Johannes Immerzeel junior (1776-1841)
(1992)–B.P.M. Dongelmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 43]
| |||||||
III Johannes Immerzeel als zelfstandig ondernemer (1804-1811)III.1 De boekhandel te Den Haag (1804-1811)Wanneer op 29 september 1803 de drie dagen eerder overleden boekhandelaar Johannes Coenrardus Leeuwestein, 35 jaar oud, is begraven in de Kloosterkerk te Den HaagGa naar eind1 blijven er twee broers Johannes Herman en Gregorius Ludovicus en een zuster Magdalena Elisabeth Leeuwestein achter als erfgenamen. Zij zijn geheel onkundig van de staat van de boedel en wensen vooralsnog ‘om in plaatze van deezen boedel dadelijk te aanvaarden, aan zich te behouden het recht van beraad (...)’Ga naar eind2. In afwachting van de eventuele aanvaarding van de nalatenschap kan men de negotie echter niet laten stagneren: dat zou noch voor de crediteuren noch voor de erfgenamen zelf gunstig zijn. De beide broers verzoeken nu aan het College van Schepenen van Den Haag om een of meer personen aan te stellen die de belangen van met name hun zuster kan/kunnen behartigen en bovendien dat de Supplianten, beneevens den alzo genoemde persoon of personen mogen worden geauthoriseerd, om onvermindert het regt van beraad, provisioneel, en tot aan de staat des boedels zou kunnen blijken, de boeknegotie te continueren, (...)Ga naar eind3Het College van Schepenen besluit op 29 november 1803, dat Johan Hendrikus de Bock de belangen van de zuster zal behartigen, en vervolgens, dat het ‘authoriseert’ en ‘qualificeert’ Isabella Josina van Weelden, Weduwe van J.C. Leeuwesteijn, Johannes Immerzeel en Mattheus Roelofswaard ‘om overmindert het recht van beraad (...) de boeknegotie tot den 1 Meij 1804 (...) te continueeren,’Ga naar eind4 Het geheel zal geschieden onder oppertoezicht van de Haagse boekhandelaren Cornelis Mensing en Barend Scheurleer. Het feit dat onder degenen die door het College werden benoemd, ook Johannes Immerzeel genoemd wordt, wekt verwondering: in 1803 is er wat Immerzeel betreft geen enkele connectie met de boekhandel aan te wijzen. De weduwe J.C. Leeuwesteijn blijkt de handel van haar man nog geruime tijd voort te zetten, terwijl Mattheus Roelofswaard al sedert 5 november 1789 te Delft een bescheiden (tweedehands) boekwinkel annex leesbibliotheek drijft.Ga naar eind5 De Haagse boekhandelaren Cornelis Mensing en Barend Scheurleer zijn al vanaf 1779 resp. 1780 in de boekhandel actiefGa naar eind6, en dus twee | |||||||
[pagina 44]
| |||||||
doorgewinterde vakmensen. De benoeming van deze vier personen is derhalve op een bevredigende manier te verklaren. Immerzeel blijkt in alle opzichten een vreemde eend in de bijt, tenzij we aannemen, dat ook hij al vóór december 1803 op enigerlei wijze werkzaam was in de boekhandel, al was het maar in deeltijd. Vermoedelijk heeft hij na het ontslag van Goldberg op 2 oktober 1801 op het ministerie van Binnenlandse Zaken een andere post kunnen krijgen, al is er in de contemporaine bronnen uit 1801-1803 niets over terug te vinden.Ga naar eind7 Pas op 22 maart 1804 is er sprake van een aanstelling als commies bij de ‘Raad van Binnenlandsche Zaken’ tegen een tractement van f 1.800,00 per jaar.Ga naar eind8 Er is voor het eerst sprake van ‘boekverkoper J. Immerzeel Junior’ wanneer hij op 17 februari 1804 in de Haagsche Courant adverteert met de mededeling, dat hij zal uitgeven Eene Nederduitsche Vertaling van le Mérite des Femmes, Poëme par Gabriel Legouvé; zijnde het oorspronkelijke Werk vertoond aan den Raad der Gemeente van den Hage.Immerzeel moet aan het Westeinde al een (voorlopige) winkel hebben gehad; de Amsterdamse uitgever Johannes Allart geeft op 31 maart 1804 in de Haagsche Courant te kennen, dat drie bladen van een bij hem uit te komen werk bekeken kunnen worden in o.a. De Haag, bij de ‘Erven van Cleef, Thierry en Mensing en Immerzeel.’
Vanaf begin 1804 is Immerzeel bezig geweest met het opbouwen van een fonds. In de jaren tot 1807 betreft het voornamelijk vertalingen van buitenlandse titels. In april 1805 had hij in de Haagsche Courant de voorgenomen vertaling van een werkje van Friedrich Köppen, Lebenskunst, in Beyträgen aangekondigd. Op 11 mei blijkt, dat hij voor nog zes titels een claim heeft lopen, aangezien hij als eerste de originele werken aan de Raad der gemeente heeft vertoond.Ga naar eind9 In 1805 gaat hij, ongetwijfeld om de kosten te spreiden, in zee met zijn confraters A. Loosjes en J. ten Brink om gedrieën de portretten van E. Wolff en A. Deken, voorzien van een levensbeschrijving, te publiceren. Dit project zal wat Immerzeel betreft echter stranden. (Zie hoofdstuk VIII.3) Een uitgave van hem en Loosjes van een Bataafsche Kunstgallerij komt ook niet echt van de grond en blijft steken in een eerste cahier.Ga naar eind10 Behalve vertalingen en een enkel oorspronkelijk werk geeft Immerzeel in 1805 ook het weekblad De Prullemand uit en meldt hij o.a. in de Haagsche Courant, dat hij heeft ontvangen | |||||||
[pagina 45]
| |||||||
en zal voortaan geregeld van Maart tot Maart bekomen, nieuwe Assortimenten van de beste, meest Hoogduitsche en Italiaansche Muziek voor alle Speeltuigen en den Zang.Ga naar eind11Aanwijsbare klandizie als debitant heeft hij in 1805 op zijn ‘eigen’ Departement van Binnenlandse Zaken, getuige een tweetal nota's van f 40,80 en f 19,90.Ga naar eind12 Naast boeken verkocht Immerzeel in de boekwinkel eveneens schrijfwaren zoals papier, lak en pennen. Maar hij staat ook vermeld als commissionair-verkoper van het Van der Veens's gezondheids-bitter, ‘een der beste Maagelixers’.Ga naar eind13 In april 1805 begint hij met de uitgave van het tijdschrift de Schouwburg van in- en uitlandsche letter- en huishoudkunde. Aan dit tijdschrift werkte o.a. ook de medicus J.L. Kesteloot mee, met wie Immerzeel zich begin 1807 associeerde onder de firma Immerzeel en Comp. Na zijnen geneeskundigen loopbaan, ik meen te Rotterdam, alwaar ik althans hem meermalen ontmoet heb, te hebben aangevangen, en misschien ook in Schiedam de geneeskunde te hebben uitgeoeffend, heeft hij derzelfs verblijf alhier in 's Gravenhage gevestigd. Noch in de ene noch in de andere plaats veel opgang gemaakt hebbende, welligt minder uit hoofde van gebrek aan kunde dan wel aan gebrek van voorthelping en misschien ook van vooroordeel tegen enen vreemdeling in onze landgenoten met nog min gewonen Zuidelijken tongval, - is de heer K., zelve voor de letteren niet onberekend, overgegaan tot den boekhandel en heeft hij deze, in verbintenis met dien heer Immerzeel, als eene toevoeging van bedrijf, boven de geneeskunde uitgeoeffend.Ga naar eind14 Met deze Kesteloot moet Immerzeel aanvankelijk op een min of meer informele wijze en op basis van vertrouwen op kleine schaal hebben samengewerkt, want van een akte van compagnieschap is pas in 1808 sprake (zie hieronder). Hoe de contacten zijn ontstaan en op wiens initiatief de samenwerking is geëntameerd is vooralsnog onduidelijk.Ga naar eind15 Het feit evenwel dat J.L. Kesteloot door zijn in 1802 gesloten huwelijk met Jacoba Nolet tot de puissant rijke Noletfamilie behoorde, is niet zonder betekenis. Via Kesteloot had een ambitieuze uitgever-boekhandelaar als Immerzeel toegang tot aanzienlijke fondsen van diens schoonfamilie; dat daaraan naast voordelen ook de nodige risico's waren verbonden, zou hij tot zijn grote verdriet ervaren. Op 26 januari 1807 wordt er voor het eerst met de nieuwe firmanaam ‘Immerzeel & Comp.’ geadverteerd, en wel in de Haagsche Courant.Ga naar eind16 Beide compagnons achten de tijd rijp om een forse uitbreiding aan de winkelverkoop te geven. | |||||||
[pagina 46]
| |||||||
Hij is bezig, met een compagnon, een magazijn van fransche boeken op te rigten, zoo als er geen in ons land bestaat, dat, zegt hij. Parijs in den Haag zal wezen; en de ondersteuning van ware boekminnaars zal verdienen (...) schrijft Lublink op 24 maart 1807 aan Jeronimo de Vries.Ga naar eind17 Een maand daarvoor hadden zij met het Parijse boekverkopershuis Bossange, Masson et Besson een groot importcontract afgesloten.Ga naar eind18 Deze firma verbindt zich tot het leveren van de noodzakelijke boeken aan Immerzeel en Comp. om hen in staat te stellen in Den Haag een Franse boekhandel tot stand te brengen. Met de aankoop van de te leveren boeken, die ze uit de catalogi van de firma Bossange & Cies. zullen kiezen, is een bedrag gemoeid van ongeveer 20.000 francs. Verdere bepalingen in het contract spreken over leveringscondities en betalingsvoorwaarden, die op dit moment nog van weinig belang zijn.Ga naar eind19 Een tweede contract in 1807 wordt gesloten met Robert Voûte, lid van de Staatsraad van Zijne Majesteit de Koning van Holland. Van hem kopen de beide firmanten op 31 maart een huis, gelegen aan de westzijde van de Veenestraat, Wijk S, No. 147 te Den Haag. De prijs bedraagt f 24.000,00 k.k., tegen een rente van 5% per jaar, waarvan elk half jaar de helft betaald dient te worden. De eerste aflossing, groot f 5.000,00, vervalt primo mei 1812. Ook dient de firma Immerzeel en Comp. het huis, de tuin en het erf aan de Veenestraat voor f 19.000,00 te verzekeren.Ga naar eind20 Immerzeel en Kesteloot hebben nu een lokaliteit tot hun beschikking, waarin naast de verkoop van boeken ook ruimte kan worden gevonden voor het houden van veilingen en het inrichten van een drukkerij. Hun eerste veiling vindt nog in hetzelfde jaar plaats, wanneer zij op 30 november ten hunne Huize, in de Veenestraat, Verkopen: Eene uitmuntende collectie, meestal Classieke en fraai gebonden Boeken, in alle Taaien en Faculteiten; voorts eene keurige verzameling Prenten en Tekeningen, als mede eenige Prenten in lijst en Glas, Liefhebberijen, Boekenkassen, Engelsche Forte-Piano van Buntebarth enz. Gedeeltelijk nagelaten door Mejufvr. F.W. Kichler, en gedeeltelijk door een voornaam Letterkundige.Ga naar eind21Deze veiling zou nog door twee andere worden gevolgd: éen op 20 juni 1808 van ‘Eene uitgezogte Bibliotheek van Fransche, Hoogduitsche, Engelsche en Hollandsche boeken’Ga naar eind22 en éen op 27 december 1808 e.v.d., bestaande uit ‘Twee Verzamelingen van Boeken, in verscheiden talen en in alle vakken; (...) een exquis Kabinet Schilderyen van A. Kuyp, (...); - Wyders een fraaije Collectie Tekeningen van D. Langendijk (...)’.Ga naar eind23 | |||||||
[pagina 47]
| |||||||
Voorafgaand aan deze veilingen had er op 11 november 1807 nog een derde belangrijke transactie plaats gevonden, nl. tussen de firmanten en hun plaatsgenoot Nicolaas Cornelis van Daalen Wetters. Van hem kopen zij ‘desselve drukkerye, bestaande in drie perssen, letters, en verder toebehoren’Ga naar eind24 voor het bedrag van f 4.000,00. De overdracht zal uiterlijk op 1 januari 1808 dienen plaats te hebben. Vanaf die datum afficheren zij zich dan ook als Immerzeel & Co. Imprimeurs - Libraires à la Haye dans le Venestraat, S 147Ga naar eind25Heel snel daarna worden zij ook op de drukkersmarkt actief. Als uitgevers belasten zij zich ook met l'impression de tous les ouvrages Hollandais & Français, avec garantie d'une parfaite exécution, & sans que l'auteur soit asujetti à corriger les épreuves.Ga naar eind26Van eminent belang in 1808 is tenslotte een contractuele bevestiging van de compagnieschap van 23 augustus. Een groot aantal bepalingen wordt vastgelegd om ervoor te zorgen dat de gesloten associatie zakelijk en financieel voor beide contractanten gelijkelijk zal verlopen. Er wordt ondermeer het volgende bepaald:
Andere bepalingen hebben betrekking op de bedrijfsvoering en de jaarlijkse inventarisatie van de bezittingen, het opmaken van de balans en de gevolgen voor de affaire, indien éen van beide contractanten vóór het verstrijken van de termijn van drie jaar komt te overlijden. Ten aanzien van Immerzeel persoonlijk staat het volgende in het contract vermeld: Dat het aangekogte huis, in voormelde affaire word geexerceerd, zal worden bewoond door den assodé Immerzeel, ten wiens huishoudelijken behoeve en gebruike worden gelaten de benede-, middel of slaapkamer, de voor- en beide agterkamers op de eerste verdieping, benevens de bovenste zolder en keuken alsmeede de tuin; | |||||||
[pagina 48]
| |||||||
Dat dezelve voor zijnen prive reekening zal moeten bekostigen en fourneeren de benodigde brandstoffen alsook het vereijschte ligt op het kantoor, in het magazijn, in de beide vertrekken waarin de drukkerij gevestigd is en in de binderije, gelijk meede in de kamers der auctie zoo op de kijk- als verkoopdagen;Omstreeks augustus 1808 blijkt ook uit de advertenties in de kranten de nieuwe koers van de firma Immerzeel & Comp..Een toenemend aantal begint met ‘Immerzeel & Comp., Libraires à la Haye, viennent de reçevoir de Paris’Ga naar eind28 en ‘Immerzeel & Comp., à la Haye, viennent de reçevoir les Nouveautés suivantes’Ga naar eind29 De komende jaren willen zij zich gaan profileren als leveranciers van vooral het uit Frankrijk geïmporteerde boek. Om de distributie ervan zoveel mogelijk in eigen hand te houden, openen zij op twee strategisch belangrijke plaatsen een filiaal. | |||||||
III.2 Filialen te Amsterdam en RotterdamIII.2.1 Amsterdam (1808-1811)In de Haagsche Courant van 13 juli 1808 lezen we het volgende bericht: Daar de uitbreiding der Magazynen van de Boekverkopers Immerzeel & Comp., tot de Steden Amsterdam en Rotterdam, hunne afwezigheid uit den Haag meermaals noodzakelyk maakt, zo verzoeken zy by dezen hunne geëerde Correspondenten, om over zaken, den Boekhandel concernerende, hen nooit anders te schryven dan onder het Adres der Firma Immerzeel & Comp. in den Haag; daar by verzuim hier van, anders welligt, buiten hunne schuld, vertraging in de beantwoording van Brieven, of in het afzenden van geordonneerde Boeken enz., zou kunnen plaats hebben. | |||||||
[pagina 49]
| |||||||
Vanaf 1 mei 1808 had de firma haar activiteiten uitgebreid tot Amsterdam en Rotterdam. In Amsterdam wordt een hulpdepot geopend ‘dans le Kalverstraat Lett. D.6. G.Nr. 53, sous la direction de Mr. de la Chaux;’Ga naar eind30 Getuige ook de advertentie in de Haagsche Courant bleven de hoofdactiviteiten van de firma in Den Haag geconcentreerd. De functie van de Amsterdamse vestiging kunnen we als depot of magazijnGa naar eind31 karakteriseren: de titels waren direct uit voorraad leverbaar. Ook te Amsterdam bieden zij nu un assortiment de librairie nationale et étrangère, particulierement de librairie française, y compris les éditions stéréotypes. Toutes les nouveautés littéraires et periodiques s'y trouveront, à l'instant même de leur publication à Paris, et aux prix les plus modérés. On pourra s'y pouvoir en outre, de toute sorte de livres et de registres de commerce, fournitures de bureau &a.Ga naar eind32De keuze van Immerzeel & Co. voor Amsterdam als nieuw distributiepunt moet samenhangen met de verwachting, dat daar een voldoende intellectuele en financiële infrastructuurGa naar eind33 aanwezig was, die de opening van een extra winkel rechtvaardigde. Vermoedelijk houdt de opening verband met de omstandigheid dat koning Lodewijk Bonaparte in dat jaar zijn residentie verplaatste van Den Haag naar het Koninlijk Paleis op de Dam. Als leveranciers van Franse werken zaten Immerzeel en Kesteloot nu letterlijk en figuurlijk op de stoep bij het meeverhuisde ambtenarencorps. Daarnaast kunnen we ook denken aan de verbindingen die vanuit Amsterdam werden onderhouden met de rest van het Koninkrijk Holland. Zo schrijft de in Franeker woonachtige H.W. Tydeman op 14 juni 1809 aan Bilderdijk: Atqui: Immerzeel heeft een comptoir te Amsterdam; zend mij alle maand den Schouwburg; en allen avond (want ik wil voor geen schelling eene maand wachten) vaart er een veerman op Harlingen, dat maar 1 1/2 uur van hier ligt: zoodat ook alle dag voor brieven die mij dan slechts 3 st. kosten, gelegenheid is.Ga naar eind34Zoals we eerder hebben aangegeven, heeft Immerzeel zelf zich in mei 1809 te Amsterdam metterwoon gevestigd. Op 25 september 1809 wordt hij ingeschreven in het Naamregister van de Overlieden van het Boekverkopers &c. Gild, zeedert de Scheiding van 't St. Lucas Gildt in 't Jaar 1662: Immerseel (Johannes) Junior. Boekverkoper 1809, 1810Ga naar eind35Van zijn intrede in het gilde wordt op de vergadering van 2 oktober melding gemaakt: | |||||||
[pagina 50]
| |||||||
Alle present Johannes Immerzeel Junior komt in 't Gild met betaling van f 40.-.- Verder passeerde niets van belang.Ga naar eind36In het Amsterdamse boekverkopersgilde heeft Immerzeel geen rol van betekenis gespeeld. Hij laat alleen voor het jaar 1810 op de ‘Extra oproeping van de baazen 15 January 1810’ de patenten verifiëren van hemzelf en zijn knechten, volgens artikel 8 van de wet van 30 januari 1808.Ga naar eind37 Als baas betaalt hij 6 stuivers, voor 5 dito bediendes f -.-.15.’Ga naar eind38, totaal dus 21 stuivers. De betaalde bedragen zijn geheel conform eerder vastgestelde regels: Eindelijk zij hier ter uwer kennisse gebragt, dat, naar den inhoud van welgemelde Wet, voor het visa van elk Patent zal betaald worden, ten behoeve der Kasse van voorsz. onze Corporatie, door den Meester zes stuivers, en door den Werkman, Gezel of Knecht drie stuivers.Ga naar eind39De vraag is gerechtvaardigd of Immerzeel werkelijk leiding heeft gegeven aan het Amsterdamse filiaal; er zijn aanwijzingen dat hij dit zeker in persoon niet altijd deed. Op 28 april 1810 bijv. tekent S. Delachaux ‘p. pr. de Immerzeel & Co.’ voor de ontvangst van een exemplaar van ‘Bepaalingen, naar welken zich de Courantiers en Uitgeevers van Nieuwspapieren, Dagbladen, Journaalen, en wat dies meer zij, zullen hebben te gedragen;’ het per procurationem (bij volmacht, als lasthebbende) geeft in elk geval aan, dat ook Delachaux in de Kalverstraat een belangrijke positie innam.Ga naar eind40 Bij de oproepingen om voor het jaar 1811 de patenten te laten verifiëren, gedaan van 12 november 1810 t/m 7 januari 1811 komt de firma echter niet meer voor, hetgeen de eerder geuite veronderstelling steunt, dat Immerzeel uit Amsterdam vertrokken was om zich metterwoon in Rotterdam te vestigen. Ook dáar had de firma immers een filiaal opgericht. | |||||||
III.2.2 Rotterdam (1808-1811)Vrijwel gelijktijdig met de opening van het filiaal in Amsterdam heeft de firma Immerzeel en Comp. in Rotterdam een derde verkooppunt geopend. Het adres luidt ‘sur le Noordblaak Lett. B. No. 352’. Ook hier hebben de beide compagnons zich aanvankelijk van een filiaalhouder bediend in de persoon van J. van der Bol ‘muni de notre procuration a l'effet de traiter, agir et quittacer en notre nom.’Ga naar eind41 In de bescheiden van het Rotterdamse boekverkopersgilde staat bij het jaar 1808 genoteerd: | |||||||
[pagina 51]
| |||||||
J. van der Bol komt in 't gilde als Boekverkooper Negotieerende onder de Firma van Immerseel en Comp[i]e en betaald als vreemdeling f 36.-.-Ga naar eind42In dit depot zijn dezelfde zaken verkrijgbaar als in Amsterdam en ook de Rotterdamse vestiging blijft ondergeschikt aan het Haagse etablissement. Daar bestaat ook alleen de mogelijkheid de faire imprimer et relier à la satisfaction des amateurs, avant, dans notre magasin général à la Haye, une imprimerie que nous travaillons chaque jour à étendre et à perfectionner, et une reliure servie par les meilleurs ouvriers.Ga naar eind43Enige zakelijke mededelingen ten behoeve van een in 1811 gehouden enquête geven aan, dat Immerzeel zich in ‘mei 1808’ te Rotterdam heeft gevestigd ‘door het openen van een winkel’, waarbij de boekenverkoop ‘voor het merendeel Franse rechtskundige werken’ betrof.Ga naar eind44 Ook hier diende hij elk jaar zijn patentrecht te laten verifiëren en vernieuwen. Gold de eerste intekening waarschijnlijk per primo mei 1809, voor het jaar 1810 werd zijn patent vernieuwd; onder patentnummer 2260 van de patentkohieren vinden we de volgende gegevens: Naam: Jan van der Bol, Firma Immerzeel & Comp.nDe patentkohieren geven ook inlichtingen over de firma Immerzeel en Comp. zelf, waarbij de kolommen Anno 1810 en 1811 oningevuld zijn gebleven. Op p. 369 staat genoteerd: Naam: Den 2e January 1811 Jan Immerzeel Junr. Firma Immerzeel en Cie.En op p. 370: Den 2e January 1811, Jan Immerzeel Junr., Firma Immerzeel & Cie. | |||||||
[pagina 52]
| |||||||
Winkelier of kramer: Winkelier in schrijnwerkersgoed. 3/B ben. 6/mHet filiaal werd vermoedelijk per 1 mei 1808 verplaatst naar het pand Westnieuwland, wijk D, no. 27, dat begin december 1810 ook Immerzeels woning zou worden, want het gezin is vanuit Den Haag en Amsterdam naar Rotterdam vertrokken. De voorbereidingen voor deze verhuizingen waren al enige maanden tevoren in gang gezet. Op 19 september 1810 hadden de ‘Heeren Leden van het Leesmuseum ten huyze van de Hr. Immerzeel’ een algemene vergadering belegd. Op de agenda stond de continuering van het museum ten huize van de firma Immerzeel. De firmanten hadden hun een voorstel gedaan ‘strekkende zo tot verhoging der Jaarlijkse Contributie als tot vermindering van Journalen & Periodique Werken.’Ga naar eind46 De vergadering heeft de keuze tussen enerzijds nader overleg en anderzijds het museum met ingang van 1 november te laten ontbinden door Immerzeel & Co. ‘so als het voor hunne rekening was geconstitueerd’ en het met een eigen directie elders voort te zetten. De heren kiezen voor het eerste; een commissie, bestaande uit P. Weiland, P. Hoye van Brakel, R. Pet en mr. Van Reesema, deelt enige tijd na de vergadering mee dat zij nogmaals getragt hebben met de Hr. Immerzeel & C: wegens de continuatie van het Leesmuseum ten hunnen huize te convenieeren, dog dat het hun niet is mogen gelukken om die Hren tot aanneemlijken en billijken propositien voor de Leden te disponeeren;Ga naar eind47Zij verlaten derhalve het pand van Immerzeel, die de vrijgekomen ruimte zelf in gebruik gaat nemen. In het begin van 1811 lijken de zaken goed te gaan; men adverteert de opening van een leesmuseum met Franse, Engelse en Hollandse boeken: Le Catalogue des Livres Français et Anglais s'en distribue déjà; celui des Livres Hollandais est sous presse, et paraîtra incessamment. (...) Ils publient gratis le grand Catalogue de leur assortiment.Ga naar eind48Samen met confrater N. Cornel wordt de veiling van de verzameling van B. Fremery aangekondigd, die plaats zal vinden op 20 mei e.v.d. ‘boven de Zaal van het Museum’.Ga naar eind49 Door het faillissement van de firma Immerzeel & | |||||||
[pagina 53]
| |||||||
Co. kwam er echter een kink in de kabel. De veiling van de bibliotheek van B. Fremery werd in verband daarmee uitgesteld en afgelast.Ga naar eind50 Tot slot kan ook hier de vraag worden gesteld, waarom de firma het opportuun achtte in een stad als Rotterdam ook een extra distributiepunt te vestigen. Vermoedelijk is de verklaring eenvoudig gelegen in het feit, dat de functie van Rotterdam als haven in verband met de import van boeken uit Frankrijk de vestiging van een filiaal aldaar commercieel gunstig maakte. |
|