Refreinenbundel
(1940)–Jan van Doesborch– Auteursrecht onbekendGa naar margenoot+ [houtsnede] | |
Refreyn/Rondeelwijs
OCh god wie mach dat garen spinnen
daer dat mutsken af ghebreyt mach sijn,
het kittelt mi dicwil onder der kinnen,
och god wie mach dat garen spinnen,
5[regelnummer]
Ga naar margenoot+ tis so gheknoopt ic waen ontsinnen,
noyt en leedick meerder pijn.
rijck god wie mach det garen spinnen
daer dat mutsken af ghebreyt mach sijn.
| |
[pagina 114]
| |
Moet si niet abel sijn vander hant
10[regelnummer]
si is doch van so cleenen draykens,
dat vrouken dat mi dat mutsken aen bant,
moet si niet abel sijn vander hant
ic meene des ghelijcs men niet en vant,
want si is van so proper naykens.
15[regelnummer]
moet si niet abel sijn vander hant
si is doch van so cleenen draykens.
Moet dat mutsken niet abelijc zijn gewracht:
al heb icse opt hooft men sietse doch niet;
ic macht haer dancken diet mi aen bracht.
20[regelnummer]
moet dat mutsken niet abelijc sijn gewracht,
het moet wel wesen van groter cracht
daer so veel dincks om is gheschiet.
moet dat mutsken niet abelijc sijn gewracht,
al heb icse opt hooft men sietse niet.
25[regelnummer]
Die cracht die dat mutsken aen hem heeft Ga naar eindvs. 25
die sijn ontallick om te vertellen,
Ga naar margenoot+ als icker af hore mijn herte dat beeft,
die cracht die tmutsken aen hem heeft.
het is so vast aen mi becleeft
30[regelnummer]
gheen siecte en mach mi meerder quellen.
die crachten diet mutsken aen hem heeft
die sijn ontallic om vertellen.
Prince
Dat eeuel der mutsen gaet bouen al,
ick hebt gheproeft, ick bens wel wijs,
35[regelnummer]
bouen alle siecten daer ic oyt af qual.
[dat eeuel der mutsen gaat bouen al]
want eenen dunct dat hi ontsinnen sal,
alle sijn dinghen sijn sonder auijs, Ga naar eindvs. 38
dat eeuel der mutsen gaet bouen al,
40[regelnummer]
ick hebt geproeft, ic bens wel wijs.
|
|