Het leven van Frank Rozelaar
(1982)–Lodewijk van Deyssel– Auteursrechtelijk beschermdaant.Dinsdag, 15 Maart 1898, ochtendGa naar margenoot+De dag, dien ik dacht dat de schoonste misschien zoû zijn, is de aller-leelijkste geworden. Ik heb niets te-rug gezien. Wat is mijn fout geweest? Mijn fout is geweest, dat ik mijne gestemdheid niet tot den hóogen toon der hare op heb kunnen heffen. Ik gevoelde de eerste on-gelijk-stemmige aanraking op het oogenblik zelf. En toen heb ik aan mij de voorkeur bóven háar gegeven. Dít was het oogenblik der wending. Van toen af ben ik steeds leelijker geworden en ben geëindigd met het mij aller-liefste doodelijk te kwetsen. Wat had ik kunnen doen om dit anders te doen zijn?... In-keeren tot mij zelf, dat eerste oogenblik, - héel langzaam bewegen, even geheel stil staan misschien... - Maar ik dácht aan dat inkeeren toen nièt. Wát had ik moeten doen?... Ik weet het niet... Ik heb een teeder bleek gelaat gezien, half terzij zich omwenden naar mij, met het traanblinkend oog. Toen is in de onbeweeglijkheid regen gedaald een langen tijd. Toen is een dichte mist gekomen. |