Ik heb geen naam
(1990)–Miep Diekmann, Dagmar Hilarová– Auteursrechtelijk beschermduit het dagboek van een vijftien-jarige
Miep Diekmann & Dagmar Hilarová, Ik heb geen naam. Leopold, Amsterdam 1990 (6de druk)
-
-
-
gebruikt exemplaar
exemplaar archief uitgeverij Leopold, Amsterdam
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens enkele hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van de zesde druk van Ik heb geen naam van Miep Diekmann en Dagmar Hilarová uit 1990. De eerste druk dateert uit 1980.
redactionele ingrepen
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (p. 2 en 6) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.
[pagina ongenummerd (p. 1)]
Ik heb geen naam
[pagina ongenummerd (p. 3)]
Dagmar Hilarová
Miep Diekmann
Ik heb geen naam
uit het dagboek van een vijftien-jarige
Leopold / Amsterdam
[pagina ongenummerd (p. 4)]
Dit boek werd bekroond met de Boekensleutel 1981, met de Premio Europeo di Letteratura Giovanile 1982 (Padua) in de categorie documentaire jeugdboeken, en met de Janusz Korczak-prijs 1983 (Polen). Vertalingen verschenen in West-Duitsland en de ddr.
Zesde druk 1990
© Uitgeverij Leopold bv 1980
Vertaling Olga Krijtová en Miep Diekmann
Omslag Rob Nuijten, Amsterdam
nugi 222 / isbn 90 258 3333 0 / cip
[pagina ongenummerd (p. 133)]
Andere Leopold-boeken over de Tweede Wereldoorlog
Truus Menger - Toen niet, nu niet, nooit
De zusjes Truus en Freddie Oversteegen hebben tijdens de Tweede Wereldoorlog in het verzet gezeten.
Truus was toen de oorlog uitbrak zestien, Freddie pas veertien jaar oud. Ze maakten deel uit van dezelfde groep waarbij ook Hannie Schaft (het meisje met het rode haar) was aangesloten en hebben vele malen met haar samengewerkt.
Dit boek gaat over jonge mensen die zich inzetten voor een zaak die ze hun leven waard achten. Over acties die slagen en over mislukkingen - het gevoel van voldoening of bittere teleurstelling daarna. Hoe voel je je wanneer je met je fiets langs de stoeprand staat te wachten tot de ss-officier die je moet ‘liquideren’ zich vertoont? Of wanneer je opdracht krijgt een groep joodse kinderen in veiligheid te brengen - en het mislukt?
Deze verhalen zijn des te aangrijpender omdat ze zo sober geschreven zijn. Truus Menger-Oversteegen is geen schrijfster, vindt ze zelf. Ze is beeldhouwster; zij maakte het beeld van Hannie Schaft dat op 3 mei 1982 in Haarlem werd onthuld. Zij maakte ook het beeld dat op het omslag van dit boek staat en dat fierheid en innerlijke kracht symboliseert.
[pagina ongenummerd (p. 134)]
Tiny Mulder - Gevaarlijk ijs
Gevaarlijk ijs is de roman over de Friese familie Jagersma: vader, moeder, zoon Jan en dochters Dineke en Klaske, gedurende de jaren 1942-'45. Het is ook het verhaal van Anneke, het zevenjarige joodse meisje dat in het begin van de jodenvervolging bij de familie onderduikt. Indringend schrijft Tiny Mulder over de gevaren, angst en spanning van mensen die actief zijn in de ondergrondse beweging. Ze weet waarover ze schrijft - ze nam zelf deel aan het verzet.
Stuk voor stuk hebben de Jagersma's het gevoel dat ze voortdurend op gevaarlijk ijs lopen. Elk moment dreigt de dood - vooral voor Dineke, koerierster, die geallieerde piloten helpt ontsnappen en zich bezighoudt met allerlei kanten van het verzetswerk. Door de ogen van Klaske lezen we hoe de oorlog het gezinsleven beïnvloedt. Anneke wordt voor haar een echt zusje. Het is spannend om Dineke te helpen bij haar werk en om te weten dat er thuis weer eens een piloot ‘logeert’. Het zijn jaren waarin je sneller volwassen wordt dan in vredestijd; je wordt al jong geconfronteerd met onrecht en verraad, je leert ook wat verantwoordelijkheid voor je medemens betekent.
Dit boek is een bewogen en spannende roman voor de oudere jeugd die de oorlog niet heeft meegemaakt en voor volwassenen die veel zullen herkennen.
[pagina ongenummerd (p. 135)]
Ida Vos - Anna is er nog
Als Anna in bed ligt hoort ze de grote mensen praten. Eerst hoort ze een soort gezoem, maar als ze goed luistert hoort ze namen. Bergen-Belsen ... Theresienstadt.
Waarom praten ze niet wat harder? Anna let goed op of ze de naam van Marga hoort. Soms zegt ze hardop: ‘Marga, waar ben je?’
Marga geeft geen antwoord en dan moet Anna huilen. Omdat Marga niets terug zegt.
Huilen doet ze onder de dekens. Dan kan niemand haar horen en niemand kan haar zien.
Dit is een fragment uit een verhaal dat in De Blauw Geruite Kiel heeft gestaan, de jongerenkrant van Vrij Nederland. Het is een verhaal over een meisje dat tijdens de oorlog ondergedoken was.
Iedereen dacht dat na de bevrijding alles fijn zou zijn, maar dat is niet zo. Er is zoveel gebeurd, zoveel vreselijke dingen - dat kun je niet vergeten. En er zijn zoveel mensen niet teruggekomen ...
Anna is er nog. Maar het is moeilijk om niet meer bang te zijn, als je jarenlang opgesloten hebt gezeten. Anna durft bijna niemand meer te vertrouwen. Ook mevrouw Neumann niet. Totdat ze háár geschiedenis hoort.
[pagina ongenummerd (p. 136)]
Hannah Lehnert - Als een roestige spijker
‘Toen Franz langzaam en hijgend langs het pad omhoog liep, had hij het gevoel alsof hij de laatste was geweest die hier had gelopen, ruim dertig jaar geleden, op een avond in juni 1945. Toen was hij naar beneden gerend. Hij had helemaal niets meer gevoeld - geen pijn, geen woede. Er was alleen maar angst. De angst dat zijn vader hem achterna zou komen om hem terug te halen. Die joeg zijn benen vooruit.
Zijn vader had hem niet teruggehaald - zelfs dat had hij niet gedaan. Voor hem was Franz niet meer waard geweest dan de splitpen in een wagenwiel. Eigenlijk nog minder, want naar een verloren splitpen had hij dagenlang lopen zoeken.’
Als kind is Franz weggelopen van de boerderij van zijn vader omdat hij het er niet langer kon uithouden. Nu keert hij terug als een vreemdeling. Maar als hij samen met de oude man die zijn vader is door het huis loopt, komen de oude beelden weer tot leven ...
Een spannend verhaal over een jeugd in Duitsland in de jaren veertig. Beklemmend maar ook poëtisch.
[achterflap]
Haar verjaarscadeau toen ze vijftien werd was een oproep: ze moest zich melden bij de Duitse bezetters, voor transport. Want ze had een joodse moeder. En de Duitse regering had een zakelijk plan uitgedacht om alle joden uit te roeien. Dat plan hield geen rekening met de eerste grote liefde van dit meisje, voor Bubi, die net als zij in Praag woonde. En het meisje zelf hield er geen rekening mee dat ze in de onbegrijpelijk onmenselijke toestand in het kamp Terezín (Theresiënstadt) haar nieuwe, grote liefde zou ontmoeten - Jiří. Misschien was het die sterke liefde waardoor ze het allemaal kon overleven.
Maar het moeilijkste moment van haar bestaan moest nog komen: toen na de bevrijding in 1945 de sterke, vrolijke Bubi en het menselijk wrak Jiří op dezelfde dag voor de deur stonden van haar huis in Praag.
Miep Diekmann ontmoette in 1966, tijdens haar eerste bezoek aan Praag, bij toeval Dagmar Hilarová.
Iemand vertelde haar dat Dagmar een van de kinderdichters van het kamp Terezín was geweest. Omdat die gedichten in veel landen vertaald waren, kon Miep Diekmann ze lezen. Maar met Dagmar praten over die zwarte jaren in haar leven bleek onmogelijk. Pas jaren later zei ze eens, naar aanleiding van een verhaal dat in the ddr van haar verschenen was: ‘Als ik mijn gedichten niet had gehad, en de liefde, was ik er nooit doorgekomen.’ En langzaam, in brokstukken en flarden, kwamen toen haar herinneringen los.
Miep Diekmann heeft samen met Dagmar Hilarová, en met hulp van Olga Krijtová als tolk, dit boek geschreven, uitgaande van dat eerste verhaal en Dagmars gedichten. Het werd in 1981 bekroond met de Boekensleutel van de cpnb; met de Premio Europeo di Letteratura Giovanile 1982 (in Padua) en met de Janusz-Korczakprijs 1983 (in Polen).