Des hemels reien wiegen hem
in slaap met hunne zoete stem
en in de korte instrumentale inleiding der eerstgenoemde rey mij verre beneden de waardigheid van des heeren Zweers' talent dunkt te staan, niet alleen in hare verhouding tot Vondel's werk, maar ook op zichzelve. Maar toch was het een verrassing, daar de heer Zweers als vocaalcomponist ons niet anders dan uit de cantate Kosmos bekend was, deze reyen te hooren, met name ook de Rey van Burchtsaeten (‘Waar werd oprechter trouw’), waar de heer Zweers het moeilijke stuk ondernam, zonder hulp der instrumenten onze aandacht gaande te maken en gaande te houden. Er is hier naar populariteit - en waarlijk niet zonder succes - gestreefd.
Maar in het voorspel der derde acte, waar het orkest den droom van Badeloch verhaalt, is de heer Zweers het rijk der emotie genaderd en heeft hij een werkelijk aangrijpende bladzijde geschreven. Maar ook hier gevoelt de hoorder voortdurend het gevaar dat den componist dreigde om aan het andere einde van het bereikte gebied de grenzen te overschrijden en tot het land der reflexie terug te keeren, waar de zon zooveel bleeker schijnt, een gevaar dat den heer Zweers allicht nog zwaarder bedreigde dan andere componisten van dezen tijd, wier kennis der technische middelen de zijne niet evenaart. Het moderne orkest met zijn oneindigen rijkdom van klankeffecten bij de opvoering van Vondel's werk aan te wenden zonder dat er een disharmonie ontstond, - is het wel mogelijk?
Hoe het ook zij, den heer Zweers is het soms te machtig geweest; om één voorbeeld te noemen: in den schoonen, soberen en eenigszins in Gregoriaanschen trant gehouden lofzang van den ouden Simeon, waar het met werkelijk al te weelderige vioolintervallen gedurig den ernst der stemming verbreekt.
Maar het is een overwinning dat de verzen gecomponeerd en van het tooneel af gezongen zijn, al moge men ook in naam van het hoogere stijlidee de wijze, waarop dat geschied is, niet kunnen huldigen.
De heer Zweers is iemand die het zich niet, zooals Verhulst, gemakkelijk gemaakt heeft.
In geen sfeer van het Nederlandsche geestesleven dezer eeuw heerscht een zoo groote desolatie als in die der muzikale schepping. Mogen wie na den heer Zweers zullen komen, hem in het hoogere stijlbegrip overtreffen, zooals hij Verhulst overtreft in geestkracht zoowel als in kunstvermogen.