Over Terezín
Onder de vele concentratie- en vernietigingskampen, waarin de Duitse nazi's met koele berekening burgers uitroeiden, die volgens de nazistische rassenwetten Untermenschen waren (Joden, Zigeuners, zwakzinnigen, homofielen, Jehova's getuigen), nam Terezín in Tsjechoslowakije een speciale plaats in. Om zowel het eigen volk als het buitenland te misleiden werd de deportatie gecamoufleerd als ‘arbeidsinzet’. En Terezín werd uitgeroepen tot ‘de stad die Adolf Hitler de Joden geschonken had’. Maar in dit zo genaamde doorgangskamp lag het kerkhof in 1942 al vol met 30.000 slachtoffers van de o zo nobele schenker! Daarom moest er in de herfst van 1942 een crematorium gebouwd worden voor het snel toenemende aantal doden (honger, uitputting, epidemieën, executies en martelingen).
Onder de Tsjechische gevangenen bevonden zich vooraanstaande kunstenaars. Onder de moeilijkste omstandigheden hebben zij de kinderen van Terezín in contact gebracht met kunst en hen gestimuleerd om te schrijven, te tekenen, muziek en toneel te spelen. Maar de meeste jonge, aankomende kunstenaars overleefden de oorlog niet. Ook Petr Ginz (1928-1944) niet, die op zijn veertiende jaar al hoofdredacteur was van het clandestien uitgegeven jeugdblad Vedem (Aan de winnende hand), dat zijn ontstaan vond in barak l 417.
Meer dan 200.000 gevangenen uit 17 staten (ook Nederland), werden via Terezín naar vernietigingskampen getransporteerd. Slechts een derde van de Terezín-gevangenen was nog in leven bij de bevrijding in 1945 door het Sowjetleger. Maar onder hen brak een epidemie uit - vlektyfus. Velen stierven na de langverwachte bevrijding. Anderen moesten in quarantaine blijven.