‘U mag gerust met die oude mevrouw even verder lopen!’ kwam het meisje hen vriendelijk tegemoet.
Samen liepen zij de gang in. Zij liep met schuifelpasjes en betasttte de muren. ‘Ja, dit is de oude gang. Kind, pas op! Dadelijk komt er een afstapje!’
Het afstapje was er nog. Zij zocht voorzichtig met haar voet de trede. ‘Dat weet ik nog zo goed’, zei ze, als vond zij een kostbare schat in het afstapje terug. ‘Dat weet ik nog zo goed, wij brachten oom Arnold zo vaak thee of koffie.’
Oom Arnold, dat wist Justine, was de oude oom die zo mooi papieren poppetjes kon knippen. Justine zag de deur van een pakkamertje open staan. Dozen en papieren waren er opgestapeld. ‘Hier is een kamertje met uitzicht op een binnenplaats, moeder!’
‘Met een brede vensterbank?’
‘Ja.’
‘Dan is dit zijn kamer. Hier zat hij altijd voor het raam. Op die binnenplaats was zijn volière. Hij is acht en negentig jaar geworden. Iedereen noemde hem, nog tot op het