Vande Water-voghels.
DAer Nieuw Nederlandt, onder anderen en seer overvloedigh van versien is, is het Gevogelte dat hem te water onthout, en dat vintmen daer voornemelijkck des voor-jaers en in den Herfst, (want anders is het daer by lange soo dick niet) in sulcken meenichte dat de Revieren en Wateren daer van krielen en schijnen te leven, ja de luyden die daer dicht ontrent woonen, worden door haer gewoel en tieren het slapen dickwijls belet. Het bestaet voornemelijck in Swanen gelijck sy in Neerlandt zijn, of wel soo kloeck en in haer tijden zijn sy daer soo veel, dat de Revier-stranden en inbochten daerse so principael houden, daer mede bedeckt zijn ende heel wit op doen. Daer zijn oock drie-der-ley slagh van Gansen, de eerste ende beste soorte zijn grauw, heten daerom grauwe Gansen, zijn grooter als eenige Hierlantse, ende niet soo groot als Swanen, sy doen veel quaedt op het Cooren dat ontrent de water-kanten daer sy verkeeren staet, eenighe meenen dat het Traap-gansen zijn, maer 't kan niet wel ghelooft werden, want daer isser te veel, daer worter oock by meenichte geschooten, zijn onghelijck beter eten als eenigh van de andere. Ick hebbe een Schutter ghekent Herry de Backer ghenaemt, die beroemden hem daer uyt een dichte koppel, elf teevens geschooten te hebben, de andere zijn Botgansen en Witkoppen, die sommige ook heel wit zijn ghelijck de Hierlandtse, dat goet hout hem ontrent de Zee-kanten, by koud weder seer dick en wert veel geschooten, dickwijls met 8. of 10. t'effens, een seker Planter Ian Virginis heefter eens daer ick kennis van heb, sestien in een schoot gheschoten die hy kreegh, behalven die gequest waren en ontswommen. Daer zijn oock verscheyde slagh van Eenden, en Pijl-harten, Teylinghen, Smienten, veelderhande Duyckers, Slobbetjens, Aelscholffers, verscheyde en vreemt slag, waer van eenige gheseght werden Pelicanen, te weten, met verscheyde andere diergelijcke dingen, die als van weynich importantie sullen overslaan, dat daer te Lande eenige luyden waren die haer op de Coyen wel verstonden, sy souden daer groot proffijt mede doen, en overvloedige vangst hebben, al is het nu wel goet koop dat sal met de meenichte van menschen wel beteren, oock sijn de Veeren daer en de luyden souden oock weynigh ofte niet voor de plaetse of gerechtheyt geven.