Refreinenbundel

[CXI] Refreyn ^[CXI]

Armoede dunct mi orborlicst en minst geert

ARmoede soect nauwe vonden, ^{vs. 1}
Armoede hout menich solaes ghebonden,
Armoede is een punt seer clagelick,
Armoede ghewillich is soet int gronden;
Ghewilige armoede belet veel sonden,
⁺ Armoede verdient daer si is verdragelic, ^{vs. 6}
Armoede en is altoos niet plagelick,
Armoede sou elck met recht begheren,
Armoede is menigen druck verdrachlick,
Bi armoede comtmen tot groter eeren,
Armoede brengt een veriubileren
In glorien, so ons scriftuere leert,
Armoede dunct mi orborlicst en minst geeert.

Armoede comt den menschen eer sier op ghisten,

Armoede soect seer nauwe listen,
Armoede maect menigen mensche vroet,
Armoede belet veel quader twisten,
Armoede [...] nauwe die crumen die quisten,
Ghewillige armoede is altoos goet,
Armoede is den stranck ter duechden vloet, ^{vs. 20}

[CXI] Stok, orborlicst: nuttigst.

vs. 1 nauwe vonden: listige bedenksels.

+ [f. 154 r°]

vs. 6 verdient: is verdienstelijk.

vs. 20 stranck: strand.

[p. 201]

 

Armoede en is altoos niet afgriselick,

 

Ghewillige armoede vroomt sin en moet,

 

Armoede ghewillich is altoos priselick,

 

Armoede is den mensche bewijselick

25

Wat god aen den mensche begeert,

 

Armoede dunct mi orborlicst en minst geeert.

 

 

 

Armoede comt dick bi selfs van binnen,

 

Armoede tempteert des menschen sinnen,

 

⁺ Armoede brengt veel menschen ter bede,

30

Armoede doet dicwil duecht beminnen,

 

Armoede doet dicwil vruecht ghewinnen,

 

Armoede is dicwil profitelick gheleden,

 

Armoede is van ootmoediger seden

 

Ende vanden acht salicheden dalder meeste,

35

Armoede stelt den mensche in vreden.

 

Salich so sijnse die arm van gheeste,

 

Armoede brengt god ter feeste ^{vs. 37}

 

Daer god sijn glorie met consenteert,

 

Armoede dunct mi orborlicst en minst geeert.

 

 

40

Prince, ick come achter an

 

Als elck wil vanden sijnen spreken.

 

Armoede tempteert vrouwe en man

 

Dus is willige armoede niet te versteken.

 

God en laet ons sijn gracie niet ghebreken

45

Hoement went oft waerment keert,

 

Armoede dunct mi orborlicst en minst geeert.

[rand]

⁺ [houtsnede]

+ [f. 154 v°]

vs. 37 god: lees wsch. se of ons.

+ [f. 155 r°]

18. HA.: Armoede nemt nauwe de cruymen te quisten.

34. HA.: Armoede brenghter vele onder de meeste.
37. god ontbr. bij HA.