1910 [Mahler's Achtste Symphonie te München]
De 7e Juli van dezen zomer was een dag, die de overal verspreideleden der Mahler-gemeente in den geest verbond om den vijftigsten geboortedag van den Meester te herdenken. Ter gelegenheid van dezen dag verscheen te München, uitgegeven door P. Stefan, een boekje [getiteld:] Gustav Mahler. Ein Bild der Persönlichkeit in Widmungen, dat tevens een beeld geeft hoe het licht van deze zon prismatisch zich breekt in de individualiteiten der meest verschillende hedendaagsche kunstenaars. Rodin gaf als bijdrage eene reproductie zijner merkwaardige Mahler-buste, dezen zomer door hem gemodelleerd; van de toonkunstenaars zijn o.a. Strauss, Pfitzner, Schillings, Reger, Dukas, Casella en Göhler vertegenwoordigd, van de dichters o.a. Hauptmann, Schnitzler, Hofmannsthal en Bahr. Natuurlijk is de waarde dezer bijdragen zeer verschillend en kan men zeggen, dat die der eigenlijke componisten over 't geheel niet de belangrijkste zijn. Reger heeft er zich als echte ‘notenkraker’ het gemakkelijkst afgemaakt en een paar onbeduidende maten uit een Serenade voor fluit, viool en alt gegeven. De bijdragen van sommige Franschen zijn door de Duitsche vertaling moeilijk te verstaan. Het eenigszins theatrale pathos van den medewerker aan den Mercure de France, William Ritter, krijgt in het Duitsch iets geslachts- en wezenloos. Hetzelfde geldt, hoewel in mindere mate (daar de auteur meer vakman is in de muziek dan Ritter en daarom minder rhetorisch en pathetisch), van de bijdrage van den scherpzinnigen Franschen muziekcriticus Romain Rolland. Over Mahler als dirigent, regiseur en componist vindt men hier zeer zeker interessante getuigenissen. Belangrijker echter zijn enkele uitlatingen, die een licht werpen op de gansche verschijning, op de εντελεχέια van Mahler - om dezen lievelingsuitdrukking van den meester eens te gebruiken. In dit opzicht is zoowel het groote artikel van Dr. Georg Göhler, dirigent van den Riedelverein te Leipzig, getiteld Der Künstler und seine Zeit, als eene kleine bijdrage van den mij overigens geheel onbekenden Weener dichter Arthur Schnitzler belangrijk. Deze laatste wil ik hier mededeelen:
‘Von allen Musikern, die heute schaffen - und manche von ihnen sind mir wahrhaft wert -, hat keiner mir mehr gegeben als Gustav Mahler; - Freude und Ergriffenheit, wie ich sie nur den Grössten verdanke. Mir über die letzten Ursachen starker künstlerischer Erlebnisse ästhetisch-kritische Rechenschaft abzufordern, habe ich kaum je den Drang verspürt; und aussichtsloser noch als anderswo dünkt mich solches Beginnen dem Tongebild gegenüber, dessen Urgesetze in die starren