Refreinenbundel
(1940)–Jan van Doesborch– Auteursrecht onbekend
[pagina 267]
| |
Daer tbeddeken bestroyt was net en reyne
Met rooskens, lauender en mageleyne,
5[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Met sayen gordijnkens gestelt ten thone,
Daer lagen ende speelden elck in persone
Twee alte amoreuse ghelieuen.
Si speelden alsomen es ghewone
Rechts also Adam speelde met Yeuen,
10[regelnummer]
Si wemelden, si creuelden en si hieuen, Ga naar eindvs. 10
Elc anderen helsende met soete snaukens;
Si duchten ooc of deen dander mocht grieuen,
In doochkens kijckende als ionge kaukens.
Hi keteldese, doen peepse gelijc de paukens,
15[regelnummer]
Naer tvechten so wilde hi af staen;
Ic verlies mijn cracht, sprac hi, ic werde flaukens.
Doe seydse al hijgende ende hielt haer seer naukens:
Way soonken hebdi alree gedaen.
Met dat si dus lagen verwarmt int woelen
20[regelnummer]
Vonden si hem beyden bloot en naect.
Hi wilder weer aen, si ghincker me loelen; Ga naar eindvs. 21
Wa soonken, seydse, hebdi geen gheuoelen,
Ghi noopt mi dat die bedsponde craect.
Vrij mijn kint, seydse, siet dat ghijt vreeselic maect,
25[regelnummer]
Ic ducht ghi sult mijn wentelkoets ontreken. Ga naar eindvs. 25
Ga naar margenoot+ Doe leydse mont aen ende heeft hem ontscaect Ga naar eindvs. 26
Sijnen voorquispel dies hem sijn lenden besweken.
Hi hief sijn hooft op ende wildet wreken,
Tvrouken ghincker haer tegen setten.
30[regelnummer]
Al soudic daer om alle mijn lenden breken
Ic en sal v nochtan geen goet spel beletten.
Hi werpt int gekijf en socht arketten. Ga naar eindvs. 32
Way lief, v spel heeft mi te veel aen;
Mettien ontsanc hi haer buten der spletten.
35[regelnummer]
Doen seyde dat vrouken niet om vernetten: Ga naar eindvs. 35
Way soonken hebdi alree ghedaen.
Dus lagense vermoeyt half in onmachte
| |
[pagina 268]
| |
Dat si beyde duer noch venster en sagen.
Doe schoot hi haer toe met blijden gedachte
40[regelnummer]
Daer tvrouken alte seer luttel op achte
En heeftse meersmanneken van tbedde gedragen. Ga naar eindvs. 41
Si worstelden so lange datser beide lagen
Ende ghingen van nieus spelen tinteletene. Ga naar eindvs. 43
Tvrouken schoot toe ende douden bider cragen:
45[regelnummer]
Wat soudi mi doen, ia haddi mi alleene.
Hi stietse, hi stommeldese, si achtet cleene, Ga naar eindvs. 46
Want tvrouken bleef altoos euen blije.
Ga naar margenoot+ Si tracken stijf aen metten eenen beene;
Waer woondi nv, seydse, segget ghije.
50[regelnummer]
Mi dunct, seyt hi, dat ick opten touter rije; Ga naar eindvs. 50
Mettien viel hi seer slap ic waen.
Ic heb speels genoech, wat meendi dat ic lije.
Vrouken sprac: ha ha, ghi comt tontije,
Way soonken hebdi alree ghedaen.
Prince
55[regelnummer]
Prince, tvrouken dat bleef al euen cloeck,
Al meer te spelen was huer ghewach.
Si douden van onder in eenen hoeck
Dat hi so bleeck wert als een doeck
Des hi seer blauwelick op haer sach.
60[regelnummer]
Hi badt hare hertelic om verdrach Ga naar eindvs. 60
Een ruyminge te doen wter baen.
Doen gaf tvrouken eenen soeten lach,
Nochtans verdroot haer en seyde: o wach,
Way soonken hebdi alree ghedaen.
[sluitstuk] Ga naar margenoot+ [houtsnede] |
|