1914 [Naar aanleiding van een bericht]
Geachte redactie,
Gaarne zou ik in 't algemeen en aan u in het bijzonder twee vragen willen stellen, waarvan de beantwoording zeker in deze dagen alle Nederlanders belang zal inboezemen die, evenals ik, leeken zijn op het gebied van het internationaal recht.
I. Alle bladen brachten den 3 oen September het bericht, dat te Bucken (kanton Vilvoorde) een Nederlander uit Zaandam geboortig, de Franciskaner pater Vincentius Sombroek indicta causa, zonder zich te kunnen verdedigen op last van een Pruisisch officier als een hond is doodgeschoten.
Mijn eerste vraag is, of dat geoorloofd is en of de Nederlandsche regeering al of niet verplicht is, den Duitschen gezant hierover te interpelleeren.
II. Vervolgens brachten alle Amsterdamsche bladen het bericht, dat op 1 October bij gesloten deuren voor de 4e kamer der Amsterdamsche rechtbank de heer S.W.C., redacteur van De Nederlansche Financier, terecht stond wegens ‘majesteitsschennis’ en wel, omdat genoemde heer den Duitschen keizer verantwoordelijk zou hebben gesteld voor den oorlog en hem ‘onbetrouwbaar’ zou hebben genoemd. Voor deze ‘majesteitsschennis’ requireerde het O.M. een gevangenisstraf van drie maanden.
Mijn tweede vraag is nu deze, in hoeverre of een Nederlander in Nederland schuldig kan zijn aan ‘majesteitsschennis’ jegens een vreemden souverein, in casu den keizer van Duitschland. Van het allerhoogste belang acht ik het in deze dagen, dat iedere Nederlander, tot welke partij, stand, godsdienst of leeftijd hij ook moge behooren, omtrent deze vragen eenigermate ingelicht worde, opdat wij weten mogen, wie er bij ons regeert en in hoeverre niet de oorlog maar de neutraliteit een Nederlander van recht berooft.
dr alphons diepenbrock