaling had gezonden aan de Parijse firma Demanville. De wissel was op 30 januari 1811 verlopen, maar als notaris Schadee zich bij Immerzeel vervoegt, weigert deze te betalen ‘pour raisons écrites au tireur.’Ga naar eind4 - op 5 februari 1811 verklaarden de beide firmanten schuldig te zijn aan Jan Nolet te Schiedam, de schoonvader van Jacob L. Kesteloot, een bedrag van f 121.145-17, bestaande uit veertien door de Heeren Immerzeel en Cie gedaane acceptatiën, voor aan hun gefourneerde Penningen en daarop verschenen interessen gerekend van den vervaltijd tot 1 Februarij 1811 à 6 P Cento in het Jaar.Ga naar eind5De schuld bedraagt f 116.758,00, waarbij aan rente f 4.387-17 diende te worden opgeteld. De beide comparanten beloven over het totaalbedrag aan Jan Nolet jaarlijks 6% rente te betalen, waarbij per 1 februari 1812 de eerste termijn zou vervallen. Bij stipte betaling per kwartaal bedroeg de rente 5%. Dit betekende dat per 1 mei 1811 een bedrag van f 1.514,32 en per vervaldag op 1 februari 1812 totaal f 7.268,75 betaald zou moeten worden! Van aflossing is hierbij vooralsnog niet gerept. - eveneens op 5 februari 1811 bekennen de beide firmanten een bedrag van f 24.085,00 schuldig te zijn aan Theodorus Johannes Nolet te Schiedam, een zwager van Kesteloot. Betaling zou moeten plaatsvinden op dezelfde condities als bij Jan Nolet, hetgeen betekende dat per vervaldag 1 mei 1811 een bedrag van f 301,06 of na een jaar f 1.445,00 beschikbaar moest zijn. Ook hier is alleen nog maar sprake van rentebetalingen!Ga naar eind6 - op 6 februari 1811 schakelen de heren Jouhanean Laregnere wederom notaris Schadee in; ditmaal voor een vordering van f 112-12 op Immerzeel en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Co. op grond van een wissel die op 31 januari was vervallen. Deze maal weigert Immerzeel te betalen ‘faute d'avis’.Ga naar eind7 - op 22 februari 1811 gaat het bij de heren J.L. Jouhanean Laregnere om een bedrag van 2314 Tourse pondenGa naar eind8, omgerekend ca. f 1.105,00. De wissel komt uit Parijs, waar de firma Garnery hem op 26 juli 1810 als betaling heeft geaccepteerd. Ook nu weigert Immerzeel te betalen ‘pour raisons écrites au tireur’.Ga naar eind9 - op 28 februari 1811 is een wissel op naam van de Bredase boek- en papierverkoper W.G. v.d. Sande vervallen, groot f 300,00. Immerzeel zegt: wij zullen deze wisselbrief van driehonderd guldens vervallen op 28 Februarij j.l. op zijn tijd voldoen, dat is voor of op den laatsten loopdag gelijk zulks vrij gelaten wordt bij de Hollandsche Wetten, of gebruiken die in observatie waren, toen deze Wissel geaccepteerd is.Ga naar eind10 - op 1 maart vordert het Rotterdamse handelshuis J. Osy en Zoon de betaling van een wissel van 600 francs die de firma Immerzeel op 22 mei 1810 ter betaling had gezonden aan de Parijse boekverkoper J. Chaumerot. In Hollands geld: f 285-4.Ga naar eind11 - op 11 maart een vordering van dezelfde firma op grond van een wissel van 8 januari 1811 die de firma Immerzeel en Co. te Den Haag ter betaling van 1.262-3-5 francs had gezonden aan de Parijse firma Imbault. Het bedrag diende binnen zestig dagen betaald te worden. Omgerekend bedroeg deze vordering f 604-17-8.Ga naar eind12 - per 1 mei verviel ook de termijn, waarbinnen de 5% rente betaald diende te worden over f 24.000,00, waarvoor de firma het huis in de Veenestraat in Den Haag van R. Voûte had gekocht. De halfjaarlijkse termijn bedroeg f 600,00. - op 20 mei tenslotte wordt een wissel van 1 oktober 1810 op naam van de Parijse firma Clament frères aangeboden, groot 1000 francs. De heren J.C. Jouhanean Laregnere hebben de vordering ook deze maal in handen van notaris Schadee gegeven. Als deze zich vervoegt aan het Westnieuwland treft hij er Monsieur Ruychaver, die hem meedeelt: que la Masse de Messieurs Immerzeel & Cie venoit d'être declarée en faillite et que ainsi cette lettre de change ne serait point payée.Ga naar eind13 In de eerste vijf maanden van 1811 dient de firma aan wissels te voldoen een bedrag van ruim f 3.100,00 (= 289,90 + 112,60 + 1105,00 + 300,00 + 285,20 + | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
604,88 + 476,00), terwijl aan rente (zoniet voor directe betalingen dan wel voor reserveringen) een bedrag van minimaal f 2.415,38 (= 1.514,32 + 301,06 + 600,00) beschikbaar moest zijn. De vraag rijst of we met dit bedrag van ruim f 5.500,00 te maken hebben met een grote schuld die de firma niet wilde of inderdaad ook niet kon betalen; dus, of oplopende rentelasten en andere schulden bij een ‘uitgedroogd huis’ onafwendbaar moesten leiden tot het faillissement van Immerzeel en Co. Het mag op voorhand vreemd genoemd worden dat het niet éen van de schuldeisers is die het faillissement aanvraagt, maar een van de firmanten zelf. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IV.1.1 RotterdamVan 20 mei 1811 dateert een machtiging van J.L. Kesteloot, die aan Mr. François Frets en Corn. Hendr. van der Looy het recht geeft zijn belangen in de thans gedissolveerde compagnieschap Immerzeel en Co. waar te nemen.Ga naar eind14 Eén dag later valt voor de firma Immerzeel en Co. definitief het doek. Voor de Rechtbank van Koophandel te Rotterdam worden voor de Tweede Kamer twee zaken besproken die betrekking hebben op de voormaligeGa naar eind15 associatie. De president van de Rechtbank, Hoynck van Papendrecht, heeft op genoemde datum Kesteloot (eiser) en Immerzeel (gedaagde) doen oproepen voor zijn rechtbank. Kesteloot heeft de eis ingediend, dat de rechtbank een verzegeling zal ordonneren op alle goederen, gelden, boeken en papieren geen uitgezondert, behorende tot de geweezen associatie van Immerzeel & Co en dat van deeze Ordonnantie mede dadelijk en immediaat mag worden verleend expeditie aan Mijn Heer den Vrederechter van het Canton of Cantons waaronder de voors. goederen, gelden, boeken en papieren gelegen mochten zijn (...)Ga naar eind16Daarbij dient Immerzeel veroordeeld te worden tot het betalen van de kosten van de rechtbank. Maar de Rechtbank verklaart de eisen van Kesteloot niet ontvankelijk: de requirant is niet ‘buiten de gemeenschappelijke firma, canteerende ten name van Immerzeel & Co en is derhalve geen agente tot het doen van eenige verzegeling’ (...)Ga naar eind17 Kesteloot moest derhalve zelf de kosten betalen. De tweede zaak die op deze dag wordt behandeld is de insolventieverklaring van Immerzeel en Co. Alleen had Kesteloot het faillissement niet kunnen bewerkstelligen, maar de Rechtbank was wel bereid de verklaring van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de gemachtigden van Kesteloot alsmede de bewilliging van de gemachtigden van Immerzeel ‘houdende aangifte van insolventie’ te honoreren. De Rechtbank beval dat door de Vredrechters der Cantons, aan de woonplaatsen der failiten en daar waar op naam van Immerzeel en Comp. hunnen handel wordt gedreven, zo te Rotterdam, den Haag als Amsterdam, de bij de wet voor geschreeven verzegeling zal geschieden. Bepaalt de opening van het faillit op den dag van heden.Ga naar eind18De associatie was failliet verklaard. De Rechtbank bepaalde eveneens dat aan de betreffende Vrederechters bericht van deze faillietverklaring zou worden verzonden alsmede dat er een korte samenvatting van dit faillissement in de kranten zou worden geplaatst.Ga naar eind19 Nog dezelfde dag, klokke 16.00 uur, wordt door vrederechter Pieter Ellinckhuysen het pand van Immerzeel en Cie. op het Westnieuwland, Wijk D, nr. 85 verzegeld. Hij werd bijgestaan door de deurwaarder H.W. van Loon: zolder, de deur naar de zoldertrap, de kamer op de eerste verdieping, de deuren van en naar de winkel, de lantaarn en de twee achterkamers, waarvan een als werkplaats dienst doet, alle onroerende goederen worden verzegeld.Ga naar eind20 De volgende dag om 9.00 uur staat Ellinckhuysen er weer; hij gaat door met de ‘verzegeling’ en maakt een inventarisatie van goederen die niet voor verzegeling geschikt waren: in de keuken: een regtbank, een klopsteen en een ijzeren ketel; op de gang: een handwagen, achtentwintig pakken gedrukt papier, zesendertig dito stuk Mediaan; op een tweede gang: 28 hopen afgedrukte bladen, tien pakken, een pak wetboeken, een klavier, een lamp en een kast met grotwerk.
Hoe goed de verzegeling echter ook gebeurde, tegen de regen was geen kruid gewassen. Op 26 mei meldt zich in opdracht van deurwaarder Van Loon een collega-deurwaarder bij het bevoegd gezag met de mededeling, dat door het onweer en de daarmee gepaard gaande zware regen- en hagelbui het secreet in de winkel was overgelopen, zodat het water onder door de verzegelde deuren liep en dus alle goederen en boeken, welke aldaar alsook in zekere kamer met een lantaarn mede in de winkel uitkomende, waarschijnlijk alle nat zouden zijn.Ga naar eind21 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Men begaf zich naar het bewuste perceel en constateerde, dat het water de voordeur uitliep, vergezeld van een ondragelijke stank. Tezamen met de inmiddels gearriveerde Hendrik van Loon en enige ‘gequalificeerde lieden’, is men naar binnen gegaan om de winkel schoon te maken: verscheidene boeken en papieren waren zeer nat geworden.Ga naar eind22 Om 21.00 uur werden die dag de werkzaamheden gestaakt; de daaropvolgende dag wordt door Ellinckhuysen, in aanwezigheid van deurwaarder Van Loon en de agent van de boedel F. Ruychaver, een vijftal boekverkopersgezellen benoemd ‘om de beschadigde boeken en papieren zodanig schoon te maken als noodzakelijk is om dezelve voor verder bederf te bewaren.’Ga naar eind23 Tevens benoemde de Rechtbank van Koophandel die dag een tweede agent van de boedel in de persoon van Johannes van Balen, boekhandelaar op de Hoogstraat. Ellinckhuysen schrijft in zijn verslag van die dag, dat beide agenten hem hadden verzocht, dat hij de kamer waarop de papieren en boeken waren rakende de staat des boedels zoude ontzegelen en hebben daartoe bepaald de dag van morgen, zijnde Dingsdag den agtentwintigste Mey 1800 elf.Ga naar eind24Maar op 28 en 29 mei is men doorgegaan met het zuiveren van de beschadigde boeken.Ga naar eind25 Pas op 30 mei verschijnen de agenten Ruychaver en Van Balen aan het Westnieuwland om de ontzegeling bij te wonen van zekere kast ter regter zijde aan de schoorsteen in een agterkamer op de eerste verdieping (...) en dezelve gaaf en ongeschonden bevindende hebben wij dezelve geligt en daarin bevonden het onderstaande:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het betreft vorderingen ten laste van confraters te Rotterdam, Delft, Vlissingen, Amsterdam en Franeker.Ga naar eind27
In juni worden de werkzaamheden met betrekking tot de ‘affaire’ van Immerzeel en Co. voortgezet. Het reinigen van de boeken en papieren gaat doorGa naar eind28 en agent Van Balen is op 12 juni present bij de ontzegeling van de voorkamer op de eerste verdieping, zodat hij kan bekijken welke boeken zich aldaar bevinden. Een dag later inspecteert hij de zolder en hij keert op 14 juni terug om zijn werkzaamheden af te maken.Ga naar eind29 Inmiddels was er in de kranten een ‘Oproeping van Crediteuren’ verschenen: De Crediteuren in den Boedel van Immerzeel en Comp., wonende aan het Westnieuwland, D, 27/35, te Rotterdam, worden opgeroepen om te compareren op Woensdag den 19 Juny 1811, des namiddags te vyf uren, in het Logement het Zwynshoofd, op de Groote Markt aldaar, omme in tegenwoordigheid van den heer Commissaris, ingevolge Art. 476 van het Wetboek van Koophandel, overtegaan tot het formeren eener Nominatie van een tripel getal Personen, als benoodigd zyn, ten einde daaruit door de Vierschaar de Syndics Provisoir verkoren kunnen worden.Ga naar eind30Op 26 juni worden op verzoek van Commissaris Swellengrebel, twee ongebonden exemplaren van de Code procedure criminelle gelicht en verder een boekverkopersadministratie ‘geparapheerd’, bestaande uit 26 banden: een complete boekverkopersadministratie trekt aan onze ogen voorbij en het enige dat wij kunnen constateren is, dat van de 26 aangetroffen banden er niet een bewaard is gebleven.Ga naar eind31 Een dag later werden ‘nog manquerende vellen’ gelicht ‘behorende tot de Code procedure criminelle.’Ga naar eind32 De maanden juli en augustus 1811 staan in het teken van inventarisatie: op 8 juli wordt op verzoek van de provisionele sequesters Johannes Kloppenburg, Benjamin Arrenberg (voor R. Arrenberg & Zoon) en Jac. Vierhout (voor Van Gijsen Koning en Desjardijn) tot ontzegeling overgegaan ‘om de boeken ten onzen overstaan en in bijzijn van de benoemde sequesters te inventariseren’, schrijft Ellinckhuysen in het verslag van die dag.Ga naar eind33 Van deze hele inventarisatie wordt in weinig afwisselende akten verslag gedaan.Ga naar eind34 Alleen op 15 juli is er enige variatie; dan wordt op verzoek van de syndics de zaal ontzegeld en geopend, waarin de bibliotheek lag opgeslagen ‘ter publique verkoop aangeslagen van wijlen Ba- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
rend Fremery en aan hun overgeleverd zeker koffertje door hun gerequireerd.’Ga naar eind35
Op 20 augustus is de inventarisatie voltooid. Op 3 september gaat Ellinckhuysen wederom naar het Westnieuwland ‘ten einde bij het tauxeren der goederen te adsisteren.’Ga naar eind36 Twee dagen later wordt de taxatie voortgezet: de schrijnwerkersbazen Johannes Menke en Caspar Diederick Remmert alsmede de timmermansbaas Adrianus Diekamp worden beëdigd ten behoeve van de taxatie van het schrijnwerkers- en timmermansgoed.Ga naar eind37 Op 12 september is de gehele inventaris getaxeerd.Ga naar eind38 De commissaris was gereed met zijn werk. Immerzeel heeft zijn huis (moeten) verlaten en het gezin vestigt zich ‘aan de Vest, Wijk I, no. 52-54 te Rotterdam.’Ga naar eind39 De provisionele syndics hadden inmiddels geprobeerd via een aantal oproepingen in de kranten zicht te krijgen op Alle de geenen, welke eenige pretensien mogten hebben, ten lasten van den gefailleerden Boedel van Immerzeel en Comp.Ga naar eind40Men wordt verzocht binnen veertig dagen te reageren. Een zelfde termijn werd genoemd in de advertentie in de Rotterdamsche Courant van 8 augustus: De Provisionele Syndics in het Failliet van Immerzeel en Comp., Boekhandelaars te Rotterdam en Amsterdam, verzoeken alle Heeren Boekhandelaren, die eenige Goederen van hun in Commissie mogten hebben, dezelve zoo spoedig mogelijk op te geven of terug te zenden, te Rotterdam; wordende by dezen nogmaals herinnerd, dat de veertig dagen, tot het inleveren der Pretentien, den 14 Augustus 1811 eindigen.En op 20 augustus worden alle de Crediteuren van den voorschreven Boedel, zoo wel die, welke Art. 502 van het Wetboek van Koophandel, het zy in persoon, het zy door behoorlyk gemagtigden, opgave hebben gedaan van alle zoodanige Pretensien, als zy tot laste van voorgemelde Boedel vermeenden te hebben, als die, welke tot nog toe in gebreke zyn gebleven om hunnen Pretensien op te gevenGa naar eind41opgeroepen om op 26 augustus om vier uur in de namiddag te verschijnen in het logement Het Zwijnshooft om hun vorderingen te komen verifiëren en te doen controleren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het rapport van de Rechter-Commissaris naar aanleiding van deze bijeenkomst is voor de Rechtbank van Eerste instantie aanleiding nog een uitstel van veertien dagen toe te staan aan de crediteuren van de firma Immerzeel en Comp. Men wordt opgeroepen op 11 september op het raadhuis van Rotterdam alsnog te verschijnen.Ga naar eind42 Op 10 oktober tenslotte bericht de Rotterdamsche Courant: Namens de Heer Rechter-Commissaris, in het Faillissement van Immerzeel en Comp., worden dezelver Schuldeischers, wier schuldvorderingen zyn toegelaten, by deze opgeroepen, tegen Maandag den een-en-twintigsten van October 18 honderd elf, des namiddags ten vyf uren, in het Logement het Zwynshoofd, op de Groote Markt, te Rotterdam, ten einde alsdan te doen en te venrigten, wat by Art. 517 van de Code de Commerce is voorgeschreven.De vergadering wordt evenwel ‘om reden’ niet gehouden en de schuldeisers krijgen het verzoek om op 4 november te verschijnen.Ga naar eind43
Vooralsnog heb ik niet kunnen achterhalen wat precies de uitslag is geweest van deze bijeenkomst. Een ‘Generaale Balance van den Boedel van Immerzeel & Co.’ die omstreeks die tijd moet zijn opgemaakt, geeft wel enig zicht op de resultaten van de baten en lasten van de boedel.Ga naar eind44 Er zijn schulden aan:
De creditzijde geeft het volgende beeld:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Er blijkt dus een tekort van 30.717 gulden, 6 stuivers en 12 penningen om de balans in evenwicht te houden op het moment, dat zo goed als alle crediteurenGa naar eind45 hun vorderingen op Immerzeel en Co. bekend hadden gemaakt. De eerder berekende f 5.500,00 blijkt niet alleen het topje van de ijsberg te zijn, maar ook wordt duidelijk dat er nauwelijks contant geld is. Er is teveel geld gestoken in de magazijnvoorraad, waarbij de omloopsnelheid van de voorradige titels te gering was (geworden) om de leveranciers en de geldschieters op een zeker moment genoegzaam te kunnen betalen.Ga naar eind46 Het rapport van Ruychaver van 12 november geeft aan, dat het faillissement door ongeluk - immers door verschoonlijke onbedachtzaamheid - is veroorzaakt en er geen blijk is tegen dezelve noch van frauduleuse noch van simpele bankbreuk.Ga naar eind47De afwikkeling is vervolgens even eenvoudig als onthutsend: de schuldeisers nemen genoegen met 10% van de vorderingen en schelden Kesteloot en Immerzeel 90% kwijt, mits Kesteloot prompt deze 10% betaalt. Op grond daarvan krijgt hij de beschikking over alle bezittingen, boeken, registers, papieren en documenten van hem zowel privé als van de compagnieschap vóór dato van het faillissement met het recht om daarmee te handelen als vrij eigen goed. De voormalige eigenaar van het huis Veenestraat 147 te Den Haag tekent protest aan tegen deze manier van afhandelen. Hij schiet er teveel bij in om geen poging te wagen de derving van f 24.000,00 (excl. rente) ongedaan te maken. Op 26 november 1811 wordt het concordaat officieel ondertekend. In een der ‘qualiteiten’ bij een arrest in hoger beroep van 30 augustus 1814 wordt een korte samenvatting gegeven. Het blijkt te zijn ondertekend door 47 pre- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ferente schuldeisers die een totaal van f 30.172-12-6 aan vorderingen hadden uitstaan. Er bleken tevens 54 concurrente crediteuren te zijn, waartoe Voûte niet behoorde en ook niet gerekend wilde worden, met vorderingen tot een bedrag van f 36.119-9-4.
Nu Kesteloot voor 10% der beide genoemde bedragen de schuldeisers tevreden kon stellen - ongetwijfeld met geleend geld van zijn schoonfamilie - is hij er inderdaad voordelig van afgekomen. Immers, in ruil daarvoor kreeg hij het recht op de activa en passiva van de voormalige compagnieschap die op de ‘Generaale Balance van den Boedel van Immerzeel & Co.’ toch getaxeerd waren op minimaal f 159.205-1-2!! | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IV.1.2 AmsterdamOver de afhandeling van het faillissement te Amsterdam zijn we minder uitvoerig ingelicht dan over de afhandeling te Rotterdam. Uit een bewaard gebleven Register ter aantekening van gedane verzegelingen 4e kanton weten we, dat op 22 mei 1811 opdracht tot verzegeling is gegeven door de vrederechter D.C. van Lennep van: ‘Immerseel & C. wonende in de Kalverstraat over de Kapelsteeg No 53 ten huize van Samuel de Lachaux.’Ga naar eind48 Het is de enige vermelding ten archieve, die we hebben kunnen vinden met betrekking tot de Amsterdamse afhandeling van het faillissement. Dat ‘Boekverkooper van Balen, welke heden voor den Boedel van Immerseel & Co. naar Amsterdam is vertrokken,’Ga naar eind49 bij de afwikkeling alhier betrokken is geweest, geeft weinig meer informatie dan de blote mededeling alleen. Wat er met de boedel van de firma is gebeurd, valt op grond van documenten niet (meer) na te gaan. Op basis van de gegevens te Rotterdam, van waaruit de zaken in Amsterdam en Den Haag werden geregeld, kunnen we aannemen, dat na inventarisatie en taxatie de boeken en andere roerende goederen die zich in de verzegelde ruimte bevonden, naar Rotterdam zijn getransporteerd om in het magazijn aan het Westnieuwland bij de rest van de failliete boedel te worden opgeslagen.
Het provisionele bestuur van het voormalige Amsterdamse boekverkopersgilde is weinig gesticht geweest over de manier van zaken doen van de firma Immerzeel en Co. Wanneer in 1811 van de kant van de prefect wordt ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vraagd welke van de Amsterdamse boekhandels kan worden opgeheven is het antwoord: J. Immerzeel, die in Amst, Den Haag en Rotterdam gewinkeld en veel bedorven heeft, is banqueroute en behoorde mede gesupprimeerd te worden.Ga naar eind50Het feit dat hij toch mocht blijven is van weinig invloed geweest, aangezien hij uit eigener beweging al naar Rotterdam was vertrokken. Pas in 1831 zou hij naar Amsterdam terugkeren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IV.1.3 Den HaagOver de afhandeling in Den Haag weten we iets meer, maar ook zijn veel stukken uit de archieven van het Vredegerecht niet bewaard gebleven. Het repertoire van het Vredegerecht, Kanton 2, 1811 vermeldt de volgende vier zaken m.b.t. de boedel van de firma Immerzeel en Cie., steeds met de naam van Kesteloot als de persoon op wie de genoemde zaak betrekking heeft:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De precieze afhandeling van deze zaken blijkt niet uit de vermeldingen in dit repertoire. De originele rechtbankverslagen zijn niet bewaard gebleven. De burgemeester van Den Haag heeft echter in 1824 een samenvatting van de afwikkeling gegeven; sprekend over de associatie Immerzeel en Kesteloot en de aankoop van het pand Veenestraat in Den Haag van Robert Voûte voor f 24.000,00 merkt hij op: Bij het achteruit- en teniet gaan dezer associatie bleef dezelve schuldig eene aanmerkelijke somme aan de Heer Robert Voûte, omtrent welker voldoening de Heer Immerzeel zich volstrekt onmagtig betuigde te zijn, terwijl de Heer Kesteloot, wiens schoonvader den Heer Nolet te Schiedam eene pretentie ten laste van zijn zoon inbragt van f 90.000,-, welke de Hr. Kesteloot mede opgaf hem buiten staat te stellen deszelfs verschuldigde te betalen. - Men accordeerde nu over te geven alle de boeken welke zich in het huis van de affaire bevonden, en die van geen groot belang geoordeeld zijnde, naderhand bij schikking zouden overgaan aan de Hr. Kesteloot, welke als dan 10 pc. der pretencie zoude voldoen.De afwikkeling zou duren tot 1824, het jaar waarin Voûte zou overlijden.
Het lijkt uit oogpunt van overzichtelijkheid hier de plaats om inzake de definitieve afwikkeling verslag te doen van de diverse procedures en de afloop ervan. Het betreft immers zaken die voortvloeien uit het faillissement. Voor de duidelijkheid dient te worden opgemerkt, dat het hier weliswaar om vier kwesties gaat die onderling met elkaar verbonden zijn, maar die gescheiden procedures volgen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ad a): op 26 november 1811 wordt, onder het toeziend oog van Rechter Commissaris Holl, een regeling ondertekend ‘entre la dit maison d'Immerzeel & Co et leurs creanciers.’Ga naar eind51 Deze regeling wordt evenwel door een van de schuldeisers, te weten Robert Voûte, aangevochten. Op 3 december 1811 doet hij een exploot van oppositie uitgaan, gericht aan het handelshuis Immerzeel en Co., waarin ondermeer valt te lezen, ‘dat bij gelegenheid van het houden eener comparitie en van het tekenen van het concordaat niet zouden zijn in acht genomen de voorschriften der wet.’Ga naar eind52 De verantwoordelijke curatoren Jan Kloppenburg c.s. achten deze oppositie niet ontvankelijk en spannen een civiele procedure aan tegen Voûte. Op 15 januari 1812 doet de Rechtbank van eerste aanleg uitspraak; zij verklaart het exploit van oppositie in dato derde December 1800 Elf te wezen van nul en van onwaarde, heft mitsdien de gedane oppositie op en condemneert den gedaagde om te vergoeden de kosten en schade.Ga naar eind53Voûte verliest zijn eerste proces.
Ad b): ondanks het verlies van oppositie, blijft Robert Voûte ongeduldig en ongerust over de afwikkeling van het faillissement. Hij meent dat hij de grootste schuldeiser is en in die hoedanigheid niet alleen preferente rechten heeft op (de opbrengst van) zijn voormalige huis aan de Veenestraat, maar ook ‘generaal verband met regt van praeferentie op der debiteuren verdere zo roerende als onroerende goederen’.Ga naar eind54 Hij meent dat de verkoopakte van het huis hiervoor voldoende aanknopingspunten biedt. Om ervoor te zorgen dat hij niet tekort komt, doet hij op 27 februari 1813 arrest onder Johannes Kloppenburg, Reinier Arrenberg en Zoon en Van Gijzen Koning en Desjardin te Rotterdam (...) op alle goederen en gelden onder hen als provisioneele syndics in den gefailleerden boedel van Immerseel en Compagnie gekomen (...)Ga naar eind55 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hij zet zijn arrest kracht bij door een tweetal exploten d.d. 3 en 8 maart 1813, op grond waarvan op 30 augustus van hetzelfde jaar een rechtszitting plaatsvindt: eiser is Robert Voûte, vertegenwoordigd door advocaat Elout, gedaagden zijn J. Immerzeel en J.L. Kesteloot, vertegenwoordigd door advocaat Hendrik Schepman. De Rechtbank ontkent in genen dele dat Voûte preferent crediteur is in de gefailleerde boedel van Immerzeel en Co. voor een bedrag van f 24.000,00 (exclusief rente). Ook stelt de Rechtbank vast, ‘dat de eischer notoir is gepraefereerd op het provenu van het daarbij speciaal verbonden huis.’Ga naar eind56 De verkoopakte van het huis wordt hiervoor inderdaad als wettig bewijs aanvaard. Zij is evenwel niet van mening dat deze akte genoeg gronden bevat om op alle goederen, roerend en onroerend, recht van preferentie te doen gelden. Bovendien was niet alleen zijn preferente recht op de opbrengsten van het huis voldoende vastgelegd, maar ook zijn recht als concurrent crediteur ‘en het mitsdien ongefundeerd was arrest te doen.’ En even verder: heft dienenvolgend het zelve arrest op, ontzegt den eischer zijn in dit cas gedane eisch. Condemneert de eischer te vergoeden alle kosten, schaden en intressen daardoor bij gedaagden reeds gehad en geleden of nog te hebben en te lijden nader bij state te bepalen, en eindelijk in de kosten van den processe.Robert Voûte had voor de tweede maal verloren.
Ad c): ten aanzien van de derde zaak blijft het vreemd, dat Immerzeel en Kesteloot, ondanks hun faillissement, toch in een positie konden geraken om op 31 januari 1816 volmagtig te maken de Heer Adrianus Tollus, meester timmerman, wonende in den Haag, specialijk omme namens hun comparanten aldaar te verkopen een huis, erve en thuin, staande en gelegen aan de Westzijde van de Veenestraat in s Gravenhage Wijk S, No. 147.Ga naar eind57Zodra Robert Voûte van de voorgenomen verkoping hoorde, moet hij zich naar notaris Van Alphen hebben gespoed. Want aldaar verklaarde Voûte, dat hij, wanneer hem de netto opbrengst van de verkoping van het pand Veenestraat, Wijk S, No. 147 - belast met een kustingbrief groot f 24.000,00 excl. 5% rente per jaar - zou worden overhandigd, deze kustingbrief als geroyeerd zou beschouwen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wanneer de verkoping om de een of andere reden niet door zou gaan, of als hij de koopprijs niet in handen zou krijgen, behield hij zich het recht voor om ‘alsdan dadelijk op het bovengemelde huis, erve en tuin, bij executie te procederen, en hetzelve alzo, volgens de plaatshebbende wetten, te doen verkopen, (..)’Ga naar eind58 Op 28 maart 1816 was de grote dag: het pand Veenestraat werd geveild en gekocht door de Haagse koopman in meubelen, Johan Philip Meij, voor f 10.600,00.Ga naar eind59 Het is onduidelijk of de opbrengst van de verkoping in handen is gesteld van Robert Voûte. Uit de afwezigheid van verdere procedures dienaangaande - Voûte zou zeker hebben geprocedeerd, als hij het geld niet had gekregen - mogen we wel afleiden, dat hij zijn geld ontvangen zal hebben; zekerheid hierover is er echter niet.
Ad d): op 8 mei 1818 dient, vermoedelijk ten vervolge van een procedure die op 29 augustus 1816 is begonnen, voor de Rechtbank van eerste aanleg te Den Haag wederom een zaak Immerzeel en Kesteloot contra Voûte; eerstgenoemden zijn nu ‘declaranten bij staat van kosten, schade en intressen’, terwijl Voûte als ‘verweerder’ verschijnt. De voormalige firmanten eisen een schadeloosstelling voor de geleden schade door het beslag, dat Voûte op de boeken had laten leggen. De Rechtbank bepaalt, dat eerst door een drietal onafhankelijke deskundigen vastgesteld moet worden wat de waarde van de boeken was op het moment van het arrest en of zij gedurende het arrest, lopend van 27 februari 1813 tot 14 december 1814, in waarde verminderd c.q. vermeerderd zijn.Ga naar eind60 De drie benoemde boekverkopers P. van Cleef, B. Scheurleer Jr. en A.J. van Weelden delen evenwel op de rechtszitting van 25 januari 1820 in een door hen opgesteld rapport van 6 september 1819 mee, dat zij de boeken niet konden zien, en uit den inventaris bij gebrek dat de meeste onkennelijk en zonder aanduiding van schrijver, druk, jaartal, formaat, soort van papier, of andere nodige kenmerken voorzien, niet naar behoren konden worden beoordeeld en in prijs of waarde bepaald worden.Ga naar eind61Volgens de Rechtbank hebben zij echter hun werk niet goed gedaan en zij benoemt drie nieuwe deskundigen met dezelfde opdracht, te weten de boekverkopers Bakhuizen uit Den Haag en Jan Brill en Vincent Herdingh uit Leiden. Maar als Brill en Herdingh weigeren de benoeming te aanvaarden ziet de Rechtbank zich genoodzaakt twee andere deskundigen aan te trekken. Op 12 april 1822 benoemt zij de boekverkopers H.W. Hazenbergh uit | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Leiden en Roelofswaard uit Delft.Ga naar eind62 Ook Hazenbergh excuseert zich evenals zijn vervanger, de Delftse boekverkoper De Groot.Ga naar eind63 Tenslotte aanvaardt boekverkoper S. de Visser uit Den Haag de benoeming.Ga naar eind64 Het driemanschap Bakhuizen, Roelofswaard en De Visser kan aan zijn opdracht beginnen. Op 30 mei 1823 wordt hun rapport in de rechtzaal besproken.Ga naar eind65 De deskundigen verklaren, dat de in beslag genomen boeken op de dag van het arrest een waarde zouden kunnen hebben vertegenwoordigd van f 35.312,90 en dat dezelfde boeken op 14 december 1814 - de dag waarop het arrest werd opgeheven - een waarde hadden van f 26.214,00, zijnde een derving van f 9.098,90. De Rechtbank vonnist, dat Voûte f 15.118,885 dient te betalen conform het vonnis van de Rechtbank van 30 augustus 1813 (in appèl bevestigd door het Hooggerechtshof 31 augustus 1814), verhoogd met de derving van f 9.098,90. Hierbij was tevens begrepen een claim van f 2.190,00 wegens huur van het huis/magazijn op het Westnieuwland en f 262,65 wegens transport en arbeidslonen. Maar de betaling van deze beide bedragen kan niet naar genoegen van de Rechtbank worden aangetoond. Derhalve kan Voûte deze kosten aftrekken en wordt de uiteindelijke schadevergoeding bepaald op f 12.666,235, welk bedrag nog verhoogd dient te worden met f 9.098,90 aan gederfde inkomsten.Ga naar eind66
Ten derde male had Voûte een procedure, voortvloeiende uit het faillissement van Immerzeel en Co. ongunstig voor zichzelf zien eindigen.
Immerzeel lijkt in de gehele afwikkeling naar de achtergrond te zijn geschoven. Zeker bij de afhandeling te Rotterdam treedt hij nauwelijks nog op de voorgrond. Kesteloot lijkt alles te regelen. De omstandigheid, dat zijn excompagnon uiteindelijk de zaak weet te schikken tegen 10% van de schulden, waarbij Immerzeel geen rol van betekenis speelt, geeft te denken. Eén van de schuldeisers blijkt het evenwel voor Immerzeel op te nemen. In een uitvoerig Mémoire doen de Gebroeders Clament uit Parijs verslag van de bedenkelijke handelwijze van Kesteloot. Tegen de machinaties van Kesteloot-Nolet bleek Immerzeel in het geheel niet opgewassen te zijn. Want machinaties kunnen het genoemd worden, als we afgaan op het ‘Avis important’: Nous devons à la vérité de déclarer que tout ce qui précéde n'est gu'une simple relation des faits, tels qu'ils nous ont été connus, - une partie par nous même, - une autre partie par | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
le Sr. Immerzeel que nous avons vu dans les larmes au milieu d'une famille éplorée, - et l'autre partie par les actes mêmes.Ga naar eind67 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IV.2 Een andere kijk op het faillissementOp 8 juni 1811 schrijft de commissaris-generaal van politie van het Departement van de Monden van de Maas, A. Delacoux de Marivault aan de commissaris van politie te Rotterdam J.H. Frescarode, dat hij kennis heeft gekregen van een uitvoerig Mémoire betreffende de firma Immerzeel en Co. De bewering is, zo schrijft hij, dat de verzegeling van de winkel van deze boekverkoper een gevolg is geweest van een heimelijke samenzwering van de heren Kesteloot en diens schoonvader Nolet. De Marivault verzoekt hem de zaak grondig uit te zoeken.Ga naar eind68 Het 48 bladzijden tellende Mémoire is opgesteld door de gebroeders Clament, boekverkopers-uitgevers te Parijs, die beweren in de val van het huis Immerzeel & Co. te zijn meegesleept. Hun eigen bankroet was daardoor on-afwendbaar. Zij stellen echter, dat het faillissement geen economische noodzaak was, maar een onnodig geforceerde en vroegtijdig geplande actie van de firmant Kesteloot en zijn schoonvader. Kesteloot beweert dat het de schuld van zijn advocaat Frets is geweest aan wie hij slechts een algemene volmacht had geven pour opérer la dissolution de ma Société avec Immerzeel, et demander une apposition de scelles sur les magasins de la Société pour s'assurer de la fidélité du Sr. Immerzeel, vu qu'il y a eu des protêts. Eh! pour opérer une dissolution de société, on va me mettre en état de faillite, me couvrir moi mede[c]in, d'un éternel déshonneur!...Ga naar eind69De gebroeders Clament staan evenwel uiterst sceptisch, ja afwijzend tegenover deze verklaring van Kesteloot. Volgens hen is de hele zaak doorgestoken kaart. Ze zijn tot deze opvatting gekomen op grond van de manier waarop Kesteloot in het verleden zaken met hen heeft gedaan en de wijze waarop hij zijn compagnon Immerzeel in een kwaad daglicht heeft proberen te stellen. Op drie fronten heeft Kesteloot zich volgens hen schandelijk gedragen: tegen personen, tegen bezit en tegen de bloei van de handel. Ten behoeve van het faillissement heeft hij geen balans overgelegd of verliezen bewezen, waaruit zou kunnen blijken, dat de insolventieverklaring noodzakelijk was. In oktober 1810 heeft hij aan de gebroeders Clament | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de zaken zo voorgesteld, dat Immerzeel bij de transacties niet garant kon staan, noch in persoon, noch geldelijk. Kesteloot en zijn schoonvader daarentegen wel. Nauwelijks hadden ze echter zaken gedaan, of Kesteloot gaf te kennen zich uit de compagnieschap terug te trekken: le docteur Kesteloot envoie sa librairie de la Haye à Rotterdam, pour y être réunie à celle a la tête de la quelle se trouve à présent le Sr. Immerzeel, désormais destiné a être le bardot qui doit supporter les iniquités de la Société, dans la quelle on paraît l'avoir enchainé malgré lui, par tous les moyens qu'on a pu imaginer, sans en omettre celui de la diffamation!...Ga naar eind70In februari 1811 keert Kesteloot echter terug als actief compagnon. Door een vooropgezet plan wordt de firma plotseling belast met een schuldvordering van f 120.000,00 en nog een van f 30.000,00 ten gunste van Kesteloots schoonvader en zwager. Op dat moment worden de gebroeders Clament met hun vorderingen, die in mei 17.000 fr. bedroegen, aan de kant gezet. Het betreft vorderingen waarvan Kesteloot wist, dat ze in mei opeisbaar zouden zijn, omdat hijzelf de transactie met de Parijse firma had afgesloten. Immerzeel tekent protest aan bij het aanbieden van de wissels en noch de schoonfamilie, noch Kesteloot zelf zijn ter voldoening van deze vorderingen aanspreekbaar. Toch heeft de firma Clament frères aan de firma Immerzeel en Comp. voor 80.000 fr. aan handelswaar in depot gegeven, die pas kort daarvoor in Rotterdam is gearriveerd. Maar Kesteloots schoonfamilie heeft 150.000 fr. aan wissels en als éen van de gebroeders Clament, gewaarschuwd door Immerzeel, naar Rotterdam komt om af te rekenen en het onverkochte commissiegoed in veiligheid te brengen, voorziet de schoonfamilie, dat de basis voor haar vordering danig zal slinken. Haar preferente schuldvordering, waarvoor ze Immerzeels handtekening had weten te bemachtigen, was immers bedoeld om de overige crediteuren te plunderen. Een verzegeling bleek voor Kesteloot de enige mogelijkheid om de deuren van de winkels te sluiten. Toen deze niet mogelijk bleek, heeft hij de zaken failliet laten verklaren. Kesteloot heeft, volgens de gebroeders Clament, op die manier weten te verhinderen, dat er goederen teruggegeven konden worden. Doordat hij bovendien het geld vroegtijdig opeiste, is er geen twijfel mogelijk over de ware reden van zijn manoeuvres. Bekend is ook, dat enkele dagen voor het vervallen van wissels op 1 mei Jan Nolet uit de gemeenschappelijke compag- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
niekas geoirmerkte gelden heeft gehaald, die afkomstig waren van de verkoop van een gedeelte van de in depot gegeven boeken. Hoe Kesteloot het ook wendt of keert, hij heeft het vertrouwen van de gebroeders Clament beschaamd. Immerzeel is tot zondebok gemaakt, maar Kesteloot is de ware schuldige. Zij hebben voor 80.000 fr. goederen geleverd, die minstens 100.000 fr. verkoopwaarde hebben en die in de catalogus voor 120.000 fr. staan genoteerd; derhalve 40.000 fr. voordeel voor de firma. Het gaat om werken door henzelf uitgegeven, maar ook van andere uitgevers. De gebroeders Clament hebben hun leveranciers grotendeels al betaald en zijn nu aan de rand van de afgrond beland. De sorte, qu'ayant compté là-desus pour nos payemens de Décembre dernier, et nous trouvant alors n'avoir que des non-valeurs, et privé de nos marchandises, nous fumes obligés de cesser pendant quelque temps, nos payemens; obligés de suspendre nos traveaux; obligés de laisser sans pain quatre vingts ouvriers, la plus part pères de famille...voilà ce qu'il n'est plus pouvoir de la justice de réparer.Ga naar eind71 Zij hadden in goed vertrouwen in september 1810 een overeenkomst afgesloten met Kesteloot, die beweerde, dat zijn schoonfamilie in feite de firma ondersteunde en dat het huis Nolet, in de persoon van Jan, de hoofdeigenaar van de associatie was geworden. De afspraak was, dat de firma Immerzeel en Co. als depot zou gaan fungeren voor de firma Clament frères. Nu stellen Kesteloot en zijn familie het voor, alsof de gebroeders Clament hun de boeken in verkoop hebben afgestaan; bij een dergelijke interpretatie worden ze niet alleen belet hun rechtmatige bezit mee terug te nemen naar Parijs, maar zal het ook tot de roerende goederen van een failliete firma gaan behoren. De gebroeders Clament doen derhalve een wettelijke oppositie tegen de faillietverklaring middels een brief aan de rechter-commissaris in dit faillissement, waarin zij hun visie op de gebeurtenissen uitvoerig uiteenzetten. Zij verzoeken middels hun oppositie teruggave van hun in depot gegeven goederen en de opbrengst van het deel der in depot gegeven boeken die al zijn verkocht. Zij nemen het daarbij expliciet op voor Immerzeel persoonlijk, die er alles aan heeft gedaan om een faillietverklaring te verhinderen. Ook benaderen zij per brief de president van de Rechtbank van Koophandel. Aan hem leggen zij eveneens de onzuivere motieven voor, waarmee Kesteloot de insolventie probeert te verontschuldigen.Ga naar eind72 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nadat De Marivault zich op de hoogte heeft gesteld van de zaak - hetzij direct via het gedrukte Mémoire hetzij indirect via zijn politie-commissaris Frescarode - wendt hij zich op 8 juli tot Benjamin Arrenberg. Hij voorziet, dat de zaak voor de rechter zal worden gebracht ‘et elle peut laisser dans le public une impression facheuse pour plusieurs des interesses.’ Hij stelt voor om te proberen in deze zaak tot een voor alle partijen aanvaardbare schikking te komen. Hij nodigt hem uit voor een bespreking op het commissariaat-generaal op de woensdag daaraanvolgend. Ook de gebroeders Clament krijgen van De Marivault een oproep om woensdag 10 juli op het commissariaat-generaal te verschijnen. De drukker Locke wordt gesommeerd alle exemplaren van de Mémoire aldaar in te leveren. De Marivault zal ze voorlopig bewaren, totdat vaststaat dat alles is geprobeerd de zaak in der minne te schikken.Ga naar eind73
Wat de uitkomst van het gesprek ook is geweest, duidelijk is, dat er van de kant van de firma Clament frères geen rechtszaak van is gemaakt en dat zij zich in een nadere schikking hebben weten te vinden. Hun naam staat in elk geval ook bij de ondertekenaars van de definitieve opmaak van de boedelbeschrijving. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IV.3 Naweeen van het faillissementOp het moment, dat de firma Immerzeel en Cie. failliet wordt verklaard, liggen er bij diverse drukkers nog werken van de firma op de pers. Of zij ooit door Immerzeel betaald zouden of konden worden voor hun investering, was na 21 mei geen vraag meer. Drukker Stuerman te Delft, de vaste drukker van Immerzeel in die jaren, had bijv. nog het werk Het boek van Job in dichtmaat van Jan Messchert van Vollenhoven gedrukt: oplage 800 exemplaren. Door het faillissement was het echter nog niet officieel tot een uitgave gekomen. Wél waren intussen sedert 1 maart 1811 de Franse wetten op de Hollandse drukpers van kracht geworden en Stuerman verkeerde nu in de vervelende situatie dat hij wettelijk verplicht was toestemming te vragen voor het drukken van een werk, dat al gedrukt en wel bij hem in de drukkerij lag. In die zin schrijft hij dan ook op 28 juli 1812 aan de Prefect, nl. dat dit boek al was gedrukt vóór het van kracht worden van de Franse wetten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Daarbij kwam, dat de auteur zelf het werk inmiddels had gekocht van de bewindvoerders van Immerzeel en Cie. om het door de Amsterdamse boekverkoper J.W. Yntema te laten uitgeven. Van Vollenhoven heeft hem de drukkosten betaald en Stuerman vraagt nu toestemming om het te publiceren. Dat zal verder niet op problemen zijn gestuit, want het boekje van Messchert van Vollenhoven is in augustus van dezelfde jaar gepubliceerd.Ga naar eind74 In Den Haag zaten de gebroeders Vosmaer en Van Cleef in een soortgelijke situatie. Ze waren in het bezit van gedrukte vellen van een Statistique de puissance europeenne, concernant l'administration de Colonie, ouvrage traduit de l'anglais, Imprimé chez Immerzeel à Rotterdam, dat voor rekening van de failliete firma was gemaakt. Het drukken van dit werk was al voltooid vóór 1 maart 1811, maar de officiële publikatie was opgeschort wegens het faillissement. Zij vragen toestemming om zelf het werk te publiceren. Uit het feit, dat op 6 december 1812 Baron de Pommereul de goede ontvangst van dit werk berichtGa naar eind75, concludeer ik, dat ook dit boekje uiteindelijk is verschenen. Anders liep het met een boekje over de koepok-inenting van de hand van J.L. Kesteloot, die dat voor eigen rekening bij Stuerman heeft laten drukken. Nu dringt Kesteloot er bij hem op aan de uitgave van dit werkje te bevorderen en Stuerman wil dit zeker doen, ook na de brief die hij hierover van de Prefect heeft ontvangen. Maar, zo schrijft Stuerman aan de Prefect, ik heb aan Kesteloot gevraagd, s'il me voudroit payer auparavant les depenses qui j'ai fait pour l'impression en 1810. Je n'ai reçu aucune reponse sur cette lettre, ce que me fait mefier Mr. Kesteloot, et encore plus puisque j'ai déjà perdu beaucoup a ce Mr. par son faillissement avec Mr. Immerzeel.Ga naar eind76Een exemplaar van het boekje van J.L. Kesteloot heb ik nergens aangetroffen, dus of hij aan Stuermans verzoek heeft voldaan betwijfel ik. Tot slot moet hier de vraag gesteld worden wat Kesteloot eigenlijk gedaan heeft met de boedel van de voormalige compagnieschap. Duidelijk is, dat hij bij zijn schoonfamilie zo niet feitelijk dan toch moreel flink in het krijt stond. Zonder twijfel heeft hij de bezittingen van de firma Immerzeel en Comp. te gelde gemaakt: Immerzeel heeft in de loop der jaren van diverse confraters titels gekocht die aanvankelijk door hemzelf waren uitgegeven. Zo koopt hij van de firma Wallez die vanaf ca. 1815 onder de firmanaam ‘L'imprimerie belgique’ in de Veenestraat 147 (!) is gevestigd, diverse | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
titels ‘vroeger door mij uitgegeven’.Ga naar eind77 Maar ook andere uitgevers bezitten de rechten c.q. restant-exemplaren van de vroegere associatie. Wanneer en op welke wijze Kesteloot de verkoop heeft geregeld, heb ik niet kunnen achterhalen. Het feit dat naderhand verschillende confraters titels in hun bezit blijken te hebben, maakt een veiling waarschijnlijk. Kesteloot zelf is in Gent hoogleraar in de medicijnen geworden. |
|