Refreinenbundel
(1940)–Jan van Doesborch– Auteursrecht onbekend[CX]Want tegen een clappart en is er geen wachten.Refreyn
HOE mogen die menige so quaet van monde sijn,
So menichsins, so valsch van gronde sijn, Ga naar eindvs. 2
Dat si quaet spreken twelck si versieren. Ga naar eindvs. 3
Mi dunct dat si arger dan honden sijn
5[regelnummer]
Want si den goeden int herte een wonde sijn
| |
[pagina 199]
| |
Ga naar margenoot+ Met clappen, daer si hem mede scoffieren. Ga naar eindvs. 6 en 10
Quaet doen, quaet dincken sijn hair manieren,
Si dincken altijt op een anders lachtere.
Clappaerts dat sijn die quaetste dieren,
10[regelnummer]
Si souden wel haren vrient scoffieren,
Want tegen een clappaert en is geen wachten.
Clappaerts doen twee gelieuen scheyden,
Die anders noyt dan op duecht en ghisten
Hair vrientscap wert door clapparts gheent.
15[regelnummer]
Clapten si niet meere dan si en wisten;
Maer ia si, door haer fenijnige listen
Hebben si menigen mensch gheschent,
Tot allen arge sijn si ghewent,
Schoon spreken si van voor, si verraden van achter.
20[regelnummer]
Ware een clappaert altijt bekent
Een mensch sout ga slaen ende sijn behent, Ga naar eindvs. 21
Want tegen een clappaert en is geen wachten.
Een clappaert is voor schoon int schijn
Maer van achter steect hi sijn fenijn,
25[regelnummer]
Hi ghelijct den scorpioen int wesen
Twelck seer vriendelick schijnt te sijn
Mer brengt van achter die meeste pijn
Ga naar margenoot+ Die ongelooflijck is te ghenesen;
Dus ghelijctmen eenen bi desen
30[regelnummer]
Die sijn quaet wtschiet gelijc een rachten. Ga naar eindvs. 30
Alle quaet is in hem doorknesen, Ga naar eindvs. 31
Noyt man en hoorde van arger lesen,
Want tegen een clappaert en is geen wachten.
Prince, men cans niet al ghewreken
35[regelnummer]
Dat clappaerts oft quade tongen spreken,
Maer tvint hem seluen al ten lesten.
| |
[pagina 200]
| |
Waert dat die clappaerts hem seluen bekeken
En ouersagen haers selfs ghebreken,
Si souden genoech vinden van ouden resten;
40[regelnummer]
Maer neen, in anders gebreken si mesten Ga naar eindvs. 40
Want altoos sijn si een clappen tachtere.
Die schuldich is machs hem anvesten Ga naar eindvs. 42
En ouerdencken hem ten lesten Want
En ouerdencken hem ten lesten,
Want tegen een clappaert en is geen wachten.
|
|