Het leven van Frank Rozelaar
(1982)–Lodewijk van Deyssel– Auteursrechtelijk beschermdaant.Maandag, 21 Maart 1898, ochtendGa naar margenoot+Het is een gulden gouden dag. Nu komt over de aarde de Schoonheid, waarvan ik hoopte, dat zij mij tot mijne grootste Schoonheid zoude doen gedijen. Ik zag welk licht er was en een klein wit wolkje zoo mooi en zoetjes stijgen in het prachtig | |
[pagina 286]
| |
hemelblaauw, en toen moest ik schreyen. Zal het dan nu voorbij zijn? Moet ik dan juist nu scheyen? O, mijne ziel, o, mijne kracht, of hoe ik U ook noeme, o, alles wat ik heb herkend als weder tot mij gekomen na zoo langen tijd, gij zult mij niet verlaten. Nu, in dit uur, nu ik nog ééns met U alleen ben, nu ik U reeds wel niet innig meer ken, maar toch nog aan U denken kan met spijt en met verlangen, - nu smeek ik U, - gij hoort mij wel - blijf bij mij ook al weet ik 't niet te midden van 't gedachteloze spel der bonte dagen. |