zorgvuldige wetenschappelijke onderzoekingen, het verspreiden van ‘kennis’ voor bijna geen geld onder alle lagen der maatschappij, het bouwen van hygiënische fabrieken en van 42-centimeter-kanonnen, - maar het respecteeren van de vrijheid van anderen en het vermogen om zich in zijn geestestoestand te verplaatsen.
Niets getuigt meer - aangenomen dat de Duitschers door nood gedwongen waren de Belgische neutraliteit te schenden, zooals de rijkskanselier officieel verklaard heeft - van de ‘Verrohung’ der Duitschers, dan dat zij het den Belgen als een misdaad aanrekenen, dat deze hun neutraliteit handhaven, en dat zij spreken van het ‘barbaarsche optreden dier misdadigers’, omdat de Belgen, heldhaftig als Leonidas en zijne Spartanen, zoo lang zij konden den opmarsch der Duitschers hebben gestuit. De houding der Duitsche pers tegenover het ongelukkige België zou van een zuiver-menschelijk standpunt totaal onbegrijpelijk zijn, wist men niet hoe het Duitsche volk lijdt aan nationalen grootheidswaan. In hun pangermanistische onwetendheid houden zij geen rekening er mede dat de Belgen hun eigen raseigenaardigheden, hun eigen taal, hun eigen eeuwenoude cultuur hebben, en beschouwen Belgen en Nederlanders, omdat zij geen Franschen zijn, als Germanen, hetgeen voor hen gelijk staat met Duitschers. Ook begrijpen zij niet dat men een fier en dapper volk als de Belgen niet kan omkoopen voor geld!
‘Der geradezu wahnwitzige Fanatismus’, schrijft de Berliner illustrierte Zeitung van 6 Sept. 1914, ‘mit dem die Bevölkerung der alten belgischen Stadt Löwen die siegreichen Deutschen nach ihrem Einzug überfiel, ihre bestialische Tücke und Grausamkeit hat eine harte, aber nur zu gerechte Sühne gefunden.’ Nu weten de nog vrije volken van Europa wat hun te wachten staat! Het laatste woord van ‘das Volk der Denker und Dichter’ is het 42-centimeter-mortier!
‘Sans doute’, schrijft Emile Ollivier, de oud-minister van Napoleon III, in zijn boek Philosophie d'une guerre. 1870, ‘sans doute il existe une Allemagne barbare, avide de combats et de conquêtes, celle des hobereaux, une Allemagne pharisaïque, inique, celle des pédants inintelligibles, dont on nous a trop vanté les creuses élucubrations. Mais ces deux Allemagnes ne sont pas la grande Allemagne, celle des artistes, des poètes, des penseurs, celle-là est bonne, généreuse, humaine, charmante et pacifique.’
Helaas, arme Ollivier, dichter en droomer, onvermoeide historiker van l'Empire libéral, schoonzoon van Liszt en vriend van Wagner, op het juiste oogenblik zijt gij, hoogbejaarde grijsaard, in den herfst van 1913 gestorven! Gij hadt anders bij de overige bitterheden van uw lange leven nog die kunnen smaken van den twijfel aan het nog voortbestaan van het door u met zooveel liefde - een liefde, die wij allen zoozéér deelen - beschrevene ‘grande Allemagne’.