Refreinenbundel
(1940)–Jan van Doesborch– Auteursrecht onbekend
[pagina 55]
| |
Ga naar margenoot+ [XXIII] Refreyn[houtsnede]
OFtmen openbaerlick soude publicieren Ga naar eindvs. 1
alle die blijdtschepen ende manieren
die minners hantieren in haer bestieren
nachten en daghen,
5[regelnummer]
men soude tduysenste deel niet connen creyeren Ga naar eindvs. 5
Ga naar margenoot+ met al den herauten oft messagieren
die eenige princen obedieren
oft laste draghen.
oft ict proeue dat mochtmen mi vraghen;
10[regelnummer]
tis een die mi bouen al moet behaghen,
bouen vrient oft magen, die doogen oyt sagen
ter werelt ghemeene,
hi doet mi tvleesch vanden beenen knaghen,
met posen sinneloos, al dul met vlaghen;
15[regelnummer]
swaerheyt van plaghen wilt mi dan iagen
in groten weene.
een minlic begheren valt mi te leene
als ic aensie die is so net, so reene,
daer gaet te beene mijn hope, ic meene Ga naar eindvs. 19
20[regelnummer]
dan eens gancx Ga naar eindvs. 20
hoe meerder liefde hoe meer verlancx.
Tverlanghen doet therte met hope leuen
hope doet wanhope duer tverlangen sneuen,
dies 2) die sinnen beuen, hem sijnde beneuen, Ga naar eindvs. 24
25[regelnummer]
met vierighen appetite.
Troylus hoepte na den thienden dach bescreuen,
mer Breseda is met Dyomedes ontbleuen,
Ga naar margenoot+ des hem gewreuen quamen traenkens gedreuen, Ga naar eindvs. 28
duerwalt met spijte Ga naar eindvs. 29
| |
[pagina 56]
| |
30[regelnummer]
was Troylus niet sijnder hopen quijte
en sijn verlanghen groot van iolijte.
niet dat ict verwijte eenighen subgijte Ga naar eindvs. 32
der minnen engien, Ga naar eindvs. 33
oft hope met verlanghen van mi splijte Ga naar eindvs. 34
35[regelnummer]
daer ic hert, sin en moet om verslijte;
niet dat ic hem van mi smijte die mi ten crijte
sal licht druc laten gheschien.
elc oogenblic duncter mi wel duysent int sien, Ga naar eindvs. 38
ic en cans ontvlien bi wat melodien,
40[regelnummer]
snaerspel oft sancx,
hoe meerder liefde hoe meer verlancx.
Ionathas en hoopte noyt so seere Ga naar eindvs. 42/43
naer Rosephier, noch Leander die heere
naer Heros eere, mijn hope is meere
45[regelnummer]
naer mijn lief ghepresen.
Narcisius volchde der liefden leere
naer die schoone Equo van leden teere,
dees amoreuse gheere daer ic op keere Ga naar eindvs. 48
hielden hope in desen;
50[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Eurealus op Lucresia trouwelic wesen,
die amoreusheyt sochten om drucs genesen,
dies aderen en pesen hielden anxt beknesen Ga naar eindvs. 52
duer liefs ghebruken.
groot verlanghen wasser wilen gheresen
55[regelnummer]
als hi onder dbedde lach, so wij lesen; Ga naar eindvs. 55
hi was begresen, hi en ruerde gheen wesen, Ga naar eindvs. 56
hoe most dat smuken Ga naar eindvs. 57
in liefden, maer damoreus ontpluken
der ronder borstkens, der armkens omluken
60[regelnummer]
dede druck verstuken, damoreuse cruken Ga naar eindvs. 60
storten doe veel drancx.
hoe meerder liefde hoe meer verlancx.
Prince, wilt mijn verlanghen boeten,
| |
[pagina 57]
| |
Prince, dinckt om mijns drucs versoeten,
65[regelnummer]
Prince, met moeten wilic v vast groeten Ga naar eindvs. 65
wijlen en hueren, Ga naar eindvs. 66
Prince, laet ionste te miwaert wroeten,
Prince, en stoet mi niet met voeten,
Prince, laet sproeten door ionste af roeten Ga naar eindvs. 69/70
70[regelnummer]
int vierich berueren.
Ga naar margenoot+ laet liefde met liefden in v verdueren,
wilt voort om reyne amoreusheyt spueren,
neernstich labueren, wilt sorghe schueren,
verdient veel dancx.
75[regelnummer]
hoe meerder liefde hoe meer verlancx.
|
|