Refreinenbundel
(1940)–Jan van Doesborch– Auteursrecht onbekendGa naar margenoot+ [LVIII] Refreyn
OCH hoe menichsins is sijn herte ghequelt
die dagelicx waect en die hueren telt
en met die mutse is beluetert, Ga naar eindvs. 3
hoe wel dat hi ghepayt is ende ghestelt
5[regelnummer]
tghepeys is altijt derwaerts ghehelt,
daer en is niet goet aen ghepuetert,
want watmer aenstoot, clopt oft cuetert, Ga naar eindvs. 7
wie dat bemutst is en can hem niet ghesaten; Ga naar eindvs. 8
die mutse heeft menigen mensche besluetert Ga naar eindvs. 9
10[regelnummer]
nochtans en can icse niet ghelaten.
Men hoorter niet af dan druck en clachte,
lopen en drauen bi daghe bi nachte;
hoe sou hem yemant tegen die mutse gewreken,
menich swair gepeis, menich vreemt gedachte,
15[regelnummer]
suchten en steenen gheeft si te pachte.
altoos moet den minnaer wat ghebreken:
dan loopt hi om sien en dan om spreken,
maer lasen ten mach hem somtijts niet baten,
nochtans en can icse niet ghelaten.
20[regelnummer]
Och dan isser eerst veel drucs verscheert Ga naar eindvs. 20
alsser yemant van hem beyden gram gebeert
Ga naar margenoot+ en luttel wrimpt oft muylt ouer sijen Ga naar eindvs. 22
recht oft deen dander niet meer en begheert,
| |
[pagina 113]
| |
dan wert dat herte in drucke verteert.
25[regelnummer]
als si so bliuen int schijnen partijen, Ga naar eindvs. 25
comter dan eenighe Ialousien,
groten rouwe men daer siet vaten;
nochtans en can icse niet ghelaten.
Prince
Och die noyt en was bemutst
30[regelnummer]
mer sijn herte in vreden altijt gherust,
die en derf ouer die mutse niet claghen.
die dat can ghedoen het is hem tnutst,
tghepeys behoeft doch niet gheblutst Ga naar eindvs. 33
want si na die liefde niet en vraghen.
35[regelnummer]
si slapen als ander lieden rinnen en iaghen,
men sietse ooc niet lopen achter straten,
dus seggic die mutse is quaet om verdragen;
nochtans en can icse niet ghelaten.
|
|